Catechismus vraag 25 uitleg: over de drie-eenheid
Auteur: ds. W. Pieters
De Catechismus legt uit, dat het werk van onze zaligheid ligt in de handen van de Drie-enige God: Vader, Zoon en Heilige Geest. Er wordt in de Catechismus niet veel uitgelegd over het Wezen van God en over het hóe van de drie-eenheid, maar het wordt op grond van het Woord zelf alleen maar beléden. Er staat in vraag en antwoord 25:
Vraag: Aangezien er maar een enig God is, waarom noemt gij de Vader, de Zoon en de Heilige Geest?
Antwoord: Omdat God Zich alzo in Zijn Woord geopenbaard heeft, dat deze drie onderscheiden Personen de enige, waarachtige en eeuwige God zijn.
Wie is God? Toen aan een heidense wijsgeer deze vraag werd gesteld, vroeg hij een dag bedenktijd. Toen hij de volgende dag een antwoord moest geven, vroeg hij twee dagen extra bedenktijd. Toen hij na twee dagen weer antwoord moest geven, vroeg hij vier dagen extra bedenktijd. En zo voort. Hij kon het antwoord niet geven. Want hij was een heiden! Vanuit onszelf weten we niet, Wie God is. Alleen God Zelf kan ons vertellen, Wie Hij is. En dat heeft Hij gedaan. In de schepping en onderhouding van alle dingen komt Zijn Goddelijke macht en wijsheid naar voren, maar in Zijn Woord, de Bijbel, heeft Hij nog veel meer over Zich verteld. Nu moeten we wel belijden, dat de Heere in zekere zin voor ons mensen niet te kennen is. Zelfs al hebben we de Bijbel en ook al kregen we de zaligmakende verlichting van de Heilige Geest, waardoor we God werkelijk mogen leren kennen. Dan nog blijven we altijd in zekere zin zeggen: ik weet niets! Ik ben in Goddelijke zaken een volslagen dwaas! Alleen God kent Zichzelf en wij kennen Hem in de verste verten niet! Toch, we kunnen God leren kennen en we zullen God ook leren kennen. Óf in dit leven, tot onze zaligheid, óf in de ure van het gericht tot onze verdoemenis.
Als we Hem mogen leren kennen tot onze zaligheid, dan weten we slechts een heel klein, klein, klein beetje van, Wie God is en dat dan ook nog alleen maar op menselijke wijze, niet zoals God Zichzelf kent. Dus niet op Goddelijke wijze. Maar het is wel genoeg om ons niet te vergissen, ook volkomen genoeg om Hem volledig te vertrouwen, ook genoeg om Hem hartelijk lief te hebben en ijverig te dienen. Ja, het is genoeg om Hem eeuwig te loven en te prijzen. Hoe kan dat, dat wij God, de Oneindige, de Hoog-verhevene, de Eeuwige, kunnen kennen? Dieren kunnen hun Schepper niet kennen, nog veel minder vertrouwen, liefhebben en loven. Dat komt, omdat God ons naar Zijn beeld en gelijkenis heeft gemaakt. Dieren hebben dat niet, planten en dingen nog veel minder. Daarom is er bij dieren, planten en dingen geen kennis mogelijk van, Wie God is. Wij alleen (met de engelen) zijn bevoorrecht om onze Maker en Verzorger te kennen in liefde, geloof, dienst en lofprijzing.
Wat een voorrecht! Wat een groot voorrecht is het dus om mens te zijn. Maar al hebben wij vanuit onze schepping het vermogen om God te kennen, dan betekent dat helaas nog niet, dat we Hem ook willen kennen. Daadwerkelijk houdt de mens de kennis van God met geweld ten onder. Al spreekt het geweten en al toont dag en nacht, zon, maan en sterren, dat er een God is, een Almachtige Maker, toch duwen we het weg en verdringen we het. Het is louter genade, wanneer de Heere in Zijn grote goedheid toch naar ons toe komt en Zich toch aan ons bekend maakt, zodat we Hem daadwerkelijk leren kennen.
De Heidelbergse Catechismus zegt verder niets over de Deugden van God, maar het lijkt mij niet zinloos om daar ook iets over te schrijven. Wanneer we God leren kennen, leren we iets van Zijn Eigenschappen of Deugden kennen. In de eerste plaats wel Zijn grootheid en verhevenheid. Dan ook Zijn almacht en heiligheid. Vervolgens Zijn rechtvaardigheid en goedheid. Daarna ook Zijn geduld/lankmoedigheid en verdraagzaamheid én Zijn barmhartigheid en liefde/genade. En zo ook Zijn onveranderlijkheid/trouw en vergevingsgezindheid. De HEERE toont al deze Eigenschappen of Volmaaktheden ─ook wel Loflijkheden genoemd─, wanneer Hij onze ziel, ons diepste wezen binnen treedt en Zich daar bekend maakt. Dat is een onuitsprekelijk geheim!
Sommige Eigenschappen van God verschrikken ons in het begin, omdat het tussen God en ons niet in orde is. Dat zien we bij Adam en zijn vrouw. Zij waren gewend om in liefdevolle betrekking met hun Schepper en Verzorger om te gaan. Ze kenden God en dienden Hem. Er was ook geen enkele reden om bang voor God te zijn, Die zó oneindig goed voor de mens was, dat Hij Zichzelf aan die mens weg schonk met al Zijn volzaligheid en genot! Maar omdat de mens ongehoorzaam is geworden, schrikt hij voor God. Dat gebeurt ook nu nog, wanneer de Heere Zijn Aanwezigheid toont en Zich nadrukkelijk manifesteert. Want bedenk het (wat Calvijn eens preekte): al Gods Deugden zijn gewapend tegen de zondaar om hem te verdoemen! Wij kunnen vanwege onze rebellie en ongehoorzaamheid niets anders van onze goede God verwachten, dan dat Hij ons haat. Zo staat het ook in Jeremia 12 vers 8 en in Hosea 9 vers 15! Hij noemt ons de beminde van Zijn ziel, maar vanwege onze zonde, haat Hij ons. Als Zijn schepsel heeft Hij ons lief, zegt kanttekening 35 op I Johannes 4 vers 8; maar als zondaar haat Hij ons. Maar als Hij Zich aan ons bekend maakt in Zijn zondehaat, in Zijn vlekkeloze heiligheid, in Zijn zondestraffende rechtvaardigheid...; dan is het de bedoeling, dat wij onze Rechter te voet vallen en Hem om genade smeken. Dan is het met als doel om ons te behouden van het eeuwige vuur en om ons weer voor Zich te winnen, ja: om ons aan Zijn hart te drukken.
Kijk maar naar Adam en Manninne in Genesis 3. Zij zijn van God weg gelopen en de Heere zoekt ze weer op. Niet om hen te straffen, al maakt Hij eerst hun zonden ordelijk bekend. Maar dan openbaart Hij het heerlijke plan der verlòssing en dan doet Hij ook die twee schuldige mensen daarin persoonlijk delen. Hij belooft, dat het Zaad van Manninne de boze macht van zonde, hel en duivel zal overwinnen. En Hij slacht twee dieren en maakt voor de naakte mens klederen. De mens was immers zonder het kleed van Gods beeld, maar krijgt nu een bloedig kleed aan, dat heen wijst naar het volmaakte kleed van Christus' kruisverdiensten, dat Hij met Zijn vreselijk lijden heeft `geweven', voor Zijn bruidskerk.
De leer van de drie-eenheid is weliswaar voor ons verstand geheel onbegrijpelijk. Toch geeft de Heilige Schrift ons aanleiding om in zulke bewoordingen over God te spreken.
In de Bijbel maakt God vele dingen bekend, bijvoorbeeld de schepping, de zondeval, de oprichting van het Genadeverbond. Maar uiteindelijk gaat het in de Bijbel over de bekendmaking van God Zelf. De Heilige Schrift noemen we dan ook wel de Zelfopenbaring van God. Wat maakt God nu over Zichzelf bekend?
Vraag: Aangezien er maar een enig God is, waarom noemt gij de Vader, de Zoon en de Heilige Geest?
Antwoord: Omdat God Zich alzo in Zijn Woord geopenbaard heeft, dat deze drie onderscheiden Personen de enige, waarachtige en eeuwige God zijn.
Opmerkelijk is in dit antwoord, dat we geen verklaring van de drie-eenheid vinden. Waarom eigenlijk niet?
Omdat we dit Godsgeheimenis niet kùnnen verklaren
én
omdat we dit Godsgeheimenis ook niet hóeven te verklaren.
We moeten alleen maar de Bijbelse gegevens gelovig aanvaarden. Welke gegevens staan er in de Bijbel dan over God, waaruit we kunnen besluiten, dat er in de eenheid van God ook tegelijk een drieheid is? Ik zal een paar teksten opschrijven, waaruit blijkt dat de dingen die in het Oude Testament aan God de Vader Zelf worden toegeschreven, in het Nieuwe Testament aan Jezus Christus worden toegeschreven. Zelfs zegt Paulus een enkele keer dat een bepaald vers uit het Oude Testament, waarin het over God Zelf gaat, uiteindelijk over Christus gaat. Deze bewijsplaatsen geef ik dáárom, omdat de valse godsdienst van de jehovah-getuigen langs de deur komt en heel logisch redeneert en aan eenvoudige gemeenteleden vraagt: hoe kan dat dan? En waar staat dat dan? Nu, hoe het kan, hoeven wij niet te weten en dus ook niet uit te leggen. Maar waar het staat, moeten wij wèl weten; en daarom deze paar bewijsteksten (er zijn er nog veel meer).
Bewijsteksten Oude Testament
1 In Deuteronomium 30 vers 20 zegt de HEERE/Jehovah, dat Hij het Leven is van Zijn volk en in 32 vers 4 heet de HEERE de Waarheid, maar in Johannes 14 vers 6 zegt Christus: “Ik ben de Waarheid en het Leven” (waarmee de Nieuwtestamentische gemeente veel armer zou zijn, dan de Oudtestamentische, indien Christus niet op dezelfde manier God is met Zijn Vader).
2 In Psalm 23 vers 1 staat: De HEERE is mijn Herder, maar in Johannes 10 vers 11 noemt Christus Zich de Goede Herder (wat Godslastering zou zijn, indien Hij niet de HEERE Zelf is).
Denk het je in, dat Jezus niet waarlijk God was. Hoe kon Hij Zich dan de Goede Herder noemen, terwijl alleen God de Herder van Zijn volk is? Dat zou toch vreselijk zijn! In ieder geval zou de Nieuwtestamentische gemeente er maar bekaaid af komen, wanneer haar Herder slechts (de mens) Jezus Christus is, terwijl de Oudtestamentische gemeente God Zelf nog tot haar Herder had. Maar nee! De Heilige Schrift leert ons, dat de Herder van het Nieuwe Testament Dezelfde is als de Herder van het Oude Testament: namelijk God, de Vader én de Zoon én de Heilige Geest.
3 In Psalm 102 vers 26─28 staat, dat God alles geschapen heeft, maar in Hebreeën 1 vers 10─12 schrijft de apostel Paulus over die tekst, dat het daar eigenlijk niet over God gaat, maar over Christus: Christus heeft alles gemaakt. En heel de Bijbel belijdt toch, dat alleen Gòd Schepper van het heelal is; dus volgt alleen al uit deze ene vergelijking van Schriftplaatsen, dat Christus God is.
4 Jesaja 9 vers 5. Daar is sprake van een Kind. Hij wordt echter genoemd `Sterke God' en `Vader der eeuwigheid' (of: eeuwige Vader). Hoe zou dit bij een kind passen, wanneer dit Kind niet waarlijk God was?
Belangrijker dan deze verzen als bewijsplaatsen te weten, is: ken jij dit Kindeke, deze Zoon? Ken jij Hem, Die Sterke God en Vader der eeuwigheid is? Daar komt het op aan!
Bewijsteksten Nieuwe Testament
1 In Mattheüs 18 vers 20 zegt de Heilige Geest, dat Christus in het midden is van elke vergadering, die in Zijn Naam wordt gehouden. Kan dit, als Hij niet Zelf waarlijk God is? Want van God alleen wordt gezegd, dat Hij hemel en aarde vervult, zie Jeremia 23 vers 23, 24.
2 Heel bekend is Mattheüs 28 vers 19. Daar staat, dat wij in de ene Naam van (1) de Vader, (2) de Zoon en (3) de Heilige Geest zijn gedoopt (waaruit duidelijk blijkt dat de Zoon en de Heilige Geest één Naam met de Vader hebben. En hoe kan dat, wanneer Zij in Wezen niet één zijn?)
3 In Johannes 20 vers 28 noemt Thomas Jezus `mijn Heere en mijn God'; en Jezus wijst dat niet af. Waarom niet? Omdat Hij ook werkelijk Heere en God is!
4 In Hebreeën 3 vers 3 staat, dat Christus meer eer ontvangt dan Mozes, omdat Hij Bouwer is van het huis. Maar in vers 4 blijkt, dat God Bouwer is. Hoe kan dat? Omdat Christus en God één zijn.
Dat de Heilige Geest niet maar een onpersoonlijke kracht is, zoals de zogenaamde jehovah-getuigen leren, maar een Persoon en wel Zelf één met God, ja: Zelf God, blijkt uit het volgende:
1 In Johannes 14 vers 16 wordt de Heilige Geest de Trooster genoemd; in 16 vers 13 staat, dat Hij in alle waarheid leidt en verkondigt wat Hij hóórt; en in vers 14 en 15, dat Hij Christus verheerlijkt en zo ons verkondigt. Dit kan slechts een Persoon doen.
2 In Romeinen 8 vers 26 wordt gezegd, dat de Heilige Geest de gelovigen mede te hulp komt in het gebed en Zelf voor hen bidt met onuitsprekelijke zuchtingen. Hoe kan een kracht dit doen?
3 In I Corinthiërs 2 vers 10, 11 wordt gezegd, dat de Heilige Geest zelfs de diepten Gods onderzoekt en ons verkondigt. Dit kan een onpersoonlijke kracht niet, dit kan zelfs de heerlijkste engel niet. Dit kan alleen God!
Nog één ding. In artikel 8 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis staat, dat wij de werkingen der drie onderscheiden Personen in ons hart gevoelen... Is dàt waar, dan weet je het zeker. En dit is toch maar het belangrijkste!