William Grimshaws geestelijke strijd
Auteur: ds. W. Pieters
Hoe William Grimshaw gewaar wordt dat niet alles goed met hem staat, weten we niet. Misschien doet zijn onmacht om zijn gemeenteleden te helpen in hun verdriet, hem zijn ellendige toestand inzien. Wanneer Mary, de dochter van James en Susan Scholfield, als baby van vijf weken sterft, is de moeder radeloos. Zij kan het niet aanvaarden dat haar kind sterft. Grimshaw probeert de bedroefde ouders te troosten, maar hij kan hen geen ander advies geven dan deze arme wereldse raad: `Zet al deze naargeestige gedachten uit je hoofd en zoek vrolijk gezelschap op en probeer je wat te verstrooien; dan zal alles gauw weer in orde zijn.'
Vader en moeder Scholfield vragen hem of hij geen andere advies voor hen heeft. Dan moet dominee Grimshaw bekennen dat hij niet in staat is om hen ander advies te geven. Hij geeft eerlijk toe geestelijk niets te weten. Maar toch weet hij er nog één ding uit te brengen, als een klein straaltje van licht in de narigheid: `Aan God te wanhopen zou het allerergste zijn.'
Vanaf deze tijd wordt dominee Grimshaw een stuk ernstiger. Het is voorbij om met zijn vrolijke kameraden te gaan drinken. Voorbij is zijn hartstocht naar amusement. En in plaats daarvan komt er na verloop van tijd zelfkastijding en grote gestrengheid. Hij probeert op deze manier God te behagen. Een opmerkelijke verandering komt nu ook over zijn ambtelijke arbeid. Nu wordt hij ijverig om zijn gemeenteleden te waarschuwen voor hun geestelijk gevaar en hij spoort hen aan tot een nauwgezet en oprecht leven. Nu verwaarloost hij zijn plichten niet langer, maar hij bezoekt zijn gemeenteleden trouw en doet goed zijn best om hun kinderen catechisatie te geven.
Maar al gauw zie Grimshaw in dat hij en ook zijn gemeenteleden geen kracht hebben om zo te leven als God eist om Hem welbehaaglijk te zijn. Op keer roept hij midden in een preek wanhopig uit: `Vrienden, we zijn in een verdoemelijke staat en ik weet amper hoe we eruit moeten komen.'
Nog strenger wordt dominee Grimshaw. Hij schrijft al zijn zonden op om er nog beter tegen te kunnen strijden. Ook schrijft hij al zijn goede daden op en hij hoopt dan aan het einde van elke dag de weegschaal in balans te hebben. Zo zal hij vrede kunnen krijgen voor zijn ontruste geweten. Zeven jaren lang probeert hij dit, maar het is een hopeloze zaak en het brengt hem steeds dieper in het moeras.
In die tijd, 1735, trouwt hij met een jonge weduwe, Sarah Sutcliffe. Helaas wordt van haar verteld dat ze aan de drank was, wat in die tijd heel gewoon was. Mevrouw Grimshaw kan haar man ook al niet voorthelpen op zijn zoektocht naar geestelijk licht. Dominee Grimshaw moet ervaren dat zijn vrouw het huiselijk gebed tegenwerkt, zodat hij er maar mee stopt.
In april 1736 wordt hun eerste kind, John, geboren en elf maanden later zijn zusje, Jane. Door al deze gebeurtenissen probeert de wanhopige dominee zijn ellende wat te vergeten. Maar niet lang laat God dit toe. Wanneer John twee is, zijn al de gewetenskwellingen van dominee Grimshaw weer terug gekomen. Er is niets dat hij niet probeert om vrede voor zijn geweten te krijgen. Hij doet zijn uiterste best om heel zijn leven te reformeren en alle zonden na te laten. Iedereen in het dorpje merkt het, vooral zijn vrouw. Hij bidt urenlang en besteedt veel van zijn tijd aan lezen en mediteren. Ook vast hij, maar het schijnt zijn bezwaarde gemoed maar weinig te helpen: de geestelijke troost is voor hem even ongrijpbaar als ooit.
In deze tijd juist krijgt dominee Grimshaw een verdriet te verwerken, dat voor iedereen al ondraagbaar zwaar is, maar voor hem helemaal verpletterend. 1 november 1739 sterft zijn jonge vrouw, Sarah, op het alleronverwachtst op de leeftijd van 29 jaar. De twee jonge kinderen gaan naar haar familie en dominee Grimshaw blijft geheel eenzaam achter in de pastorie van Todmorden. Gebroken door het verlies van zijn vrouw en wanhopig om ooit nog genade van God te krijgen, is Grimshaw een gemakkelijke prooi voor de giftige aanval van satan. Boze gedachten jegens God rijzen op in zijn hart; onzedelijke begeerten plagen zijn verbeelding en ongeloof kwelt zijn hart.
In deze tijd van grote neerslachtigheid valt zijn oog op een boekje, dat hij jaren in zijn boekenkast heeft staan, geschreven door Thomas Brooks: `Kostbare middelen tegen satans listen.' Als hij ooit zo'n boek nodig heeft, is het wel in deze omstandigheden. Maar in plaats van geholpen te worden uit zijn neerslachtigheid, wordt dit boekje door Gods genade het middel om in Grimshaw's hart een nog diepere kennis van zonden te werken. Thomas Brooks beschrijft meer dan tweehonderd listen die satan gebruikt om een ziel gevangen te nemen.. En dominee Grimshaw ziet zijn eigen situatie in al die listen getekend. En zo concludeert hij dat hij een gemakkelijke prooi is van de satan en door hem gevangen wordt gehouden zoals die het wil. Dit brengt hem tot de grens van totale wanhoop. Dus, een boek dat sinds zijn eerste uitgave in 1652 voor veel Christenen tot goede hulp was, verhevigt zijn strijd, in ieder geval tijdelijk. Maar onder Gods bestuur is het bestemd het werk in Grimshaw's ziel te verdiepen.
Gedurende deze dagen van geestelijke strijd probeert Grimshaw zijn ambtelijke bediening voort te zetten, maar op een zondag wordt zijn zwakte zo groot, dat hij bijna de trap van de preekstoel niet meer op kan. Hij is geweldig sterk van gezondheid, maar nu bezwijkt hij onder de last van zijn neerslachtigheid en geestelijke benauwdheid. Dan maakt Grimshaw ook nog eens twee gevallen in zijn gemeente mee van mensen die zelfmoord proberen te plegen. En satan doet er nu alles aan om hem zover te krijgen om zijn ellende op deze manier `op te lossen'.
Tijdens deze geestelijke worstelingen heeft ds. Grimshaw geen één vriend aan wie hij zijn nood kan klagen. Hij denkt dat niemand deze ervaringen en deze strijd kent, die hij in zijn ziel heeft. Hij vreest dat ze hem voor krankzinnig zullen verklaren, wanneer hij zijn nood zou vertellen en daarom houdt hij zijn mond en worstelt eenzaam verder.
Maar hoe donker het ook wordt in zijn ziel, Grimshaw houdt vol om te bidden en in de Schriften te studeren. En op Gods tijd, nadat hij grondig heeft geleerd hoe verdorven zijn natuur is en hoe onwaardig hij is, worden zijn gebeden beantwoord.
De predikant van Todmorden wordt uit zijn geestelijke duisternis verlost door de volgende twee gebeurtenissen. Ten eerste is er een predikant die nog wel eens op doorreis bij hem aan komt. En deze man wordt in Gods hand het middel dat Grimshaw eraan wordt ontdekt dat hij dáárom steeds dieper wegzinkt, omdat hij niet op de juiste manier naar een oplossing zoekt. Deze dominee zegt hem dat hij wettisch is: `Je bent een jood en je gelooft niet in de Heere Jezus Christus. Je bouwt op zand in plaats van op de rots.'
Ds. Grimshaw wil maar wat graag deze berispingen van zijn collega ontgaan en ontloopt hem zoveel hij kan, maar steeds weer ontmoeten ze elkaar en steeds weer zegt die dominee hem hetzelfde: `Grimshaw, je bent een jood en je gelooft niet in de Heere Jezus Christus. Je bouwt op zand in plaats van op de rots.'
En zelfs als Grimshaw deze man kan ontlopen, dreunen toch de ernstige woorden na in zijn hoofd: je bouwt op zand ...!
Het tweede is dat Grimshaw op een dag op bezoek is bij een vriend. Daar ligt op tafel een boekje van de grote Puriteinse godgeleerde John Owen. Het heet: de leer van de rechtvaardiging door het geloof. Hij voelt dat dit boekje voor hem van groot belang zal kunnen zijn om hem de juiste weg te wijzen. En hij leent het boek van zijn vriend.
Hij verliest, zoals je kunt begrijpen, geen tijd om dit boekje te lezen. En reeds het voorwoord van John Owen toont hem dat het boekje is geschreven juist voor mensen die in zulke nood zijn als Grimshaw nu zelf is. John Owen schrijft daar bijvoorbeeld hoe belangrijk het is om de leer van de rechtvaardiging door het geloof te kunnen verstaan, dat we eerst grondig onze zonde moeten kennen, dat we God hebben verlaten en dat we totaal verdorven zijn in onze natuur en hoe groot de kracht en de schuld van onze zonde is. Ook dat we de heiligheid van Gods Wet leren verstaan. Nu, daar is Grimshaw het van harte mee eens, want hij heeft het in de achterliggende maanden en jaren allemaal in eigen bevinding moeten leren.
Als hij verder leest, ziet hij dat zijn ervaringen van nood en zijn worstelingen niet uniek zijn, maar dat al Gods kinderen ze in minder of meerder mate leren kennen. Zo komt er langzaamaan licht in zijn ziel. Dan komt hij uiteindelijk bij het belangrijkste deel van het boekje, waar John Owen uitlegt hoe nu de gerechtigheid van Christus wordt toegerekend aan de gelovigen. Dit zal nu voor de rest van Grimshaw's leven het fundament van zijn denken en van zijn prediking worden. John Owen weet vanuit de Schriften van het Oude en het Nieuwe Testament aan te tonen en duidelijk te maken dat we niet hoeven te proberen onszelf voor God aangenaam te maken - wat Grimshaw nog elke dag probeert -, maar dat alles alleen in Christus ligt. Wie zich aan Jezus Christus overgeeft in de nood en met de schuld van zijn verloren leven, die krijgt alles wat van Christus is!
John Owen stelt zijn lezer de vraag: `Wilt u nog steeds op uw eigen prestaties vertrouwen of wilt u alles verloochenen wat van u is en u alleen verlaten op het werk van Jezus Christus?' En dan ziet Grimshaw de stand van zaken, zoals hij ze nog nooit gezien heeft: hij heeft een Zaligmaker nodig en hij ziet hoe volkomen geschikt en gewillig Christus is en hoe nu al Zijn verdiensten precies passen bij Grimshaw's nood. En dan omhelst hij de Heere Jezus Christus in ootmoedig geloof!
Twintig jaren laten schrijft hij: o wat een licht en troost genoot ik toen in mijn ziel en wat een smaak van de vergevende liefde van God! De hemel was in mijn ziel en vreugde en verkwikking kwamen over mij als een watervloed.
Nu leest hij de Bijbel met nieuwe ogen. Zijn preken veranderen ook meteen, zoals je wel begrijpt. Een nieuwe Evangelische inhoud wordt toegevoegd aan zijn ernstige wetsprediking. Al de jaren van zijn ernstige zoektocht naar vrede en vergeving was zijn prediking niet zonder vrucht. Steeds weer preekte hij over zonde en oordeel en bestrafte hij zijn hoorders voortdurend met Gods heilige Wet. En steeds meer mensen waren er gekomen ook van andere plaatsen, maar nú ... wordt vervolgd