Over Psalmen en Gezangen gesproken! (Deel 4)
Auteur: W. Kok VDM
Dit is deel 4 in een serie van vier artikelen: deel 1, deel 2, deel 3 en deel 4. U kunt ook de complete studie als PDF document downloaden.
4. Gezangen
Koekoekszang
Wie op internet nagaat waarom het zingen van gezangen in de eredienst beslist geen aanbeveling zou verdienen, ontdekt dat het koor van tegenstanders vrij eenstemmig is. Helaas zingt men altijd hetzelfde liedje: de koekoekszang het gaat om een eindeloze herhaling van argumenten, die ondertussen niet zuiver blijken te zijn.
Onhoudbare argumenten
Tegen het zingen van gezangen in de eredienst worden niet zelden de volgende onhoudbare argumenten aangevoerd.
- Met de psalmen zingen we Gods eigen Woord
We kunnen niet genoeg onderstrepen dat dit niet juist is. We zingen een berijming van de psalmen. Tussen de onberijmde tekst van de psalmen en de berijmde tekst mogen we niet zomaar een is-gelijk-teken zetten, terwijl het berijmen van psalmen altijd te maken heeft met exegese/verklaring psalmberijmers mogen niet eigenmachtig bepalen welke exegese de juiste is. - De Bijbel gebiedt het zingen van gezangen niet
Dit argument komen we sinds 1980 in diverse bewoordingen herhaaldelijk tegen in de acta van de generale synode van de CGK. We willen dan in de Schrift een duidelijk gebod vinden met betrekking tot het zingen van gezangen. Als we dat letterlijk zouden tegenkomen, dan zouden we ons daarnaar richten. Een dergelijke benadering riekt echter naar biblicisme. Er zijn namelijk diverse zaken die we belijden, terwijl daarvoor geen direct gebod of verbod in de Bijbel te vinden is.
Om een voorbeeld te noemen. Nergens in de Bijbel komen we een gebod tegen dat kleine kinderen behoren gedoopt te worden. Toch dopen wij onze kinderen, omdat we in de Bijbel diverse lijnen tegenkomen die erop wijzen dat ze behoren gedoopt te worden.
Zo is het ook met de kwestie van de gezangen. We zullen straks Bijbelse lijnen laten zien waaruit we kunnen opmaken dat voor de christelijke gemeente het zingen van gezangen eigenlijk een vanzelfsprekende zaak dient te zijn. De vraag is niet of gezangen wel gezongen mogen worden, maar welke gezangen er gezongen mogen worden.Overigens luidt het volledige argument in de voornoemde acta: De Bijbel gebiedt het zingen van gezangen niet, maar verbiedt het ook niet. Met het laatste wil men dan aangeven dat gemeenten de vrijheid behoren te hebben om wel gezangen te zingen. Hierbij moet echter wel bedacht worden dat de kerk er dan niettemin verantwoordelijk voor blijft erop toe te zien welke gezangen gezongen worden ze behoren in overstemming met Schrift en belijdenis te zijn. Dat behoren de gezamenlijke kerken synodaal vast te stellen!
Nu zouden we de kwestie van het wel of niet mogen zingen van gezangen kunnen gaan rangschikken onder de categorie adiafora, de middelmatige dingen waarin je elkaar als kerken vrij moet laten. Toch ligt dit minder eenvoudig dan soms wordt gedacht. We kunnen van sommige zaken ook te gemakkelijk zeggen dat ze in de sfeer van de christelijke vrijheid liggen. In het geval van de gezangen moet echter gezegd worden dat het gaat het om een zaak die niet tot de ‘middelmatige’ dingen gerekend kan worden. Terecht bracht het deputaatschap voor het onderzoek naar het kerkelijk lied (CGK) naar voren dat in de reactie uit de kerken ook wordt benadrukt dat de zaak van de Schriftuurlijke liederen naast de Psalmen “niet tot de ‘middelmatige’ dingen gerekend kan worden, en dat naar de eis van de heilige Schrift de eenheid in de waarheid gezocht en betracht dient te worden”. (Zie Acta generale synode CGK 1983, 38, derde alinea) - Door gezangen komen dwalingen in de kerk.
Deze gedachte komen we zelfs tegen in de acta van de synode van de CGK.Zie acta 1983 synode CGK, 62 onder ‘van oordeel’ 3e. De synode is van oordeel dat aan de roeping tot het bewaren van het Woord van God op de meest strikte wijze gestalte gegeven moet worden, “zo worden in ieder geval niet via het zingen van liederen die geen berijmde Schriftgedeelten zijn, dwalingen verbreid”. Echter, als er inderdaad via het zingen van deze liederen dwalingen worden verbreid in de kerken, dan heeft de CGK verzuimd om deze liederen te toetsen alvorens ze vrij te geven voor gebruik in de kerken!
Opmerkelijk is evenwel, ook al staan er in de OB (remonstrantse) dwalingen, toch hebben deze echter geen aanwijsbare invloed gehad op de leer en prediking binnen de reformatorische kerken. We zouden hier kunnen spreken van een zeer gelukkige inconsequentie, omdat normaal gesproken de liederen die gezongen worden binnen een kerkverband ons iets laten zien van de theologische gedachten die daar leven.
Hoewel deze theologische gedachten niet door iedereen worden aangehangen, worden deze kennelijk wel gedoogd, zij het met tegenzin omdat men nu eenmaal tot een kerkverband behoort (bijv. de PKN), waarin meer pluriformiteit in de leer mogelijk is dan men lief is. Dat laatste laat men dan uitkomen door bepaalde liederen niet te laten zingen, zoals bijvoorbeeld bij gemeenten die zich rekenen tot Gereformeerde Bond. Datzelfde verschijnsel zien we bij gemeenten die zich (evenals de Gereformeerde Bond) rekenen tot de gereformeerde gezindte waar men de psalmen die een remonstrantse invloed verraden niet laat zingen.
We moeten juist voorkomen dat dwalingen in een kerkelijke liedbundel komen. Dat doen we door het aanbod van gezangen te keuren voordat ze worden opgenomen in een bundel. Op die manier voorkomen we dat er een bundel komt met gezangen waarin dwalingen staan.
Dit betekent mijns inziens dat het Liedboek niet als liedbundel op de kerkbank behoort te liggen bij gemeenten binnen de gereformeerde gezindte, aangezien het Liedboek meer een bloemlezing is van wat er zoal binnen de rooms-katholieke en protestantse traditie werd/wordt gezongen, dan dat het een verantwoorde liedbundel genoemd kan worden voor de gereformeerde gezindte. Krijgt het Liedboek op die manier niet de status van een confessie? In ieder geval is deze bundel nogal eens in strijd met Gods Woord en onze belijdenisgeschriften.Zie bijvoorbeeld het lied over Sinterklaas! Liedboek 745 (‘Uit de schemer van de tijden’ we drukken slechts drie verzen af zie eventueel ook lied 744: Sint Maarten, strijdbaar man (hij wordt bezongen als een goedheiligman)
1. Uit de schemer van de tijden
doemt een oergestalte op,
met legenden, staf en mijter,
beeld van het erbarmen Gods.
Nicolaos, zegevieren
zal het recht voor heel het volk,
sta ons bij nu wij hier bidden,
wees van onze woorden tolk.3. Sint Niklaas, die weet wat recht
is en wat slecht is ondervangt,
vrijgekocht heeft hij drie dochters
van een redeloze man.
Driemaal werpt hij gulden klompjes
door het venster aan de straat,
driemaal ziet een dochter toekomst,
wordt een vrouw, krijgt nieuwe staat.5. Al wie varen op het water,
zelfs de scheepslui op de wal,
mogen om Sint Niklaas vragen,
want hij kent zijn makkers wel.
Op de zeen, woedend, ziedend,
in de stilte voor de storm,
in gebed of in verstrooiing,
Nicolaos, pleit voor ons. - Calvijn was eigenlijk tegen gezangen.
Dit is pertinent onjuist. Er staan zelfs enkele gezangen in het Geneefse Psalter. Calvijn vond wel dat het primaat bij de psalmen moest liggen. Bovendien zijn sommige psalmen in de OB wel zo vrij berijmd dat het meer gezangen zijn geworden.
De kerk zal in haar lied ook recht willen doen aan de voortgang van de heilsgeschiedenis
- Niet alleen Gods daden in het OT bezingen, maar ook die in het NT
In het OT horen we telkens weer de oproep om de daden van de HEERE te gedenken. Gods volk geeft daar in het geloof gehoor aan: Wij zullen de daden van de HEERE gedenken, ja, ik zal gedenken aan Uw wonderen van oudsher (Ps.77:12).
Bij de nieuwe daden van de HEERE past ook een nieuw lied: Zing de HEERE een nieuw lied, want Hij heeft wonderen gedaan. Zijn rechterhand en Zijn heilige arm hebben Hem heil gebracht (Ps.98:1).
Zal de gemeente van het NT in haar lied dan niet Gods heilsdaden in Jezus Christus mogen bezingen? (vgl. Openb. 5:9v, en andere NT-ische hymnen zoals Fil.2:5-11 en 1Tim.3:16) - Het perfectum profeticum en de NT-ische vervulling
Hier valt ook te wijzen op het zogenaamde perfectum profeticum. Daarmee wordt bedoeld dat de OT-ische profeten vaak zo over toekomstige gebeurtenissen profeteerden alsof die al hadden plaatsgevonden. Zie bijvoorbeeld Jes. 53 over de Knecht des HEEREN, dat ziet op Jezus Christus, met o.a. de bekende woorden: Als een lam werd Hij ter slachting geleid als een schaap dat stom is voor het aangezicht van zijn scheerders, zo deed Hij Zijn mond niet open (vs.7). Tegelijk zegt de apostel Petrus van de OT-ische profeten, dat “zij onderzochten op welke en wat voor tijd de Geest van Christus, Die in hen was, doelde, toen Hij tevoren getuigde van het lijden dat op Christus komen zou, en ook van de heerlijkheid daarna.” (1Petr.1:11) Zullen wij dan mogen zwijgen in ons lied over Jezus Christus van wie wij weten dat Hij het eens en voor altijd geslachte Lam is? De kamerling las Jes.53 en Filippus verkondigt hem vanuit dat Schriftgedeelte Jezus. Jes.61 spreekt over het komende jubeljaar van de verlossing, dat begint met de woorden: De Geest van de Heere HEERE is op Mij, enz. Jezus leest dit voor in de synagoge van Nazareth en zegt dan: Heden is deze Schrift in uw oren in vervulling gegaan (Luk.4:21): De Geest rust op Jezus en in Hem is het jubeljaar van de verlossing aangebroken! Zouden wij dan in ons lied niet mogen jubelen over Hem? Het is goed hierbij in te gaan op de veelgehoorde bewering dat wanneer de NT-ische gemeente enkel de psalmen zingt, zij daarmee toch het volle heil van God in Christus bezingt, omdat in Christus de psalmen vervuld zijn; zij zou daarmee niet de NT-ische heilsopenbaring veronachtzamen.In de Acta van de synode van de CGK 1983, 62, lezen we onder ‘van oordeel’ punt 4 dat gezegd kan worden “dat, wanneer de gemeente de oudtestamentische Psalmen zingt, zij daarin ook bezingt het volle heil van God in Christus, in Wie immers ook de Psalmen hun vervulling hebben gevonden, en daarmee de nieuwtestamentische heilsopenbaring niet wordt veronachtzaamd”.
Allereerst dient opgemerkt te worden dat we het dan voornamelijk hebben over de zogeheten Messiaanse psalmen (2, 8, 16, 22, 34, 35, 40, 41, 45, 68, 69, 72, 109, 110, 118). Daarvan zouden we dus in elke eredienst wel een paar moeten zingen, willen we als christelijke gemeente christologisch zingen. Echter, vaak haast men zich om erop te wijzen dat we ook nog de ‘enige gezangen’ hebben. Alsof we met dit alles tezamen een wel erg ruim aanbod van psalmen en liederen hebben om het volle heil in Christus te bezingen. Overigens, we zullen m.i. onderscheid behoren te maken tussen de profetie van het volle heil in Christus en de vervulling daarvan.
Ondanks het feit dat de profeten over het Messiaanse heil spraken alsof het al een feit was (perfectum profeticum), toch beseften zij terdege dat de vervulling in de toekomst lag (1Petr.1:11!). Door het geloof mochten de profeten en de gelovigen, die leefden in de oudtestamentische bedeling, zich de beloften aangaande het heil dat God in de komende Messias zou bereiden al toe-eigenen.
Wij echter mogen weten dat de Messias gekomen is en terugzien op de geboorte, het lijden en sterven, de begrafenis, opstanding en hemelvaart van Jezus Christus en de uitstorting van Zijn Geest. Zouden wij dan nalaten te zingen over Jezus? Over Hem zei Petrus het op de pinksterdag immers: En de zaligheid is in geen ander, want er is onder de hemel geen andere Naam onder de mensen gegeven waardoor wij zalig moeten worden (Hand.4:12).
We mogen zingen van Jezus Christus die alles heeft volbracht en die ook weerkomt. We zien door het geloof ook vooruit. “Daarom verwachten wij die grote dag met een groot verlangen, om ten volle te genieten de beloften Gods, in Jezus Christus onze Heere.” (NGB art.37 slot) - De rijkere openbaring van God over Zichzelf: de drie-eenheid
Terecht zegt art.9 NGB: Wat voor ons wat duister is in het OT wordt ons duidelijker verklaard in het NT. De ene God openbaart zich aan ons als Vader, Zoon en Heilige Geest. Wat een verrijking geeft dat voor ons m.b.t. prediking, gebed en lied. In dat alles mogen wij onze God in zijn onderscheiden Personen kennen, eren en aanbidden. Het geeft een verrijking voor ons geloofsleven met name wat betreft onze geloofsgroei, levensheiliging en levensverwachting.Tevens geeft het ons de mogelijkheid om bepaalde dwalingen beter te onderkennen. Denk bijvoorbeeld aan het patripassionisme of theopaschitisme, dat leert dat God de Vader heeft geleden i.p.v. Gods Zoon als mens. In een bekend lied van Loek van der Leeden, door veel koren gezongen, komt deze dwaling naar voren:
Onze Vader, die ons geeft daag’lijks brood
en zelfs voor ons stierf de bitt’re dood.
Niet God de Vader stierf de bittere dood, maar Gods Zoon als mens! - Overeenstemming tussen preek en liederen
Wanneer wordt gepreekt uit het OT behoort de lijn doorgetrokken te worden naar het NT. Het is vanzelfsprekend dat dit ook gebeurt t.a.v. het lied. Het is niet te verdedigen waarom in de preek wel eengezang aangehaald mag worden, terwijl het niet door de gemeente gezongen mag worden.
Wie vanuit de OT-ische offerdienst of vanuit Jes.53 (het Lam dat ter slachting werd geleid) de lijn uiteraard terecht doortrekt naar Jezus Christus als het Lam van God, kan als antwoord op de preek niet volstaan met het zingen van Ps.118:13, Bindt d’ offerdieren dan met touwen tot aan de hoornen van ’t altaar. -
Analogiebewijs
De bewering dat we geen gezangen behoren te zingen, omdat we aan de psalmen genoeg hebben, is niet vol te houden. Immers, dan kunnen we ook zeggen dat we geen belijdenisgeschriften nodig hebben, omdat we aan de Bijbel genoeg hebben. We spreken zelfs over de catechismusprediking! Natuurlijk, die moet Schriftuurlijk zijn. Maar dat moet ook gelden voor de gezangen die gezongen worden! -
Psalmen, lofzangen en geestelijke liederen
De trits psalmen, lofzangen en geestelijke liederen (psalmos, humnos en ooidè) komt twee keer voor bij Paulus.
Deze drie termen worden alle drie gebruikt in de titels van psalmen in de toen gangbare Griekse vertaling van het OT, de Septuagint. Een duidelijk onderscheid tussen deze termen vindt men moeilijk aan te geven. Ze worden vaak gezien als een aanduiding van alle soorten godsdienstige liederen. (Vgl. Woordenboek voor bijbellezers, s.v. lied, psalm, 360)Ef.5:19
en spreek onder elkaar (of: tot elkaar, heautois) met psalmen, lofzangen en geestelijke liederen, en zing voor de Heere en loof Hem in uw hart,Kol.3:16
Laat het woord van Christus in rijke mate in u wonen, in alle wijsheid onderwijs elkaar en wijs elkaar terecht, met psalmen, lofzangen en geestelijke liederen. Zing voor de Heere met dank in uw hart.Hoewel we deze teksten strikt genomen niet nodig hebben als een bewijs voor het goedrecht van het zingen van gezangen of geestelijke liederen, is het veelzeggend dat Paulus in Kol.3:16 zegt dat het Woord van Christus in rijke mate in de gemeenteleden moet wonen, terwijl hij daarbij meteen het lied ter sprake brengt. Het Woord van Christus moet kennelijk ook de inhoud van het lied bepalen. Met Floor kunnen we zeggen: “De liederen verwijzen stellig niet alleen naar oudtestamentische psalmen, ze zijn zeker ook sterk op het heilswerk van Christus gericht en hebben een eschatologische toespitsing. Alle drie woorden die Paulus gebruikt, hebben betrekking op de nieuwtestamentische ‘psalmen’ en liederen waarin het werk van Christus en de Geest direct onder woorden wordt gebracht als uitgangspunt voor onderlinge versterking en bemoe- diging en vermaning”. (Dr. L. Floor, Efeziërs, 184)
De bundel ‘Weerklank’
De commissie Schroten heeft nagenoeg enkel geput uit reeds bestaande bundels en daarnaast slechts een erg klein aantal huidige dichters benaderd.
Opvallend vaak komen we het dichter-duo A. Schroten/H. van ’t Veld tegen.
Jammer vind ik dat uit de bundel ‘Schriftberijmingen’ van de CGK niet lied 39 van J. Groeneveld is opgenomen, dat zeer goed past bij een doopdienst. Overigens, waarom is zijn lied over de instelling van het HA (51) niet ondergebracht bij de LITURGISCHE MOMENTEN - Heilig Avondmaal (de liederen 324 – 338)?
Misschien heeft men sommige liederen van hen echter wel bekeken maar werden deze ‘te licht bevonden’. Ondertussen blijven deze dichters dan wel met de vraag zitten waarom hun werk benedenmaats bleek te zijn. In de bundel is ook een berijming van de catechismus opgenomen van dr. H. van ’t Veld. Deze liederen verschenen eerst in de bundel ‘Ik wil zingen van mijn Heiland’ en zijn gemaakt op de wijs van bekende psalmen en gezangen. Hoewel ik de berijmingen van dr. H. van ‘t Veld over het algemeen waardeer, komt zijn catechismusberijming – al geldt dit beslist niet voor alle berijmingen! – bij mij nogal eens te beschouwend en te dogmatisch over.
Lied 398 (naar zondag 33; mel. Psalm 136)
- Wordt een mens tot God bekeerd,
dan verandert zijn bestaan:
d’oude mens sterft af, verteert
en de nieuwe mens treedt aan. - D’oude sterft af, als het hart
dat van God was afgekeerd,
Hem vertoornde, vol van smart
zonde nalaat meer en meer. - Is de nieuwe opgestaan
roemend Hem die heeft verzoend,
dan vangt de begeerte aan
goede werken te gaan doen. - Goede werken komen voort
uit geloof in God de Heer.
Hun norm is zijn Wet, zijn Woord
en hun doel zijn lof en eer.
Bovendien lijkt mij de schrijfwijze d’oude allerminst fraai zeker niet als je bij couplet 2 het woord ‘mens’ er ook nog bij moet denken.
Lied 393:6, 7, 8 (naar zondag 29; mel. Psalm 38)
- Zoals in de doop het water
in geen mate
bloed wordt dat Hij heeft gestort,
mag het brood wel lichaam heten, maar wij weten
dat het niet zijn lichaam wordt. - Door de Geest is Hij aanwezig,
is Hij bezig
in het brood en in de wijn.
Van zijn heilswerk door zijn lijden
laat Hij beide
teken en ook zegel zijn. - Zoals brood en wijn dit leven
voedsel geven,
wordt de ziel door Hem gevoed.
Zichtbaar zijn het brood, de beker,
even zeker
is ons heil, ons eeuwig goed.
Lied 394 (naar zondag 30A; mel.Psalm 42)
- Van dit houvast af gaan dwalen,
die in ’t ritueel der mis
Christus’ offer gaan herhalen
alsof ’t niet voldoende is.
Alsof Hij in brood en wijn
lijflijk zou aanwezig zijn,
wordt Hij daarin aangebeden,
offert men Hem ook nog heden.
Lied 395 (naar zondag 30B mel.Psalm 68)
-
Het Avondmaal staat steeds gereed
voor wie vol afschuw heel goed weet
van zonden in zijn leven,
maar nochtans in vertrouwen leeft,
dat God die schuld vergeven heeft,
om Christus’ wil vergeven.
Zijn sterven heeft ze toegedekt
en heel hun hart is uitgestrekt
om Hem steeds meer te eren.
Wie zo komt, is niet hypocriet
en eet zichzelf een oordeel niet,
als wie zich niet bekeren. -
Maar wie in leven en in leer
zich tegen God en godsdienst keert
moet worden uitgesloten.
Ontheiligd wordt dan Gods verbond,
en de gemeente wordt terstond
met zijn toorn overgoten.
Naar Christus’ hoog en heilig woord
en ook in het apostelspoor
moet dan de kerk hen weren
met sleutels van het hemelrijk,
totdat het overduidelijk blijkt,
dat zij zich gaan bekeren.
Dit hangt stellig samen met de insteek die Van ’t Veld kennelijk koos, namelijk om de catechismus zoveel mogelijk op de voet te volgen. De catechismus is echter oorspronkelijk bedoeld als een leerboek, waarin de leer van de kerk in de vorm van vragen en antwoorden wordt uiteengezet. Ook al laat je de stijl van vraag en antwoord los, dan blijft het geheel nog wel leerstellig. Uiteraard stemmen we van harte in met de leer van de catechismus, maar het gaat mij te ver om deze leer in dichtvorm te gaan zingen. Een geestelijk lied moet niet te dogmatisch zijn, hoewel het uiteraard wel dogmatisch verantwoord moet zijn!
Al met al lijkt het mij geen goed idee om van de Heidelbergse Catechismus een berijming te maken die bedoeld is voor de gemeentezang. Het komt mij voor dat er best psalmen en liederen te vinden zijn die bij de desbetreffende zondagen van de HC passen. Het zou te overwegen zijn om – als men daarbij toch op leemten stuit – enkele liederen te maken, waarbij meer gewerkt wordt vanuit enkele thema’s die in de HC aan de orde komen en waarin dan meer de Bijbelwoorden doorklinken waarheen de HC verwijst.
Het nut van een gedrukte liedbundel voor de gereformeerde gezindte
- Het bevordert het besef van eenheid binnen de gereformeerde gezindte.
- Een dergelijke liedbundel zal tot stand behoren te komen door samenwerking van de kerken binnen de gereformeerde gezindte. Uiteindelijk zullen de afzonderlijke kerkverbanden deze bundel moeten goedkeuren.
Als ieder kerkverband een eigen liedbundel gaat maken, dan is dat schadelijk voor het besef van eenheid binnen de gereformeerde gezindte.Voor wat betreft de CGK ligt hier een taak voor de deputaten eredienst. Zij zouden zich in opdracht van de synode kunnen zetten tot het samenstellen van een liedbundel en daarbij samenwerking zoeken met kerkverbanden die behoren tot de gereformeerde gezindte en vanzelfsprekend ook met met de Gereformeerde Bond. Uiteindelijk zal de synode goedkeuring moeten verlenen aan deze bundel. Dat geldt ook voor de andere deelnemende kerken.
- Als iedere plaatselijke gemeente binnen één kerkverband een eigen (digitale) liedbundel gaat vervaardigen, demonstreert dit de verdeeldheid binnen dat kerkverband.
Aan dit proces van verdeeldheid heeft de synode van de CGK zelf meegewerkt door in 2004 te besluiten dat de gemeenten zelf een bundel mogen samenstellen aan de hand van criteria die door de synode zijn vastgesteld, terwijl een eerdere synode nadrukkelijk heeft uitgesproken dat de toetsing van liederen tot de taak van de synode behoort!Zie Acta synode CGK 1980, 70. Onder het kopje De synode besluit lezen we bij punt 6.3, “dat (...) in de eredienst een aantal schriftuurlijke liederen kan worden aanvaard waarbij aan de volgende voorwaarden moet worden voldaan:
a.deze liederen worden door de generale synode vastgesteld
b.in artikel 69 K.O. wordt vastgelegd dat de plaats van deze liederen in de eredienst ondergeschikt zijn aan die van de psalmen en andere berijmde Schriftgedeelten
c.het aantal van deze liederen zal dat van de psalmen en andere berijmde Schriftgedeelten in ieder geval niet overtreffen d.deze liederen zullen in de vorm van een eigen liedbundel aan de kerken worden aangeboden.”
Helaas werd na jaren van zigzaggen door de synode in 2004 heel anders besloten: Om kerkenraden in staat te stellen liederen te toetsen werd i.o.v. de synode van de CGK Zuiver zingen uitgegeven een handreiking bij het toetsen van liederen voor de eredienst. Te downloaden: zie CGK, synode, eredienst, Handreiking Zuiver zingen.pdf.
De toetsing had echter door de synode moeten worden uitgevoerd! -
Gemeenten die een eigen bundel uitgeven zijn daarvoor veel geld en tijd kwijt.
Een grotere oplage drukt de kostprijs. Bij een gezamenlijke bundel voor de gereformeerde gezindte hoef je als gemeente ook niet afzonderlijk regelingen te treffen m.b.t. auteursrechten.
Bovendien is men veel tijd kwijt voor het samenstellen van zo’n bundel. Die tijd kan men beter gebruiken voor ander noodzakelijk gemeentewerk. Vele gemeenten moeten nu helaas doen wat een landelijke commissie had kunnen doen. -
Je hoeft maar één liedbundel mee te nemen naar de kerk. Het gebruik van een beamer kan worden beperkt.
Dit is deel 4 in een serie van vier artikelen: deel 1, deel 2, deel 3 en deel 4. U kunt ook de complete studie als PDF document downloaden.