Hoe moet ik omgaan met egoisme
Auteur: ds. W. Pieters
Een Nederlandse vertaling voor het buitenlandse woord ‘egoïsme’ is ‘zelfzucht’. Net zoals drankzucht niet goed is, is ook zelfzucht niet goed. Egoïsme is nooit goed. Dit betekent dat het ego, het ik, niet in de belangstelling mag staan. En toch staat het altijd in de belangstelling. Wij vinden onszelf belangrijk genoeg om veel aan onszelf te denken. Wij vinden onszelf zo belangrijk, dat wij vinden dat alle mensen ons belangrijk moeten vinden. Het is dan ook een hele strijd om zelfzucht te overwinnen. Toch is deze strijd niet onbelangrijk, al was het alleen al voor je zelf. Egoïsme maakt namelijk ellendig. Het staat ons echte levensgeluk in de weg. We leven verkrampt, onder een tirannie van het ik. Wie zichzelf verliest, zal het winnen. Maar wie zichzelf zoekt de handhaven, zal onvermijdelijk zichzelf verliezen. Geen armer leven dan het leven van de egoïst. Om het heel vreemd te zeggen: alleen al uit egoïstische motieven moet jij je egoïsme overwinnen… Hoe leer jij je egoïsme overwinnen? Liefde! De grootste egoïst, wanneer hij liefde krijgt voor zijn naaste, is geen egoïst meer.
De titel van deze rubriek luidt hoe je moet omgaan met egoïsme, en dan denk ik met name aan het egoïsme dat je in anderen ontmoet. Het kan zijn in je eigen vrouw, of in je eigen man, in je eigen vader, of in je eigen moeder, in je eigen gezinsleden, in je eigen vriendenkring, en op het werk. Het egoïsme van je naaste kun je alleen overwinnen, hoe vreemd het ook klinkt, door hem of haar liefde te geven. Onzelfzuchtige liefde (zo tegenovergesteld aan zelfzuchtige ‘liefde’) is het enige waardoor een egoïst, menselijk gesproken – wij belijden: onder Gods zegen(!) – zijn egoïsme kan kwijtraken.
We kennen allemaal de uitspraak: drank maakt meer kapot dan je lief is. Van egoïsme kan ik hetzelfde zeggen. Huwelijken gaan kapot, vriendschappen gaan kapot, kerkelijke gemeenschappen gaan kapot, allemaal door EGOÏSME. Alle oorlogen komen voort uit egoïsme: ik wil hebben wat de ander heeft en ik ben niet tevreden met wat ik heb. Wat ben jij een gezegend mens wanneer je geen egoïst bent. Nu klinkt dat heel simpel, maar het is niet zo eenvoudig. Want een egoïst denkt dat hij geen egoïst is; en andersom. Heb jij er last van dat je zoveel egoïsme in je hart en gedachten tegenkomt, zoveel zelfzucht? Over egoïsme en christendom las ik het volgende stukje.
Mensen zijn geneigd voor zichzelf te kiezen wanneer het erop aankomt. Mensen zijn moeilijk materiaal. Onder onze vriendelijke en rationele buitenkant gaan, als God het niet verhoedt, behoorlijk wat nare dingen schuil. In de vorige eeuw heeft Freud dat ook ontdekt, maar christenen wisten het allang. De Bijbel verklaart dit uit de breuk die er is tussen God en mens. Mensen zijn daardoor vervreemd van God, van elkaar, van zichzelf en van de natuur. Dit is, zogezegd, het uitgangspunt. Het christelijk geloof schat dit probleem heel diep in. Er is denk ik geen godsdienst te vinden die een minder rooskleurig mensbeeld heeft dan het christendom. Tot onze dood blijven wij de mensen die wij zijn: als de omstandigheden gunstig zijn, weten wij ons egoïsme er aardig onder te houden en goed te socialiseren, maar wanneer dat minder is, komt naar boven wie we echt zijn. Gelovigen zijn mensen als elk ander mens; ze lijden aan dezelfde gebreken, zijn net zo egoïstisch enz. Het verschil is dat ze een ander richtpunt hebben: ze volgen Jezus, althans proberen dat te doen. Hij is het Die hen redt, niet hun prestaties.
Ben jij een egoïst? Bedenk dan dat je geen ander mens hoeft te zijn om bij de Heere Jezus welkom te zijn. Een duidelijk voorbeeld dat Jezus raad weet met egoïsme, zowel bij jou als bij een ander, vind je in Lukas 19, de geschiedenis van de rijke en voorname tollenaar Zacheüs. Niemand had veel met hem op. Waarom niet? Ik vermoed mede omdat hij zo’n egoïst was: ikke, ikke ikke, en de rest... Wanneer Jezus in zijn leven binnenkomt, wat gebeurt er dan? Lees maar in vers 8:
“Zacheüs zei tot de Heere: zie, de helft van mijn goederen, Heere, geef ik aan de armen; en als ik iemand iets door bedrog ontvreemd / gestolen heb, dat geef ik vierdubbel terug.”
Was hij nog een egoïst? Jij weet het antwoord, nietwaar? Wat denk je: had Zacheüs een zuurder leven toen hij zoveel geld en goed kwijtraakte omdat Jezus in zijn leven was gekomen óf toen hij nog een egoïst was? Het zesde vers van dit hoofdstuk tekent in één woord, wat niet geldt voor egoïsten, maar wel – een leven lang! – voor mensen die net als Zacheüs Jezus hebben ontmoet.