De Catechismus van Genève vraag en antwoord 6 t/m 14, over het kennen van God
Auteur: ds. W. Pieters
Over het kennen van God
Vr. 6 Wat is verder de ware en rechte kennis van God? Antw : Waar Hij zó gekend wordt, dat Hem de eer wordt toegebracht die de Zijne is en Hem toekomt.
Vr. 7 Wat is echter de wijze om Hem recht te eren? Antw : Wanneer op Hem al ons vertrouwen gesteld wordt; als wij ons beijveren Hem met heel het leven te eren, door Zijn wil te gehoorzamen; als wij Hem aanroepen zo dikwijls enige nood ons dringt, ons heil bij Hem zoekende, en alle goed dat men begeren kan; ten slotte als wij met hart en mond Hem erkennen als de enige Gever van alle goed.
Vr. 8 Maar wat is, om dit ordelijk te bespreken en breder uit te leggen, in deze uwe indeling het eerste hoofdstuk? Antw : Dat wij geheel ons vertrouwen op God stellen.
Vr. 9 Op welke wijze geschiedt dat? Antw : Wanneer wij Hem kennen als de Almachtige en de volkomen Goede.
Vr. 10 Is dat dan genoeg? Antw : In het geheel niet.
Vr. 11 Waarom niet? Antw : Omdat wij onwaardig zijn dat Hij Zijn macht gebruikt om ons te helpen, en tot ons heil te tonen hoe goed Hij is.
Vr. 12 Wat is dus bovendien nodig? Antw : Dat ieder van ons van heler harte vaststelt, dat hij door Hem bemind wordt, en dat hij wil dat Hij hem tot een Vader is en een Gever van de zaligheid.
Vr. 13 Waaruit echter zal dat voor ons vaststaan? Antw : Uit Zijn Woord natuurlijk, waar Hij ons Zijn barmhartigheid in Christus uitlegt, en getuigt van Zijn liefde jegens ons. Het fundament dus en het begin van het stellen van het vertrouwen op God, is, Hem in Christus te kennen? Zeer zeker.
Vr. 14 Het fundament dus en het begin van het stellen van het vertrouwen op God, is, Hem in Christus te kennen? Antw : Zeer zeker.