Catechismus vraag 45 uitleg: Wat nut ons de opstanding van Christus?
Auteur: ds. W. Pieters
Over de opstanding van Christus schrijft de Heidelbergse Catechismus alleen voorzover het ons NUT betreft. Vorige keer heb ik jullie verteld, dat er momenteel heel wat vragen over de opstanding zijn, onder andere over de verschillen in de vier evangeliën. Nu is er een aantal jaren geleden een boek verschenen van de hand van prof. J. van Bruggen, waarin beschreven wordt dat de vier evangelisten met hun verschillende opstandingsverhalen een precies en getrouw beeld geven hoe allerlei gebeurtenissen rondom de opstanding van Christus zich hebben voorgedaan. Dit boek heet 'Christus op aarde, Zijn levensbeschrijving door leerlingen en tijdgenoten'. De meesten van jullie zullen dit boek te moeilijk vinden, of oninteressant omdat je je niet verdiept in al die moeilijke vragen. Maar voor hen die er misschien mee lopen, omdat ze verder studeren of zo, misschien wel voor predikant, is het goed om dit boek grondig te bestuderen. Dan kom je erachter dat je op Bijbel-getrouw standpunt kunt staan, zonder achterlijk te zijn (zoals vele zogenaamde wetenschappers ons steeds weer verwijten).
Nu ga ik verder met vraag en antwoord 45 van de Catechismus uit te leggen. Daar staat:
Vraag: Wat nut ons de opstanding van Christus?
Antwoord:Ten eerste heeft Hij door Zijn opstanding de dood overwonnen, opdat Hij ons de gerechtigheid - die Hij door Zijn dood voor ons verworven had - kon deelachtig maken. Ten andere worden ook wij door Zijn kracht opgewekt tot een nieuw leven. Ten derde is de opstanding van Christus voor ons een zeker pand van onze zalige opstanding.
Drie dingen worden genoemd. Christus overwon de dood. Dit is een korte zin, maar van heel grote betekenis. Omdat wij aan de prediking van Jezus' opstanding gewend zijn, is het voor ons niet meer goed in te schatten, wat dit moet hebben betekend in de Griek-Romeinse wereld van die dagen. En wat voor schokeffect het nóg in de heidenwereld teweegbrengt, wanneer in een zendingspreek voor het eerst wordt verteld dat Iemand de dood heeft overwonnen ...! Dat heeft nog nooit iemand gehoord. Dat heeft immers nog nooit iemand gepresteerd! En nu wordt hier verteld dat er tóch Iemand is, Die de dood aankon. Iemand, Die niet het onderspit delfde voor die onoverwinlijke macht van de dood, waar altijd iedereen het tegen moet afleggen ...! Zou dit waar zijn? En hoe kan dat dan? Ja, het is waar, en het kan omdat de Man in dat graf - die dode Man - tegelijk de Zoon van God was, almachtig, Bron van het leven; ja, het LEVEN Zelf. Nee, begrijpen kunnen we dit niet, nooit. Maar de discipelen - die het evenmin konden begrijpen, en die het daarom ook niet konden en niet wilden geloven - zijn oog- en oorgetuigen geweest van verschijningen van de herrezen Jezus. Paulus noemt een hele lijst op van mensen aan wie Christus verschenen is na Zijn opstanding. Aan wie dan? Om te beginnen schrijf ik eerst aan wie niet. Aan wie is Jezus níet verschenen? Aan Kajafas niet, aan Annas niet, aan het sanhedrin niet, aan Pilatus niet, aan Herodes niet. Kortom: Jezus Christus verscheen niet meer aan Zijn vijanden. Dat zal Hij wel eenmaal doen, namelijk als Hij op de wolken terug komt. Maar aan wie is Jezus dan wél verschenen? Petrus zegt het in Handelingen 10 vers 40, 41 zo:
"God heeft Jezus opgewekt ten derden dage, en gegeven dat Hij openbaar zou worden niet aan heel het volk, maar aan de getuigen, die door God te voren verkoren waren, ons namelijk die met Hem gegeten en gedronken hebben, nadat Hij uit de doden opgestaan was."
Paulus noemt ook aan wie precies. We lezen dat in I Korinthiërs 15 vers 5-8. Christus is verschenen aan en gezien door:
- Cefas=Petrus
- De discipelen
- Meer dan vijfhonderd broeders bijeen
- Jakobus
- Al de apostelen
- Mij
En die laatste, Paulus zelf, is het wonderlijkste wonder.
Waarom somt Paulus deze rij op? Om te bewijzen dat het echt waar is. Ook in Korinthe twijfelen velen eraan. Maar er zijn getuigen. Het is niet als met de schepping. Daar is niemand bij geweest. Dat moeten we geloven op gezag van God. Maar de opstanding wordt bewézen. Dat kan men in die dagen nog navragen. Paulus noemt niet alle ontmoetingen tussen de opgestane Vorst van Pasen en Zijn discipelen op. Kleopas wordt niet genoemd, en Stefanus ontbreekt in de lijst; vooral valt het op dat er geen enkele verschijning aan de vrouwen wordt vermeld. Waarom niet? Gelooft Paulus dat niet? Jawel, maar in de wereld van Griekenland (en heel het Romeinse Rijk) is in zijn dagen het getuigenis van vrouwen van nul en gener waarde. Vrouwen kun je niet geloven; ze mogen niet getuigen voor de rechtbank en dus zal een twijfelaar echt niet overtuigd worden als Paulus Maria Magdalena en de andere vrouwen noemt. Daarom geloven de discipelen het ook niet (zie Lukas 24 vers 11):
"En hun woorden (namelijk van Maria Magdalena en Johanna en Maria, de moeder van Jakobus, en anderen met hen) schenen voor hen (namelijk de discipelen) als ijdel geklap, en zij geloofden hen niet."
Jezus heeft de dood overwonnen. Is dat belangrijk? Ja, want nu hoeven Gods kinderen niet meer te vrezen voor de dood, want Jezus heeft de dood niet alleen voor Zichzelf, maar vooral ook voor hén overwonnen. Nu jaagt de dood geen angst meer aan ... Ja, ik weet het, soms zijn ware kinderen van God nog bang voor de dood. Maar het hoeft niet. Een gevolg van deze overwinning op de dood is, dat Jezus als de LEVENDE iets kan uitdelen, en iets gaat uitdelen. Wat? Gerechtigheid. Deze gerechtigheid heeft Christus verworven of aangebracht door Zijn dood. Daarover heb ik beloofd bij antwoord 37 dat ik er nu wat meer over zou schrijven. Dat komt dan in het volgende nummer, zo God het geeft. Nu alleen dit: Wat betekent voor jou de dood? Doe je net alsof de dood er niet is; niet komt? Voor jou tenminste niet? Wees nuchter: ook jij kunt - net als Edith Stelwagen op 11 maart jongstleden - op het alleronverwachtst worden opgeroepen voor de rechterstoel van God. En dan? Of is de dood voor jou een overwonnen vijand! Ken jij dan de lévende Christus?