Uit de brieven van D.J Crag (1)
Auteur: ds. W. Pieters
Geliefde Vriendin,
We zijn in de voorbereidingsweek. Laat ons trachten kwijt te raken, wat we menen te moeten hebben [en dat is heel wat, want op weg naar het Heilig Avondmaal moeten we geloofszekerheid hebben, gebedsworstelingen, tederheid des gemoed, verbrokenheid des harten en vernedering der ziel!] We hebben niets, zelfs niet het recht geestelijke gevoel van ons niets-zijn of onze armoede en afhankelijkheid.
Laat ons ook niet trachten iets te hebben, wat we werkelijk moeten hebben voor Gods heilig Aangezicht [zoals geloofsoefeningen op Christus]; want het is o zo waar wat Sukey Harley zei tegen iemand, die altijd kon geloven: "Ik heb geen geloof, ik moet het elke dag krijgen; ik heb geen Godzaligheid, mijn Godzaligheid ligt in Christus." Ze zei: "Sommigen kunnen altijd bidden, maar als ik mijn knieën buig, heb ik niets te bidden voor zulk een heilige God, aangezien ik zo'n vuile zondares ben!" En zo is het...
Herken je iets van deze dingen bij jezelf? Ik wens je toe, dat er in jouw hart ook mag zijn het `ja'-antwoord van Kohlbrügge toen God hem vroeg, terwijl Kohlbrügge in de diepte van zijn verlorenheid geen bekering of gevoel, geen geloof of gebed meer overhield: "Hebt u genoeg aan Mijn Lam?"
Geliefde Vriendin, de HEERE vraagt aan jou: heb je genoeg aan Christus en Zijn werk om je ziel op Hem te verlaten? Heb je genoeg aan Hem Die het Leven is, om in jouw dood elke keer weer levenwekkend binnen te treden? Heb je genoeg aan Mijn trouw om al jouw ontrouw te bedekken, te verzoenen? Ben je waarlijk tevreden ─dus zonder ooit iets in jezelf meer te zoeken...!─ met Mijn Welbehagen, Mijn lust om zalig te maken, goedertierenheid te schenken?
Het is de week van voorbereiding; 300 jaar geleden had men op zaterdagavond voorafgaand aan de Avondmaalszondag voorbereidingsprediking; men kende niet een bijzondere voorbereidingsweek, maar elke week was voorbereidingsweek. Mag je zo van Avondmaal tot Avondmaal leven? Niet omdat je zoveel hebt, maar omdat je niets hebt ─zelfs geen gemis!─, maar je gebrek zoekt vervuld te krijgen bij Hem Die een volkomen en gewillige Zaligmaker is? Een Pleisterplaats [het Heilig Avondmaal] is er niet voor sterke en frisse, maar voor vermoeide en afgematte zondaren...
Wij geven elkaar niets en kunnen elkaar niets geven, het ligt alles in Hem Die Zich bij Abraham in Genesis 17 vers 1 de Almachtige, de Algenoegzame noemt en Die het Deel en de Erfenis is van een dorstige ziel.
je vriend in Christus,
Geliefde vriendin,
Op een Gode-welgevallige wijze in het leven te staan, is het doel van de waarachtige bekering. Des te meer we turen op hetgeen we hebben of missen, des te minder zekerheid we ontvangen. Maar des meer het ons te doen is (en wanneer zijn we oprecht?) om des HEEREN glorie en Naam, des te meer licht er doorbreekt door het dichte wolkendek van twijfel, aanvechting en gemis. Nu niets te zijn en daarmee heilig vergenoegd / tevreden te zijn om wille van de verheerlijking van Gods Deugden ...
Waarom immers zou je Zijn Naam aanroepen [= te hulp roepen], als je genoeg hebt aan en in jezelf? Waarom zou je smeken om licht als je 't steeds vanuit jezelf en je bevinding of herinnering kunt bekijken? Waarom zou je Hem aanroepen, indien je je veilig voelt met hetgeen je bezit? Slechts daar wordt de Naam van God aangeroepen waar we Hem nodig hebben en daarom gaan Gods leerlingen van de achtste naar de eerste groep terug. Naar de kleuterschool, onbekwaam om Gods beloften - in Zijn Woord overvloedig uitgestrooid voor arme Adamskinderen - voor eigen hart en leven te kunnen lezen, zich te kunnen toeëigenen: "Leert U mij 's lezen, Heere, want ik weet het niet meer. Vorig jaar had ik bij het Bijbel lezen hier wat aan en daar wat aan, maar nu heb ik nergens meer wat aan; alleen als Uw vinger het mij opnieuw aanwijst en Uw mond het mij opnieuw voorzegt."
`Ja maar, dat is bij Gods volk natuurlijk écht en bij mij niet!', zo werp jij tegen. Dat zij zo. Dan zeg ik: `Was je maar onecht, dan had je Hem nodig en dan zou je ook waarlijk genoeg hebben aan Hem Die ook de Waarheid is en niet alleen de Weg en het Leven. Dan zou je van dag tot dag verlegen zijn om en verblijd zijn met de belofte van de Heilige Geest Die in alle Waarheid leidt.'
"Verlustig u in de HEERE
zo zal Hij u geven de begeerten uws harten."
Psalm 37 vers 4
In Christus aan je verbonden,
Geliefde vriendin,
Vandaag heb ik een preek gelezen over Psalm 51 vers 8: "Zie, Gij hebt lust tot waarheid in het binnenste, en in het verborgene maakt Gij mij wijsheid bekend." Het gaat eerst over de huichelaar, die zo graag oprecht wil schijnen (en de Heere liet mij zien: dat ik dat ben!), vervolgens over de oprechte die zich steeds weer als huichelaar leert kennen en zich in die weg ook steeds weer en steeds meer met smart en zielepijn leert wegschamen voor de hartdoorzoekende ogen van de alwetende, heilige Heere Die zo genadig voor mij is geweest (en ik meen toch dat deze zielsbevinding bij tijden en ogenblikken de mijne is).
Vervolgens wordt beschreven hoe een kind van God tegen zijn zonde kan strijden met (soms onbewust) maar één bedoeling: zelfhandhaving! O, wat een ontdekkend woord was dat voor mij ...
Daarna wordt heel eenvoudig duidelijk gemaakt waarin God lust heeft: deze waarheid, dat ik mijn algehele hopeloosheid, verdorvenheid (en, o, die is veel erger dan ik ooit aan iemand durf te zeggen!) en doemwaardigheid erken; zodat ik op alles wat ik heb, kan, weet, beleef en probeer de dood leer schrijven, om zo alles alleen te zoeken buiten mijzelf in Christus en Zijn volkomen Gerechtigheid (zie Jesaja 45 vers 24, 25).
Ten slotte hoe nu de Heere aan een dwaas die - ook in de bevinding der genade! - iets wil hebben buiten Christus, wijsheid bekend maakt. Deze wijsheid: Christus alleen! Hij is mijn Gerechtigheid.
O, ik ben toch zo onderwezen door deze prediking, dat kan ik niet zeggen. Moge de Heere ook u door deze preek onderwijzen om nu af te zien, geliefde vriendin, van al het uwe, al uw zonden, al je bekering, onbekeerdheid, bevinding, gebrek aan bevinding en gevoel; en dat je mag leren om tevreden te zijn met een zondares, een algeheel verdorven en totaal onverbeterlijke zondares te zijn; om zo genoeg te hebben aan en genoegen te beleven in de volkomen Zaligmaker van zondaren! Is Hij niet Alles? Mag Hij ook jóuw Alles zijn?
Zondag nodigt de Zoon van God hen die (Jeremia 3 vers 1) met vele boeleerders hebben gehoereerd om nochtans weder te keren tot Hem en om vanuit het onbegrijpelijke genadewonder Gods te mogen beleven: dat Hij hoeren en tollenaren nodigt en met hen aanzit ...
Zeg jij ook `Amen!'? Of zegt het van binnen: maar dat kan niet ... O, je moest eens weten hoe het bij mij aangevochten wordt, ook in het schrijven van deze brief of ik wel voor God verantwoord, oprecht, Zijn eer bedoelende ben. Niettemin: de Heere is goed en doet goed. Hij onderwees mij in mijn dwalen! Welk dwalen? Dat ik steeds denk: ik wil wel heilig, kuis, rein, zondeloos, onzelfzuchtig zijn; ik heb ondanks al mijn vuile boezemzonden toch nog wel iets goeds in mij.
Maar Hij leert mij vanuit Zijn Woord, door Zijn Geest, in mijn ziel: gans melaats; uit u geen vrucht (geen enkele vrucht!) in der eeuwigheid ...
O, laat ons smeken
dat wij waarlijk de Zaligmaker mogen benodigen,
beminnen,
vertrouwen
en tot Hem vluchten.
De Heere HEERE zegene jullie tezamen om Jezus' wil.
Ik denk dikwijls: o, hoe haalt God de Heer'
uit mij, een dor en ledig vat, nog eer?
Daar toch mijn kracht van dag tot dag vergaat:
zo traag tot goed, geneigd tot alle kwaad...!
't Is onverstand, ik stel deez' zorg ter zijd':
God wordt geroemd, wanneer ik stille lijd;
en niet wil doen, wat God niet hebben wil,
maar laag mij buig voor d' Opperwijsheid, ─ stil.
Nu prijs ik recht het vrije van Zijn macht,
want door mijn doen wordt Hem niets toegebracht.
Al wat Gij eist, och dat Gij 't Zelf eerst geeft!
daar zonder U in mij geen liefde leeft.
Geliefde Vriendin,
Gods kind beleeft, ook juist na het Heilig Avondmaal, dat het een dagelijkse strijd blijft tegen zichzelf. Alles van de oude mens staat op tegen God, alles verzet zich tegen Jezus' heerschappij. En toch komt daar een sterk verlangen om aan Zijn zoet regiment onderworpen te zijn, of niet? Om Hem dagelijks als Koning te kronen, te erkennen, te gehoorzamen. Om tot bescherming van onze ziel Zijn barmhartige Koningsheerschappij te ervaren.
Het is mij gisteren tweemaal een wonder geweest, dat ik zoveel mocht zien in de tekst [welke tekst het is geweest, staat er niet bij, WP]. Vorige week had ik al wel gezien, dat de tekst van de bediening niet zo veroordelend was, als ik eerst dacht. Maar, o, wat werd het mij vorige week gemakkelijk, toen ik opeens mocht zien, dat de verzen van de Avondmaalspreek uiteindelijk de gestalte waren, die de lof van het eenzijdige genadewonder in Christus verklaren!
Ik heb dit middellijkerwijze te danken aan dat kostelijke boek van de grote John Owen, waarin hij uitlegt hoe noodzakelijk het is, dat er plaats wordt gemaakt voor Christus en Zijn Middelaarswerk. Maar zondagmiddag zat ik er toch nog wel echt over in wat het 's avonds moest worden. Maar, o wat een wonder! De Heere opende de Schrift zó, dat ik het klaar mocht zien. Echt, het was voor mij een grote verrassing.
Hoe hebt u het gehad, geliefde? Herkende ook u zich in des Heeren waarachtig Woord? Ziet gij steeds meer schoonheid in Hem, Die de Reine is voor een onreine? Die de Nabijheid Gods is voor een verlatene? Die het Leven is voor een stervende, krachteloze? Die de Voorbidder is voor een biddeloze? O, belijden wij toch in oprechte schuldverslagenheid onze zonde, namelijk Gods Vaderlijke liefde verzondigd, Zijn Koninklijke barmhartigheid verzondigd, Zijn heilige verzoening verzondigd, Zijn gunstrijke gemeenschap verzondigd, Zijn veilige aanwezigheid verzondigd! Smeken wij Hem dan dagelijks om Zijn Vaderlijke liefde, Zijn zielverkwikkende verzoening, Zijn Koninklijke barmhartigheid en Zijn gunstrijke gemeenschap opnieuw te mogen ontvangen, te mogen gevoelen en om daarvoor Hem te mogen prijzen, verwonderd Hem te mogen aanbidden, Hem te mogen danken en te eren en om zo vanuit Hem, door Hem en tot / voor Hem te mogen leven!
Uw dienstwillige vriend in Jezus