Waar jij mee zit: hoofdbedekking tijdens het bidden
Auteur: ds. W. Pieters
“Geldt het woord van I Corinthiërs 11 over die hoed ook voor het bidden aan tafel?”
In I Corinthiërs gaat het waarschijnlijk over de situatie in de gemeentelijke samenkomst. Dáár juist gebeurt het dat vrouwen hun hoofdbedekking af doen, omdat ze menen dat er nu geen onderscheid meer is tussen mannen en vrouwen. Paulus maakt nu duidelijk dat het onderscheid tussen mannen en vrouwen ook in de gemeente van Christus geldt. En dat het dus helemaal verkeerd is als vrouwen dit uit het oog verliezen. De hoofdbedekking van de vrouw heeft dus in de eerste en voornaamste plaats te maken met het samenkomen in de gemeente.
Wie voor zichzelf dit woord ook van toepassing acht op het bidden en luisteren naar Gods Woord in de huiselijke situatie, die heeft mijn diep respect. Maar Paulus heeft het daar niet speciaal over.
Dit soort vragen ─ dat niet direct in de Bijbel beantwoord wordt ─ valt onder de algemene regel van Romeinen 14. Paulus behandelt daar de vraag of iets wel of niet geoorloofd is. Wanneer we niet uit Gods Woord kunnen besluiten dat het niet geoorloofd is, en iemand voelt zich toch in zijn gemoed en geweten bezwaard om het te doen, dan moet hij het niet doen. En kort samengevat schrijft de apostel dan in vers 5: een ieder zij in zijn eigen gemoed ten volle verzekerd.
Ben je er niet zeker van? Denk je dat je beter een mutsje op je hoofd kunt zetten op catechisatie of bij het bidden aan tafel? Doe dat gerust en bid de Heere om niet wettisch, maar Evangelisch te mogen zijn met je hart.
Wat bedoel ik met wettisch? Dat je heimelijk denkt: ik ben beter dan anderen. Of: nu zal ik God meer aangenaam zijn dan anders.
Evangelisch daarentegen is, dat je er grondig van bent doordrongen: ik kan voor God niet bestaan dan alleen door het geloof in Jezus Christus. Buiten Christus om moet God mij haten, met of zonder hoofddeksel. Maar door het geloof in Christus ben ik heilig in Gods oog, en dat ik nu mijn hoofd bedek, is dan ook alleen uit liefde tot de Heere en Zijn dienst. Niets meer, niets minder!
Zó alleen is het goed.
Veroordeel niemand die het niet doet en laat niemand jou verachten omdat je het wel doet.