Des HEEREN Lof, Johannes à Lasco (1)
Auteur: ds. W. Pieters
We hebben in het overzicht van de kerkgeschiedenis onder andere Luther behandeld en ook Farel. We gaan vervolgens kijken naar een paar minder bekende personen die toch tot de opbouw van Gods Koninkrijk niet weinig hebben bijgedragen. De eerste is Johannes à Lasco. Ook wel genoemd Jan Laski.
Ruim vijfhonderd jaren geleden, 8 januari 1499, wordt in het vlakke Poolse land een jongetje geboren. Johannes heet hij. Zijn ouders dragen de familienaam À Lasco. Zelfs onder mensen die zich graag verdiepen in de geschiedenis van de kerkhervorming, zijn er heel wat die de naam à Lasco niet kennen en zich verwonderd afvragen: wie zou dat toch zijn: Johannes à Lasco? En als ik dan zeg dat hij in Polen is geboren, zeggen er heel wat: o, maar dan is het ook niet vreemd dat ik die naam niet ken. Maar wat ze niet weten en zelfs niet kunnen vermoeden, is dat deze Poolse edelman ─ want hij was een edelman ─ van groot belang is geworden voor de reformatorische kerk in Nederland. En niet alleen in Nederland, maar ook in Engeland en Schotland. Ja, Johannes à Lasco is voor de grondslag en het bestaan van de Gereformeerde Kerk in Nederland en andere landen net zo belangrijk als Johannes Calvijn. Toch zijn de meeste mensen À Lasco vergeten. Daarom is het wel goed om voor deze ootmoedige en bescheiden harde werker in Gods Koninkrijk eens wat aandacht te vragen.
De vader van Jan is woiwode of voorzitter van de provinciale raad, en rechter. Het gezin telt zeven kinderen. Al jong moet Johannes Latijn leren; ook zijn broers moeten dat. Ze worden opgeleid bij hun oom, aartsbisschop Johannes Laski, naar wie Johannes is genoemd. Juist in deze tijd waait er de wetenschappelijke wind van het Humanisme, een stroming die nog veel zal betekenen voor de komende Reformatie. Aartsbisschop Laski is naast kerkelijk dienaar ook in dienst van de koning van Polen, Sigismund. Hij is wel trouw rooms, maar niet fanatiek. Graag wil hij dat zijn naamgenoot zijn opvolger wordt. Iedereen in Europa is in die tijd nog rooms. Luther leeft wel, maar het duurt nog achttien jaar voordat de Reformatie of kerkhervorming begint. Toch gist het al aan alle kanten. Men is nog niet vergeten wat Johannes Hus heeft geschreven. Het is nog geen eeuw geleden. En in Polen vooral weet men het heel goed. Want Polen grenst aan het land waar Hus heeft gewoond en gewerkt. En veel volgelingen van Johannes Hus zijn door de vervolgingen van de roomse kerk naar Polen gevlucht. Mede daardoor gaan de ogen van veel mensen open voor de gebreken van de roomse kerk. Johannes à Lasco gaat op vijftienjarige leeftijd ─ zoals in die tijd de gewoonte is ─ naar Bologna. Daar gaat hij onder begeleiding van hun opvoeder, Johannes Braniczki, samen met zijn oudere en zijn jongere broer, Hieronymus en Stanislaus, studeren aan een universiteit. Bologna ligt helemaal in Italië. Voor die tijd is dat dus een wereldreis, die weken in beslag neemt. Waarom gaan de broers zo ver weg? Is er dichterbij geen universiteit? O, jawel, maar dat is nu eenmaal in die tijden de gewoonte: je gaat de wetenschappelijke studie volgen aan een buitenlandse universiteit. En in Bologna is een heel beroemde universiteit. Daarbij komt dat oom Laski, de aartsbisschop, momenteel bij de paus is, zodat de drie neven dan in de buurt van hun oom zijn. Over Johannes à Lasco wordt verteld dat hij de liefste is en ‘ten hoogste deugdzaam’. Johannes Braniczki schrijft aan hun vader dat hij nog nooit zo’n jongen heeft ontmoet als onze Johannes. Hij leeft dus niet in de goddeloosheid van de wereld van zijn dagen, ook al is hij zo ver van zijn ouderlijk huis verwijderd. Hij is ook in zijn jeugd al een edel mens en hij blijft dat heel zijn leven lang. Later wordt de beroemde Erasmus zijn vriend, omdat hij wordt aangetrokken door zijn ‘reine persoonlijkheid, zijn ziele-adel en zijn beminnelijk gemoed’. Ook broer Hieronymus schrijft met grote lof over hem en wenst dat hij ─ ondanks zijn zwakke gezondheid en ziekte ─ lang mag leven. Johannes studeert met volharding en ijver; na vijf jaar komt hij behouden in zijn vaderland terug. Daar krijgt hij een paar kerkelijke baantjes, die flink wat geld opbrengen. Want zijn oom houdt ervan om zijn familieleden voor te trekken wanneer iemand als priester of zo benoemd moet worden. Dit is in die dagen een algemeen kwaad in de roomse kerk. De paus doet het en natuurlijk doen dan anderen hem na. Zo wordt Johannes al spoedig gewaar hoe verdorven de kerk is.
Kort nadat hij in 1521 tot priester wordt gewijd, komen er allerlei geruchten overwaaien uit Duitsland. Er schijnt een monnik te zijn in de universiteitsstad Wittenberg, die hevige kritiek heeft op de dwalingen en misbruiken van de kerk. Zijn naam is Luther. Koning Sigismund wil niets van deze ‘oproerige’ geluiden weten en verbiedt alle boeken van Maarten Luther. Ook oom Laski ziet de kritiek van Luther als revolutie tegen Christus Zelf.
Op een synode van 1523 worden door de koning van Polen en door de oom van Johannes, aartsbisschop Laski, alle boeken van Maarten Luther in de ban gedaan. De jonge À Lasco wandelt in het spoor van de koning en van zijn oom. Maar juist in die tijd wil Johannes graag naar het buitenland, om de strijd van de Poolse geestelijken te ontvluchten en om zich weer te verdiepen in de studie van het Humanisme. Hij reist langs verscheidene universiteiten in Duitsland, Frankrijk en Zwitserland. Hier ontmoet hij mensen die min of meer het licht van de Bijbel mogen zien en verlangen naar een reformatie van de kerk. Op deze reis ontmoet hij in Bazel de grote geleerde Erasmus, bij wie hij intrek neemt. In deze jaren neemt Erasmus meer en meer afstand van Luther. Ja, hij schrijft een boek tegen Luther. (Over de vrije wil – waarover tot de dag van vandaag verschil van mening is, onder andere tussen reformatorische en evangelische christenen.) Uit dit boek blijkt dat Erasmus de Bijbelse waarheid niet liefheeft. Nooit worstelt Erasmus met de grote vragen van zonde en genade, zoals Luther. Erasmus is een man die de wáárheid zelfs wel wil opofferen om maar de vréde te bewaren... À Lasco komt bij hem in huis en het is dan ook niet vreemd dat de hij een hele tijd heel niet sympathiek staat tegenover Luther. De invloed van Erasmus zorgt er ook voor dat hij lange tijd aarzelt om te breken met de roomse kerk en te kiezen voor de Bijbelse leer van de Reformatie. Toch zijn bij de jonge priester juist door Erasmus de indrukken van geestelijke dingen ontstaan. Want sommige van zijn geschriften, in het bijzonder zijn uitgave van het Griekse Nieuwe Testament, leiden À Lasco tot de Bijbel. Zo weet God zelfs vijanden van de waarheid te gebruiken om Zijn volk te trekken uit de duisternis tot Zijn wonderbaar licht. Door Gods goedheid komt hij in die tijd ook in aanraking met de belangrijke reformator van Frans-Zwitserland, Willem Farel. Deze ontmoeting laat een blijvende indruk bij hem achter. Verder reist deze zoeker-naar-waarheid, langs vele universiteiten van Europa. Hij komt in Italië en ontmoet ook daar heel wat mensen die hem wijzen op de gebreken van de kerk. In 1526 keert Johannes à Lasco terug naar Polen. Na korte tijd verdenkt men hem daar van ketterse ideeën… Is het invloed van reformatoren en humanisten? Hij wordt verplicht een ‘zuiveringseed’ af te leggen. Hiermee zweert hij dat hij niets te maken wil hebben met hen die van de kerk afwijken. In deze tijd heeft À Lasco nog geen zielenworstelingen aangaande zonde en genade. Hij kent zijn eigen verdorvenheid nog niet en evenmin de rijke genade in Christus. Tegen Luther is hij nog steeds bevooroordeeld door de invloed van Erasmus. Ook heeft hij gehoord van allerlei revolutionaire dingen als de boerenoorlog – en dat maakt hem terecht huiverig... Verder weet hij natuurlijk dat breken met de (roomse) kerk ook inhoudt: al zijn inkomsten verliezen en misschien wel moeten vluchten uit Polen of zijn vrijheid en zelfs zijn leven verliezen. Dit alles maakt hem gewillig om de zuiveringseed af te leggen. Deze eed echter belemmert À Lasco in latere jaren om vrijmoedig uit te komen voor de waarheid en om te breken met de roomse kerk, wanneer hij haar dwalingen en gebreken wél inziet. Ondertussen komt er meer en meer Bijbelse invloed vanuit Duitsland (Luther) en andere landen van Europa Polen binnen. Hierdoor worden de ogen van À Lasco hoe langer hoe gescherpt om de dwalingen en misstanden van zijn kerk te zien. Op 17 november van dat jaar schrijft hij een brief aan de reformatorisch gezinde professor Johann Hesz in Breslau, of deze er niet voor wil zorgen dat hij wat boeken van Luther in handen kan krijgen, want hij leest ze met grote belangstelling. Misschien is het door deze boeken dat de verhouding tussen À Lasco en Erasmus vanaf deze tijd verkilt en dat hij meer sympathie krijgt voor Luther en Melanchthon... Overal zoekt À Lasco naar de waarheid. Ook een man als Sadoletus boeit hem. Deze is bisschop in de roomse kerk en probeert een tussenstandpunt in te nemen tussen de roomse leer en de leer van Luther en Calvijn. Toch beseft À Lasco al gauw dat deze opvatting niet klopt. Zo wordt hij door Gods Geest(!) verder geleid naar de zuivere leer van de Reformatie, de leer van Gods Woord alleen. Op 19 mei 1531 sterft Johannes’ oom, de aartsbisschop. Samen met allerlei andere droevige omstandigheden is dit een belangrijk breekpunt voor À Lasco om zich nu definitief van de roomse kerk af te wenden. God maakt mede door tegenspoed en ellende, rouw en verlies, de banden los waarmee de toekomstige reformator van de Nederlandse kerk nog aan de roomse dwalingen en misbruiken verbonden was. Hij trekt zich eerst terug in de eenzaamheid en verdiept zich des te meer in de Heilige Schrift. Hij maakt een bange geestelijke strijd mee. Daarna verkondigt hij de zuivere reformatorische leer. Niet opzienbarend, maar eenvoudig, rustig, stil. Eerst in de kleine kring van zijn vrienden. Maar al gauw wil À Lasco naar Wittenberg. Al langere tijd heeft hij namelijk een briefwisseling met Melanchthon, de boezemvriend van Luther, mede omdat zijn pleegzoon, Anianus Burgonius (voor hij in 1535 op jeugdige leeftijd sterft) bij Melanchthon studeert.