UIt de brieven van D.J Crag (2)
Auteur: ds. W. Pieters
Dank u wel voor uw brief. Dat was echt een blijde verrassing. En als het niet teveel tijd en moeite kost, ontvang ik graag weer een schrijven. Ik heb niet beseft dat ik bij uw eerste gang naar het Heilig Avondmaal dat kostelijk hoofdstuk las. O, dat deze zo vertroostende Schrift, zo diep, zo rijk, zo heerlijk, zo wonderlijk ... ons des te inniger aan de HEERE verbinde. O, het gelovig, ootmoedig en nochtans vrijmoedig werkzaam zijn met Zijn beloften ..., wat is dat God-verheerlijkend en zielverkwikkend! "Stort uw hart uit voor het Aangezicht des HEEREN als water", zo overdachten we onlangs uit Klaagliederen 2 vers 19. Moge des HEEREN licht over u tezamen schijnen om Hem vertrouwend te volgen:
terwijl u dagelijks om eenswillendheid met Hem mag vragen;
uw man, uw kinderen aan Hem op mag dragen;
zo moeite, druk en kruis op u mag nemen zonder te klagen;
ook in Zijn kracht, door Zijn onderwijzing en bescherming dagelijks allerlei smaad om Zijnentwil mag verdragen
en uiteindelijk ondanks de felste aanvechtingen van satan niet hoeft te versagen,
maar versterkt door middel van Zijn vriendelijke en waarachtige beloften u recht ootmoedig en christelijk mag gedragen.
O, wat is God goed, geliefde vriendin, en dat voor een albederver. Ja, dat woord kan ik gemakkelijk neerschrijven, maar ik meen het! Ik ben daadwerkelijk een albederver. Ik kan niet anders en soms wil ik ook niet anders dan alleen maar kwaad doen, God bedroeven, Hem tot toorn verwekken. En als ik dan uw brief lees, waarin zo'n tere toon klinkt, dan schaam ik mij des te meer. Hoe moet dat nu? Ik kan helemaal geen predikant wezen, want hoe grote bedrieger een ander zich ook moge voelen, ik moet mij schamen, dat ik een grotere ben ...
Hoe hebt u het zelf? Mag er nog een verborgen omgang met de HEERE, de God van uw Doop, de God van genadige verbondstrouw, geschonken en beoefend worden? Hij zegene u in uw huwelijk en in uw gezin, naar lichaam en ziel, voor tijd en eeuwigheid, om Jezus' wil!
Het gewone is niet gewoon, het kleine is niet klein en het alledaagse is niet alledaags, wanneer het van God komt. Wie maar door ontdekkend licht van de Heilige Geest een onwaardige in zichzelf mag worden vanwege al zijn God-verdenken en wereldgelijkvormigheid en aardsgezindheid en onoprechtheid en vleselijkheid, gevoelt wel dat het minste van Gods goede gaven veel is en dat de kleinste van Zijn bemoeienissen met zulke afhoereerders groot is. Dan, wanneer we bij tijd en wijle Zijn grootheid in ál Zijn werken mogen bespeuren, tot in het groeien van het gras, het bloeien van een roos; tot in het vallen van de regendruppels en het stralen van de zon, dàn wordt Psalm 8 vers 2 in onze ziel geboren: “O HEERE, onze Heere, hoe heerlijk is Uw Naam op de ganse aarde; Gij, Die Uw Majesteit gesteld hebt boven de hemelen.” En zo onderwees de grote Schepper aller dingen, Die het zuchten van uw ziel heeft gehoord, u in die `kleine' dingen van regen en droogte, van zonneschijn en kilte.
Trouwens, mag ik het volgende vers van Psalm 8 er ook bij schrijven, opdat u in uw grote verantwoordelijkheid voor uw kinderen enigermate verkwikt worde: “Uit de mond der kinderkens en der zuigelingen hebt Gij sterkte gegrondvest.”
Ik kan u goed verstaan in de uitspraak van uw geliefde prediker: als ons hart er vol van is en als er door de Heere een verbinding vanuit de gemeenschap der heiligen is gelegd met iemand, dan kunnen we wel uren met die persoon spreken over God en Goddelijke zaken en willen we al onze hartsgeheimen, die er tussen de Heere en onze ziel omgaan, wel vertellen. Dan voel ik precies wat een vriend eens zei over de band tussen (sommige) kinderen van God: `die is nauwer, dan tussen man en vrouw'. Dat is wel een gevaarlijke uitspraak, maar het is desondanks toch Bijbels, want David zegt in II Samuël 1 vers 26 over zijn innige betrekking tot Jonathan: “gij waart mij zeer lieflijk; uw liefde was mij wonderlijker dan de liefde der vrouwen.”
Daarom kon die prediker/vriend ook in uw hart die grote en vooraanstaande plaats innemen, door zijn geschriften. Daarom kon hij zelf in zijn dagen ook zulke openhartige brieven, vol van eerlijke zelfkritiek, aan zulke trouwe en innige vrienden schrijven, waarin hij allerlei roerselen van zijn ziel bloot legt.
Als we de brieven van Gods oude knechten lezen, verstaan we hoe afhankelijk die mannen waren en hoe afhankelijk al Gods knechten zich dienen te voelen van de dagelijkse invloeiing van de Heilige Geest, Zijn verlichting en onderwijzing. En u gevoelt hoe aanhankelijk zij leefden, maar tegelijk niets goeds over zichzelf konden denken! Zelfs Paulus vraagt aan de lezers van zijn brieven: bidt voor ons! En hij zegt te smeken voor de Efeziërs ─die al met de Heilige Geest der belofte verzegeld waren en dus in Christus met God verzoend waren!─, dat de God van onze Heere Jezus Christus, de Vader der heerlijkheid aan hen zou geven de Geest der wijsheid en der openbaring in Zijn kennis, namelijk verlichte ogen van hun verstand opdat zij zouden weten, welke de hoop was van Zijn roeping. O geliefde vriendin, dat mag ik ook gedurig vragen voor u en de uwen: Heere, geeft U ze tezamen de Geest der wijsheid en der openbaring in Uw kennis. Verlicht hun ogen, doe hen weten welke de heerlijkheid is van Uw erfenis in al Uw kinderen.
Vanmorgen las ik een hoofdstuk uit de grote John Owen over de overdenking van de heerlijkheid van Christus. O, als ik dat lees, dan moet ik haast zin voor zin mij zo schamen en het de Heere belijden: ik ken er niets van! Dan vraag ik mij zo vaak af: ontbreekt bij mij niet alles? Vanmorgen kon ik niet anders zeggen, dan: Heere, in mijn preken ontbreekt vast alle leven en Geest. Vanmorgen heb ik wat vaak moeten ophouden met lezen en mezelf beschuldigen: ben ik niet geheel vleselijk, aards, onbekeerd? Ben ik niet tot en met de dag van vandaag een bijna-christen?
O, ik weet wel dat het niet zo is en ik weet heel goed wat de HEERE aan mijn ziel heeft gedaan. Maar ik heb de Heere zo ver `weggeduwd' uit mijn leven. Ik ben zo onachtzaam geweest om de Heere Jezus Christus bij mij te houden, wanneer Hij mij kwam opzoeken met Zijn Geest, tot verbreking van mijn hart en tot verkwikking en verheuging van mijn geest. Ik herinner me nog levendig 13 maart dit jaar. Toen las ik een boekje over een kreupel, maar Godzalig jongetje... O, wat heb ik door Gods Geest die nacht veel geweend over mijn zonden. God verbrak onder het lezen mijn hart. Een ander vindt er misschien niets in en ik vind er misschien nu ook niets in terug, maar toen, toen de Heere mijn ziel open legde onder het lezen van die gevoelvolle beschrijving van het tedere geloofsleven van die lieve jongen, toen heb ik geweend en getreurd zoals ik in jaren niet heb gekend. Maar nu is het 7 maanden verder, en hoe is het nu?