Catechismus vraag 54 uitleg: Wat gelooft gij van de heilige algemene Christelijke Kerk?
Auteur: ds. W. Pieters
Vorige keer heb ik gesteld dat niet de kerk, maar de Heilige Geest belangrijk is in de heilsbemiddeling. Dit blijft staan; want dit is waar. Maar toch is het goed om dit keer onze volle aandacht te geven aan die niet-zo-belangrijke kerk. Dat doet de Heidelbergse Catechismus ook, en wel omdat de Twaalf Artikelen het doen. Na het achtste artikel 'Ik geloof in de Heilige Geest', volgt het negende 'Ik geloof een heilige algemene Christelijke kerk'. En daarover gaat het nu in vraag en antwoord 54:
Vraag: Wat gelooft gij van de heilige algemene Christelijke Kerk?
Antwoord: Dat de Zoon van God Zich een gemeente - tot het eeuwige leven uitverkoren - vergadert, beschermt en onderhoudt: uit het ganse menselijke geslacht, door Zijn Geest en Woord, in eenheid van het ware geloofs, van het begin der wereld tot aan het einde, en dat ik daarvan een levend lidmaat ben en eeuwig zal blijven.
We kijken nu naar de naam die de kerk in de Twaalf Artikelen krijgt. In de eerste plaats het woord 'kerk'. In het Nieuwe Testament zoek je er tevergeefs na (en in het Oude Testament ook). Komt de kerk dan niet voor in de tijd van de Bijbel? Is de kerk een 'uitvinding' van latere eeuw? Nee, de kerk is waarlijk niet een uitvinding van de tijd nadat de Bijbel werd geschreven, alleen het woord 'kerk' is later bedacht. De kerk heet in het Nieuwe Testament gewoonlijk 'gemeente'. De gemeente in een bepaalde plaats, bijvoorbeeld Efeze; of de gemeente in het algemeen, de wereldwijd verspreide groep van alle ware gelovigen. De kerk is een bijeenkomst. Eén persoon alleen vormt geen kerk. Het is altijd een vergadering. En welke personen vormen dan de kerk? Niet mensen die ervoor geleerd hebben, de ambtsdragers of nog specialer de predikanten. Maar de gemeenteleden. En dan niet zomaar alle gemeenteleden, maar de gelovigen onder hen. De gemeente bestaat in de zichtbare praktijk uit twee soorten mensen: gelovigen en ongelovigen. De ongelovigen geloven wel, maar niet echt. Ze geloven de waarheid van de Bijbel, maar ze vertrouwen God niet met heel hun hart. Ten diepste horen die gemeenteleden niet tot de gemeente, de kerk. Alleen zij die oprecht de Heere in al Zijn beloften geloven, en in Jezus Christus vertrouwen tot hun eeuwige zaligheid, die vormen de gemeente. Zo lezen we in de Nederlandse Geloofsbelijdenis, artikel 27:
'Wij geloven en belijden een enige katholieke of algemene kerk, welke is een heilige vergadering van ware Christen‑gelovigen, al hun zaligheid verwachtende van Jezus Christus, gewassen zijnde door Zijn bloed, geheiligd en verzegeld door de Heilige Geest.'
Deze kerk wordt aangeduid als één. De kerk is niet verdeeld. Er zijn niet twee kerken. Al zijn er honderden (plaatselijke) gemeenten ...; toch: al die gemeenten vormen in al hun verscheidenheid en met al hun verschillen maar ene kerk. Dat kan ook niet anders als je bedenkt dat de gemeente in het Nieuwe Testament (en ook al in het Oude Testament) wordt aangeduid als de 'bruid van Christus'. Welnu, Christus houdt het niet met meer dan één bruid, maar Hij bemint en trouwt er slechts ene. Dat is die ene wereldwijd verspreide kerk.
Een ander woord dat wij in vraag 54 vinden maar dat heel niet bij de kerk past(?) is het woord 'heilig'. Is de kerk eigenlijk wel heilig? Heilig betekent toch: zonder zonde? Hoe zondig is de kerk niet?! Misschien is dat - plus de verdeeldheid tussen allerlei kerkverbanden in je eigen woonplaats en omgeving - wel juist een struikelblok voor jou: die kerkmensen? Ze zijn zo schijnheilig als maar kan. Zegt men niet 'door fijnen en motregen word je bedrogen'?! Motregen lijkt niet zo erg, maar uiteindelijk word je er kletsnat van. En fijnen, kerkmensen, vooral 'rechtsen en zwaren' ..., die bedriegen je ook. Dus - een heilige kerk? Nee, de kerk is allesbehalve heilig. En toch, wát er ook terecht kan worden opgemerkt over vele 'meelopers', naamchristenen, gemeenteleden-zonder-waar-geloof, ja: wát er zelfs ook - helaas - gezegd moet worden van de ware Christen-gelovigen, toch belijden en geloven wij dat er op deze aarde één heilige algemene Christelijke kerk is. Hoe is deze kerk dan heilig? Doordat ze (voorzover het de ware leden betreft!) gewassen is in het bloed van Christus, en door de Heilige Geest geheiligd / apart gezet van de wereld en toegewijd aan God.
Deze kerk wordt ook aangeduid als 'algemene' kerk. In het stukje uit de Nederlandse Geloofsbelijdenis heb je al gezien dat daar het woordje 'algemeen' wordt voorafgegaan door het woordje 'katholiek', wat hetzelfde betekent. Het ene woord is oorspronkelijk Grieks en het andere woord is Nederlands. Wat houdt het in dat de gemeente van God katholiek of algemeen is? Dit, dat ze over heel de aarde verspreid is. De kerk is geen sekte, geen clubje van aparte mensen, verscholen, geheimzinnig. Nee, de kerk staat in het volle leven, ze is openbaar, voor iedereen toegankelijk. Iedereen mag haar vergaderingen bijwonen wanneer haar Heere en Zaligmaker haar toespreekt in de kerkdiensten vanuit Zijn Woord. De kerk is niet stiekum, niet alleen voor ingewijden. Dit is de reden waarom Paulus aan de Korinthiërs schrijft dat het beter is om in het openbaar niet in tongentaal te spreken, maar woorden van gezond verstand. Waarom? Nou, als in zo'n vergadering een ongelovige binnen komt, dan wordt hij door die woorden overtuigd en merkt hij dat God in hun midden is (I Korinthiërs 14 vers 23-25).
Deze kerk wordt verder aangeduid met het woord 'Christelijk'. Dat laat ons zien dat de kerk van Christus is en er ook voor Christus is. Het gaat in de kerk niet om mensen, niet om bekeerde mensen, niet om ambtsdragers, niet om godzalige ambtsdragers, niet om voorgangers, niet om meest-begaafde of meest-zegenrijke voorgangers; het gaat in de kerk om Christus, en om Christus alleen. Christus, de Zoon van de Vader, de Zender van de Geest. Dit woord 'Christelijk' geeft ook meteen de grens aan van de kerk. Alles wat niet van Christus is, hoort er in diepste wezen niet bij. Alles wat niet tot ere van Christus is, moeten we in de kerk niet toestaan, ook geen ogenblik! Allen die niet de Heere Jezus Christus liefhebben in oprechtheid van hart, zijn dan ook geen leden van de kerk. Ze mogen wel in de vergadering / kerkdienst komen, maar ze staan wezenlijk buiten de kerk. Want alleen die de Heere Jezus Christus liefhebben zijn niet vervloekt; want ...
"Indien iemand de Heere Jezus Christus niet liefheeft, die zij een vervloeking; Maran-atha!
Nou, zo iemand kan niet echt lid van de kerk zijn, denk je wel? Het woord 'Christelijk' geeft ook aan Wie het in de kerk voor het zeggen heeft. Niet de paus, niet de synode, niet de kerkenraad, niet de dominee, maar Christus. Christus regeert Zijn kerk, door Zijn Heilige Geest. Daarvoor gebruikt Hij wel ambtsdragers, maar dezen hebben in en vanuit zichzelf geen enkel gezag. Het ambtelijke gezag is gebaseerd op het Woord alleen. Wijken voorgangers in de kerk af van Gods Woord, wijken besluiten van een synode af van Gods Woord, dan hebben ze geen gezag, dan mogen gemeenteleden er niet naar luisteren. Maar als predikers, ouderlingen, diakenen volgens het Woord spreken, dan hebben ze wel gezag. Dan schrijft de apostel Paulus daarover in Hebreeën 13 vers 17:
"Weest uw voorgangers gehoorzaam, en weest hun onderdanig; want zij waken voor uw zielen, als die rekenschap zullen geven; opdat zij dat mogen doen met vreugde en niet al zuchtende; want dat is u niet nuttig."
Het woord 'kerk' komt van het Griekse 'Kuriakè' en betekent: wat van de 'Kurios', de Heere, is. Daarom kunnen mensen geen kerken stichten en ook geen kerken opheffen. Het is alles alleen van de Heere Jezus Christus!
Vergaderen, beschermen en onderhouden zijn de werkwoorden van antwoord 54. De kerk moet eerst worden vergaderd, want door de zondeval zijn alle leden van Christus' kerk verstrooid. Nadat zij bijeenvergaderd zijn, moeten ze worden beschermd, want er dreigen gevaren, dódelijke. En ook heeft de kerk het nodig te worden onderhouden. Waarom? Omdat ze zwak is, en zonder ondersteuning in elkaar zakt. Het Onderwerp van deze werkwoorden is de Zoon van God. Predikanten, zondagsschoolonderwijzers, ouders, enzovoort, kunnen allemaal door Christus worden ingezet bij Zijn kerk-vergaderend werk. Maar uiteindelijk doet HIJ het. Gelukkig maar, nietwaar?! Over deze ene heilige algemene Christelijke kerk belijdt de Heidelbergse Catechismus dat ze er al lang voor de tijd van het Nieuwe Testament was. Van het begin der wereld. Adam en zijn vrouw waren de eerste 'kerkgangers', al gingen ze niet naar een kerkgebouw. Ze vormden samen de kerk, later met hun kinderen. Al de eeuwen vanaf de schepping is de kerk er gebleven. Niet altijd even duidelijk zichtbaar, maar toch: ze was er. Hoe kwam dat? Dat de kerk soms heel klein en voor mensenoog bijna onzichtbaar werd, kwam en komt door het woeden van de vijanden. Dat de kerk desondanks toch bleef en blijft bestaan, is omdat God haar Onderhouder en Beschermer was en is. De Nederlandse Geloofsbelijdenis geeft hier een voorbeeld van in artikel 27:
'... deze heilige Kerk wordt door God bewaard tegen het woeden van de hele wereld; hoewel zij soms een tijdlang zeer klein en als tot niet schijnt gekomen te zijn in de ogen der mensen; zoals de Heere Zich gedurende de gevaarlijke tijd onder Achab zeven duizend mensen behouden heeft, die hun knieën voor Baäl niet gebogen hadden.'
Hoe lang zal de kerk blijven bestaan? Ongeveer alle eeuwen van haar bestaan hebben allerlei mensen beweerd dat het binnen één generatie afgelopen zou zijn met de kerk (dat achterlijke instituut, zoals men haar dikwijls betitelde). Maar met dat al is de kerk er nog steeds, zelfs in deze 21ste eeuw vol techniek, ongeloof, bijgeloof en materialisme. Het wordt door alle gereformeerden meebeleden met de Heidelbergse Catechismus, dat Christus Zijn kerk vergadert tot het einde der wereld. Ja, de wereld komt aan haar einde - indrukwekkende gedachte! -, maar de kerk komt NIET aan haar einde. De kerk blijft tot na de laatste dag, en daarom blijft de wereld ook, zó lang als er nog mensen bekeerd moeten worden. En geen enkele macht kan dat verhinderen. Antwoord 54 vertelt ons ook hóe Gods Zoon Zijn kerk vergadert, namelijk door Zijn Geest en Woord. De Geest is de kracht, het Woord is het middel. Zonder de Geest doet het Woord geen kracht; en zonder het Woord wil de Geest niet werken. Het Woord alleen is letterknechterij. De Geest alleen is geestdrijverij. Beide zijn verkeerd. De vereniging van die beiden, dát is de leer van de Schrift, en dus ook van de Catechismus. En omdat er maar één Bijbel is - ook al zijn er vele vertalingen van die ene Bijbel -, daarom is er ook maar één geloof, tenminste: één waar geloof. De Catechismus had al eerder nadruk gelegd op het geloof dat dit WAAR moet zijn. Schijn en namaak voldoen niet. Daar kun je het een hele poos mee volhouden, maar wanneer het er op aan komt, laten schijn en namaak je volledig in de steek. Waar geloof, echt geloof, zaligmakend geloof, dat is de vrucht van Geest en Woord. Wanneer de Geest Zich aan het (gepredikte of geschreven) Woord verbindt, dán wordt het zielzaligende geloof geboren. En, zoals ik al opmerkte: dat geloof is één. Niet alleen omdat er maar één Bijbel is, maar ook (veel meer) omdat er maar één Geest is, tenminste één Heilige Geest. Er zijn vele geesten, boze en 'schijnheilige' geesten. Maar de Geest van Christus werkt altijd op dezelfde manier en bewerkt dus op alle plaatsen waar in de wijde wereld ook maar een kerk wordt gsticht, dat deze kerk precies hetzelfde geloof heeft als Abraham had of Paulus. Ik zeg niet dat de helderheid en mate van het geloof altijd dezelfde is. De Bijbel spreekt over sterk en zwak geloof, groot en klein geloof. Maar het gaat in antwoord 54 over de kern. En dan geldt: het is altijd hetzelfde geloof, namelijk een geloof waardoor ik (zie antwoord 53) Christus en al Zijn weldaden deelachtig word.
Nu zijn er nog drie dingen in antwoord 54 die onze aandacht vragen. In de eerste plaats het woordje 'Zich'. Aan de drie werkwoorden 'vergaderen, beschermen en onderhouden' zit niet alleen de kerk verbonden, maar ook 'Zich'. Wat houdt dat woordje 'Zich' hier in? Dat de Heere Jezus in alle dingen die Hij voor en met en in Zijn kerk doet, uiteindelijk op Zijn eigen eer en verheerlijking is gericht. Het gaat dus uiteindelijk niet om jou, niet om mij, niet om Gods volk en niet om Gods werk, maar om GODS ZOON. Hij vergadert de kerk voor Zichzelf. Hij beschermt en onderhoudt haar ook met hetzelfde doel: Zichzelf. Het is voor gevallen en egoïstische mensen als wij zijn, best wel moeilijk om dit feit te aanvaarden. Wij plaatsen onszelf zo graag in het centrum. Maar in antwoord 52 zagen we al dat het in de hemelse blijdschap en heerlijkheid uiteindelijk gaat om Christus, de Zaligmaker en Rechter: Hij zal in het jongste gericht mij en alle uitverkorenen tot Zich nemen! En in antwoord 54 is het al niet anders. Ook in de tijd, voorafgaand aan de eeuwigheid, gaat het alleen maar om Hem, van Wie de dichter zingt:
'Mijn hart, vervuld met heilbespiegelingen,
zal 't schoonste lied van enen Koning zingen.
Terwijl de Geest mijn gladde tonge drijft,
is z' als de pen van een, die vaardig schrijft.
Beminlijk Vorst, Uw schoonheid hoog te loven,
gaat al het schoon der mensen ver te boven:
genâ is op Uw lippen uitgestort,
dies G' eeuwiglijk van God gezegend wordt.'
Is Christus jouw Eén en Al geworden, dan wil je graag bij die kerk horen, omdat Christus niet alleen haar Hoofd is, maar ook haar Doel.
Het tweede is, dat van deze kerk staat dat ze ten eeuwigen leven is uitverkoren. Bij de behandeling van antwoord 52 ging het ook (als in het voorbijgaan) over de uitverkiezing en toen schreef ik dat ik er meer aandacht aan zou geven wanneer we aan antwoord 54 zouden zijn toegekomen. Dat is dus nu. Maar toch niet deze maand. Daar zal ik volgende keer een drietal bladzijden aan wijden. Wat nu nog aan de orde komt, is het slot van antwoord 54, waar de leerling / catechisant zegt: ik ben een levend lid van deze kerk en ik zal dat ook eeuwig blijven. Daar komt het op aan: dat ook wij lid van deze kerk zijn. Wat heb je er persoonlijk aan dat je weet: er is een kerk, wanneer je niet weet dat je bij deze kerk hoort? Nu kun je op twee manieren bij deze kerk horen: (a) door geboorte, doop, belijdenis en trouwe kerkgang: uitwendig. Dit is niet onbelangrijk! Maar als er niet meer is, dan is het toch te weinig. De tweede manier (b) is: door geloof, wedergeboorte, dagelijkse bekering. Dan ben je ook uitwendig lid van de kerk, maar niet alleen uitwendig. Dan ben je vooral inwendig lid. En daar doelt antwoord 54 op. Want er staat met nadruk dat ik een LEVEND lid van die heilige Christelijke kerk ben. Levend ben je niet krachtens je geboorte uit Adam. Wij zijn allen dood in en door de zonden en de misdaden. Wij zijn doodgeboren kinderen en wij baren doodgeboren kinderen (tenzij God reeds in de moederschoot het nieuwe leven schenkt, zoals bij Johannes de Doper). Hoe word je een levend lid? Niet door de doop, niet door belijdenis doen, niet door aan het avondmaal deel te nemen, of door predikant te worden. Je kunt alleen maar een levend lid worden door de wedergeboorte uit de Heilige Geest. En hier zitten we weer op hetzelfde spoor van antwoord 53, waar we ook onze afhankelijkheid - niet van de kerk of een ambtsdrager, maar - van Gods Geest voorgesteld krijgen. Daarom blijft er maar één ding over: bid onophoudelijk om die Geest, van Wie de geloofsbelijdenis van Nicea zegt: Die Heere is en LEVEND maakt!