Catechismus vraag 53 uitleg: Wat gelooft gij van den Heiligen Geest?
Auteur: ds. W. Pieters
De Twaalf Artikelen kun je in drieën verdelen: het eerste gaat over God de Vader en onze schepping (vragen en antwoorden 26-28). Het tweede gaat over God de Zoon en onze verlossing (vragen en antwoorden 29-52). Het derde gaat over God de Heilige Geest en onze heiligmaking (vragen en antwoorden 53-58). Het derde deel is nu aan de orde. Vraag en antwoord 53 van Zondag 20 gaan over de Persoon en het werk van de Heilige Geest:
Vraag: Wat gelooft gij van de Heilige Geest?
Antwoord: Eerst, dat Hij tezamen met de Vader en de Zoon waarachtig en eeuwig God is.Ten andere, dat Hij ook mij gegeven is, opdat Hij mij door een waar geloof Christus en al Zijn weldaden deelachtig maakt, mij troost en eeuwig bij mij blijft.
Wie is de Heilige Geest? Hij is waarachtig en eeuwig God. Over de Godheid van de Heilige Geest hebben we het al gehad toen we nadachten over vraag en antwoord 25. Ik wil dit keer een paar 'Godsbewijzen' van de Heilige Geest voor je neerschrijven, zodat je weet dat het echt waar is: de Heilige Geest is waarachtig en eeuwig God.Dit moet je weten omdat het in onze dagen weer volop wordt ontkend. Het meest wel door de jehova's getuigen. Maar in de praktijk wordt het ook in de gevestigde kerken niet overal beleden of gepreekt. Wat zeggen speciaal de jehova's getuigen? Zij zeggen dat de Heilige Geest niet God is en zelfs geen Persoon. De Geest is Gods kracht. De Heilige Schrift spreekt over de Heilige Geest op de volgende manier:
a) In Johannes 14 vers 16 wordt de Heilige Geest de Trooster genoemd; in hoofdstuk 16 vers 13 staat dat Hij in alle waarheid leidt en dat Hij ons verkondigt wat Hij hóórt; en in vers 14 en 15 staat dat Hij Christus verheerlijkt en Hem ons verkondigt.
b) In Romeinen 8 vers 26 wordt gezegd, dat de Heilige Geest de gelovigen mede te hulp komt in het gebed en Zelf in hen bidt met onuitsprekelijke zuchtingen.
c) In I Korinthiërs 2 vers 10-11 wordt gezegd dat de Heilige Geest de diepten Gods onderzoekt en ons verkondigt. Dit alles kan een onpersoonlijke kracht niet.
Deze belijdenis van het waarachtig God-zijn van de Heilige Geest is ontzettend vreugdevol voor allen die de Heilige Geest leerden kennen in Zijn werking en in Zijn inwoning in het hart. JIJ?? Want wat zouden wij er ellendig aan toe zijn, als Degene, Die ons moet bearbeiden (Markus 1 vers 8), Die ons aan Christus moet verbinden (Johannes 16 vers 14), Die ons moet levend maken (Johannes 6 vers 63), Die ons metterdaad van onze zonden moet reinigen (I Korinthiërs 6 vers 11), Die ons voor alle kwaad moet beschermen (Psalm 143 vers 10), Die ons aan het beeld van Christus gelijkvormig moet maken (Romeinen 8 vers 9), Die ons moet vertroosten (Johannes 14 vers 16), Die ons moet leiden (Romeinen 8 vers 14) en Die voor ons moet bidden (Romeinen 8 vers 26) ... (als Hij) slechts - zoals de jehova's getuigen in navolging van vele dwaalleraren van vroegere eeuwen zeggen - een onpersoonlijke Goddelijke kracht was! Dan zou zalig worden volstrekt onmogelijk zijn. Als Hij niet God was, maar een onpersoonlijke kracht ...
- Hoe zou Hij dan de gelukzalige maagd Maria hebben kunnen overschaduwen, zodat onze Middelaar, Gods Zoon, door haar kon worden ontvangen en heilig uit haar kon worden geboren (Mattheüs 1 vers 18; Lukas 1 vers 35)?
- Hoe zou Hij dan de Messias hebben kunnen bekwamen tot dat allergewichtigste werk om Verlosser te zijn van een totaal dood en vijandig zondaarsvolk (Jesaja 61 vers 1)?
- Hoe zou Hij ons dan kunnen onderwijzen in de heilgeheimen van God, die voor God alleen kenbaar zijn (I Korinthiërs 2 vers 10-13)?
- Hoe zou Hij dan ons, leugenminnaars, in alle waarheid kunnen leiden (Johannes 14 vers 26; 15 vers 26; 16 vers 13-15)?
- Hoe zou Hij dan voor ons en in ons kunnen bidden met onuitsprekelijke zuchtingen (Romeinen 8 vers 26)?
- Hoe zou Hij ons dan kunnen leiden en Christus in / aan ons kunnen verheerlijken en hoe zou Hij dan in ons kunnen wonen (I Korinthiërs 6 vers 19)?
- Hoe zou Hij dan met onze geest kunnen getuigen dat wij kinderen van God zijn (Romeinen 8 vers 16)?
- Hoe zou Hij dan de diepten van God kunnen onderzoeken - dit betekent dat Hij in het allerdiepste geheim van het oneindige Wezen van God doordringt en dat verstaat en aan de Zijnen openbaart (I Korinthiërs 2 vers 10)?
Ik zal nu nog één voorbeeld geven wat de Schrift ons leert met betrekking tot de Heilige Geest. In I Korinthiërs 12 vers 6-11 schrijft Paulus over de verschillende gaven die gemeenteleden hebben. In vers 6 lezen we:
"Er is verscheidenheid der werkingen [genadegaven], maar het is dezelfde God, Die alles in allen werkt."
Vervolgens somt Paulus sommige werkingen of gaven op. En hij besluit dit gedeelte met in vers 11 te schrijven:
"Al deze dingen werkt een en dezelfde Geest, delende aan een ieder het bijzonder, zoals Hij wil."
Wie werkt nu deze gaven? God of de Geest? In vers 6 is het volgens Paulus God, in vers 11 schrijft hij (heel verwarrend in de visie van de jehova's getuigen) dat het de Geest is. Dit is echter in het geheel niet verwarrend, niet tegenstrijdig, als we bedenken dat God (in vers 6) en de Geest (in vers 11) Eén en Dezelfde is. Niet dezelfde Persoon, maar dezelfde God. Nog duidelijker wordt het als we zien in vers 11, hoe Paulus over die Heilige Geest schrijft: Hij deelt de verschillende gaven uit zoals Hij wil. De Heilige Geest wordt hier voorgesteld als Iemand Die dingen doet overeenkomstig Zijn wil. Hij heeft dus een wil. Het Griekse woordje voor 'wil' betekent: voorkeur hebben, begunstigen, uitkiezen, besloten zijn, beslissen. Deze wil komt - volgens de Griekse betekenis van het woord - voort uit een bewust overleggen in je geest. Deze wil veronderstelt altijd een vrijheid van beslissing. Kortom: als de Heilige Geest een onpersoonlijke Goddelijke kracht zou zijn, hebben woorden - in ieder geval in dit vers - geen betekenis! Als woorden enige betekenis hebben, moet Paulus in I Korinthiërs 12 vers 11 hebben gedacht aan een bewust kiezende en vrij willende Persoon.
Als we het hebben over de Heilige Geest denk jij misschien ook wel aan de 'zonde tegen de Heilige Geest', de onvergeeflijke zonde. Een beangstigend onderwerp, vind je niet? Zonde wordt gestraft, en dat is al beangstigend genoeg; maar als je dan hoort dat zonde vergeven kan worden, krijg je weer wat lucht, en denk je: ik kan nog zalig worden, want er is vergeving. Maar als je die bijzondere zonde doet, tegen de Heilige Geest, dan kan het niet meer vergeven worden, is het wel? En dat is echt benauwd. Hoe veel je dan ook bidt en roept en zoekt ...; er is geen vergeving. God kan of wil het niet meer vergeven. Of is het anders? Ja, uiteindelijk is het net andersom: wanneer jij de zonde tegen de Heilige Geest hebt bedreven, WIL jij geen vergeving meer ontvangen. In het volgende nummer ga ik verder in op deze zonde. Nu alleen nog in verband met het God-zijn van de Heilige Geest dit: als Jezus in Mattheüs 12 zegt dat het erger is om tegen de Heilige Geest te zondigen dan tegen Gods Eigen Zoon ... Nu, dan kan toch de Heilige Geest geen onpersoonlijke kracht zijn, maar moet Hij minstens even belangrijk zijn als Christus. En Christus is de Zoon van God, Zelf God. Hieruit volgt: de Heilige Geest is ook God. Bid maar om de werking en inwoning van de Heilige Geest, dan zal God Hem aan je geven, zoals de Heere Jezus nadrukkelijk belooft en betuigt in Lukas 11 vers 13.
We zouden het hebben over de zonde tegen de Heilige Geest. Jezus spreekt daarover in Mattheüs 12 vers 31-32:
"Ik zeg u: 'Elke zonde en lastering zal de mensen vergeven worden; maar de lastering tegen de Geest zal de mensen niet vergeven worden. En wie enig woord gesproken zal hebben tegen de Zoon des mensen, het zal hem vergeven worden; maar wie tegen de Heilige Geest zal gesproken hebben, het zal hem niet vergeven worden, noch in deze eeuw, noch in de toekomende.'"
Letten we op het verband van Jezus' woorden, dan kunnen we zeggen: de lastering van de Geest is geen zonde uit zwakheid en ook niet uit onwetendheid. Heb jij uit zwakheid gezondigd of uit onwetendheid, dan heb je zeker de zonde tegen de Heilige Geest niet bedreven. Wat is deze zonde dan wel? Uit pure haat en tegen beter weten in de waarheid van het Evangelie tegenstaan, haar lasteren en er vervolging tegen ontketenen. En dit alles tegen de overtuigingen in van de Heilige Geest in je hart. Zo leren de kanttekeningen ons. Het is dus niet een boezemzonde, die jouw zondige natuur zo fijn vindt en waar je tegelijkertijd jezelf zo dikwijls om verfoeit. Ook niet hatelijke of godslasterlijke gedachten over God en Zijn Zoon. Maar, let op: wanneer je deze specifieke zonde niet hebt gedaan en ook nooit zult doen, moet je niet denken dat het er daarom goed met je voorstaat. Want wie zijn zonden niet belijdt en bestrijdt, ontvangt ook geen vergeving en zal dus net zomin zalig worden ... De vraag is dan ook: heb jij smart over je zonden, tegen God de Vader, tegen Zijn Zoon, Jezus Christus, en tegen de Heilige Geest? Zo ja, dan ben je Goddelijk welkom aan de Genadetroon om vergeving te ontvangen! Vandaag nog.
De Heidelbergse Catechismus gaat in antwoord 53 nader in op het werk van de Heilige Geest. En Gods kind zegt: ik geloof ten aanzien van de Heilige Geest dat Hij ook aan mij is gegeven. Dit is heel wat! God geeft ons niet alleen Zijn Zoon, maar nu mogen we ook belijden en ervaren dat Hij ons Zijn Geest geeft. Wat is dat? De Catechismus zegt: 'opdat Hij mij door een waar geloof Christus en al Zijn weldaden deelachtig maakt.' Hoe krijg je deel aan Christus en aan al de schatten en gaven die Hij heeft verdiend aan het kruis van Golgotha? De Catechismus leert ons meer dan eens dat dit door het geloof gebeurt en dat dit geloof een werk van de Heilige Geest is. Let maar op vraag 20 en 21, waar we belijden: alleen die mensen worden zalig die Christus door een waar geloof worden ingelijfd en al Zijn weldaden aannemen. Dat ware geloof werkt de Heilige Geest door het Evangelie in mijn hart. In antwoord 55 gaat het erover wat de gemeenschap der heiligen inhoudt, onder andere: dat de gelovigen deel hebben aan Christus en aan al Zijn schatten en gaven. Verder leert ook antwoord 65 ons nog een keer dat het ware geloof afkomstig is van de Heilige Geest. Nu in antwoord 53 dus opnieuw. De reden van deze grote nadruk is: volgens de roomse kerk is het heel anders. Hoe wordt een mens een Christen? En hoe krijgt hij deel aan Christus en aan al het werk dat Christus heeft verricht? Door het geloof? Nee, maar door de sacramenten, in het bijzonder door de doop en de eucharistie, dat is het avondmaal. Het geloof is in de roomse leer ondergeschikt. Niet helemaal onbelangrijk, maar toch ook lang niet zo belangrijk als de Reformatie weer vanuit het Woord voorstelt. In de Heilige Schrift lezen we echter amper iets over de sacramenten; en in ieder geval niet dat we Christus en al Zijn schatten en gaven deelachtig worden door daar simpel (uitwendig) gebruik van te maken. In de Heilige Schrift lezen we juist slag over slag dat het geloof van het grootste belang is. Als de sacramenten het heil bemiddelen, is de kerk als uitdelend instituut onmisbaar en krijgt de bedienaar van het sacramnent, de priester, een ongelooflijk groot gezag. Maar is het geloof, en niet het sacrament, heil-verschaffend, dan verliest de kerk haar centrale plaats en de dominee ook; en wordt alle aandacht op de Heilige Geest gevestigd, als Degene Die het heil uitdeelt. En zo hoort het. De kerk, als zichtbare verschijning, wordt door de Heilige Geest wel gebruikt, maar is zeker niet onmisbaar. De prediker is volgens Gods wil het middel waardoor het geloof wordt gewerkt, maar toch: zonder dominee kun je wel geloven. Daarom mogen we de Heere wel heel erg dankbaar zijn dat we sinds de Reformatie of Kerkhervorming er weer recht zicht op hebben dat het de Heilige Geest alleen is, Die ons aan Christus en al Zijn weldaden verbindt; en dat we dus afhankelijk zijn van Hem alleen. Veel mensen vinden dat best wel moeilijk. Ze vinden alles beter dan van Gods Heilige Geest afhankelijk zijn. Liever afhankelijk van een 'dominee' of priester en een kerkelijk instituut en een kerkelijke plechtigheid (doop of avondmaal), dan van God Zelf. Maar dit is natuurlijk dwaasheid! Het is bevrijdend en verblijdend om te mogen weten: ik ben van niets en niemand afhankelijk als het gaat om zalig worden, behalve van God, de Drie-enige. HALLELUJAH, AMEN. Als de Heilige Geest in jouw hart is komen werken en wonen, maakt Hij jou Christus deelachtig. Maar daar blijft het niet bij. De Catechismus mag nog meer uitstallen (en als we dat lezen, mag ons hart wel opspringen van blijdschap!): Hij troost mij en blijft eeuwig bij mij.
Troost. Dat is het thema van de Heidelbergse Catechismus. Daar start vraag 1 mee; daar ging het in de vorige vraag over, bij de wederkomst van Christus. Daar gaat het nu ook over: de Heilige Geest troost mij. Hoe komen Zacharius Ursinus en Caspar Olevianus daaraan? Wel, omdat de Heere Jezus de Heilige Geest zo noemt. In het Evangelie naar de beschrijving van Johannes lezen we dat de Heilige Geest die Naam krijgt (hoofdstuk 14 vers 16)
"Ik zal de Vader bidden, en Hij zal u een andere Trooster geven, opdat Hij bij u blijft in eeuwigheid."
Troost past bij verdriet. De discipelen van de Heere Jezus hadden troost nodig, omdat ze de wereld ingingen om het Woord te verkondigen. Er zou veel tegenstand op af komen, maar de Heilige Geest zou hen troosten en bijstaan. Verder hebben al Gods kinderen troost nodig omdat ze leven in het midden van een vijandige wereld, omdat ze de strijd hebben tegen een machtige duivel, omdat ze aan alle kanten omgeven zijn met veel lijden, en vooral: omdat ze vanbinnen een verdorven bestaan omdragen: de oude mens der zonde. Dat betekent: Gods kinderen hebben alle dagen veel reden om te treuren en te wenen; en daarom is de Heilige Geest als de Trooster elke dag nodig. En het rijke wonder is nu dat de Heilige Geest er ook elke dag is, om te troosten in verdriet. Daarom zegt de Heere Jezus, niet alleen dat Hij de Trooster is Die God de Vader aan Zijn kinderen zal geven, maar ook dat Hij eeuwig bij hen zal blijven. En daarmee sluit antwoord 53 van de Catechismus af. Als dat laatste niet waar was - en heel veel mensen ontkennen het - dan zou er eigenlijk geen troost en geen vreugde in een Christen-hart kunnen leven. Als het namelijk mogelijk was om de Heilige Geest te bezitten én toch - na verloop van tijd om de een of andere reden - Hem weer voorgoed kwijt te raken ..., o, dan zou er van dag tot dag alleen maar een soort wanhoop overblijven. Waarom? Omdat ik vanuit mijzelf niet anders doe dat elke dag aan de Heilige Geest oorzaak geven om mij definitief te verlaten. En toch doet Hij dat niet. Hij blijft - ondanks al mijn zonden, ontrouw, wereldgelijkvormigheid enz. - toch eeuwig bij mij. Waarom? Omdat God al mijn afmakingen al verdisconteerd had, toen Hij Hem aan mij gaf. O, wat een heerlijk GENADE-Evangelie!