Catechismus vraag 24 uitleg: Hoe worden de twaalf Artikelen opgedeeld?
Auteur: ds. W. Pieters
Voordat de Catechismus begint met de uitleg van de Twaalf Artikelen, komt nu eerst kort de indeling ervan aan de orde. Deze indeling in drieën is aanleiding om iets te zeggen over de leer van de Drie-eenheid. Het is niet eenvoudig om over die leer te schrijven. Het gaat over God, Zijn Wezen, Zijn Personen. En het is ons, nietige mensjes, onmogelijk om God te begrijpen. Vergelijk het maar eens met het kijken in de zon. Je kunt door het licht van de zon zien. Alle dingen kun je onderscheiden, doordat de zon schijnt, maar je kunt niet met open ogen naar de felle middagzon zien. Als je er al een (heel korte) blik op werpt, moet je meteen je ogen weer ervan afwenden, om niet totaal verblind te worden. Je ziet de zon, je ziet alle andere dingen door middel van het licht van de zon. Maar direct met het blote oog naar de zon zelf staren, is ons onmogelijk. Zo is het met eerbied gezegd ook met God. God is als het ware de Zon. En we weten, dat deze Zon er is en door Hem weten we allerlei dingen (in Zijn Woord), maar deze Zon Zelf aanschouwen en `bestuderen' is ons onmogelijk. Daarom moeten we de nodige voorzichtigheid betrachten. Maar nu gaat het eerst over de indeling van de Twaalf Artikelen:
Vraag: Hoe worden deze Artikelen gedeeld?
Antwoord: In drie delen. Het eerste is over God de Vader en onze schepping. Het andere over God de Zoon en onze verlossing. Het derde over God de Heilige Geest en onze heiligmaking
Deze driedeling van de Twaalf Artikelen is trinitarisch. Dat betekent: de drie Personen van God komen erin voor. Opmerkelijk is dat, als je de valse sekte van de jehovahgetuigen moet geloven. Deze mensen zeggen, dat de leer van de Drie-eenheid een uitvinding van mensen is en niet in de Bijbel geopenbaard is én ze zeggen, dat de vroege Christelijke kerk deze leer niet heeft gekend, maar dat ze later pas in de kerk is ingevoerd. Maar heel opmerkelijk is nu toch wel, dat onze oudste geloofsbelijdenis deze drie Personen al noemt: de Vader, de Zoon en de Heilige Geest ...! Nu eerst over deze drie onderdelen. Het eerste onderdeel gaat volgens de Catechismus niet over God de Vader en de schepping, maar over onze schepping. Het tweede gaat evenzo over onze verlossing en het derde over onze heiligmaking. De Catechismus maakt het dus weer heel persoonlijk naar de leerlingen toe, die bezig zijn de vragen en antwoorden uit hun hoofd te leren. Dat is een nuttige zaak: steeds weer bij het lezen van de Bijbel te bedenken, dat het gaat over jou en mij. We kunnen de Bijbel wel afstandelijk en onpersoonlijk lezen, maar dat is niet de bedoeling van God. Nee, juist het tegenovergestelde: de Bijbel is bedoeld als het persoonlijke Woord van God aan ons persoonlijk. God neemt ons bij elke Bijbellezing als het ware onder vier ogen en spreekt ons heel persoonlijk aan. Dat geldt ook als het gaat over de schepping. En de Heidelbergse Catechismus heeft dat heel goed begrepen.
Kijk, als je het eerste Artikel van de Twaalf Artikelen leest, dan lijkt het in 't geheel niet te gaan over onze schepping, want er staat: ik geloof in God de Vader, de Almachtige, Schepper van hemel en aarde. Er staat niet: ... Schepper van ons, of van mij. En als je in de Bijbel zelf leest over de schepping, dan lees je daar ook met geen woord iets over onze schepping of mijn / jouw schepping. Het gaat over de schepping van hemel en aarde, over water en land, zon, maan sterren, planten, dieren en de mens: Adam en zijn vrouw. Maar waar staat in Genesis 1 iets over ons? Toch heeft de Catechismus het echt heel goed begrepen, wanneer ze zegt, dat de Twaalf Artikelen of Apostolische Geloofsbelijdenis niet bedoeld zijn om ons verstandelijk iets te laten opzeggen over God de Vader, Die de almachtige Schepper is van ...; zonder dat we heel persoonlijk ook onszelf erbij betrekken. Dat is de bedoeling van deze geloofsbelijdenis niet! Dat is ook de bedoeling van de Bijbel niet. En wat ik nu schreef over de schepping, geldt ook van het werk, dat Jezus Christus heeft gedaan als de Verlosser.
Natuurlijk kun je heel de Bijbel ernstig en aandachtig door lezen en bestuderen, zonder dat je één keer je eigen naam tegen komt. Je kunt alles over het werk van Jezus Christus lezen en over Zijn heerlijke verlossing en zaligheid, zonder dat je ene keer de vraag aan je eigen hart stelt: gaat het hierin ook over mij? Je kunt je eigen persoon er helemaal buiten sluiten. Maar dat is niet de bedoeling van de Heilige Schrift. God heeft de Bijbel gegeven om ook wat betreft de verlossing door Zijn geliefde Zoon Jezus Christus heel persoonlijk tot jou en heel persoonlijk tot mij te spreken. Het gaat bij het werk van Christus aan het kruis van Golgotha over jouw verlossing, die je nodig hebt, die je in de verkondiging van het Evangelie wordt gepredikt en die je van Hem mag smeken en ontvangen.
Het kan ook anders: dan gaat het bij het werk van Jezus Christus aan het kruis van Golgotha over jouw verlossing, die jij afwijst, verwerpt, veracht. Dan vertreed je de Heere Jezus en acht je Zijn dierbaar bloed onrein, waardoor jij geheiligd bent ... En bij het derde stuk van de Twaalf Artikelen is het al weer net zo persoonlijk. Als je die laatste Artikelen leest, waarin het gaat over de kerk, de gemeenschap der heiligen, de vergeving der zonden, de wederopstanding des vleses en het eeuwige leven; dan kun je al die waarheden belijden en `geloven', zonder dat je er ene keer bij bedenkt, dat het over jou gaat. Maar de Catechismus wil niet, dat wij zo met de Christelijke geloofsbelijdenis omgaan. De Catechismus wil, dat we alweer heel persoonlijk ons erbij betrokken voelen: het gaat over mij, wanneer het werk van de Heilige Geest aan de orde komt ... Kijk, zo moeten we bezig zijn met de waarheid. Wie de waarheid van de Heilige Schrift bestudeert zònder persoonlijke betrokkenheid, zònder persoonlijke geloofsband, die is er altijd verkeerd mee bezig. En dan is het ook heel niet vreemd, dat dùs allerlei twist, verdeeldheid en onenigheid daaruit ontstaat. Laat ons de Bijbel lezen en het geloof belijden met heel persoonlijk ons eigen hart en leven daarin betrokken!
Jullie weten wel, dat onze Catechismus is geschreven voor de jeugd. Keurvorst Frederik III in De Paltz wilde de jeugd van zijn vorstendom onderwijzen in de Christelijke leer. Hij begeerde, dat zijn onderdanen van jongsaf de HEERE leerden vrezen. Toen heeft hij, zoals je wel weet, opdracht gegeven aan Caspar Olevianus en Zacharias Ursinus om een leerboekje voor de jeugd samen te stellen, waaruit op zondagmiddagen ook gepreekt zou worden. Als je nu de Catechismus goed leest, dan zie je, dat Olevianus en Ursinus jonge kinderen (van ± 12 jaar) lieten zeggen: het gaat in de Twaalf Artikelen om ónze schepping, het gaat om ónze verlossing en het gaat om ónze heiligmaking. Als je er goed over nadenkt, dan vraag je je misschien af: `Maar geldt dat nu voor elke jongen en elk meisje? Gaat het in de Twaalf Artikelen echt ook over mij?' Kijk, dat het in de schepping ook over jou gaat, dat wil je nog wel aannemen. Maar dat het in de verlossing ook over jou gaat, dat klinkt al een stuk moeilijker. En dat geldt net zo ook voor de heiligmaking door de Heilige Geest. Het gaat in de verlossing toch om de gelovigen, de kinderen van God? Zíj worden toch verlost? Christus heeft toch Zijn bloed vergoten voor Gods volk alleen? En misschien zit jij juist wel met het probleem: ben ik wel een kind van God? Of je vraagt je af: hoe moet ik toch een kind van God worden? Of nog sterker zit je in de twijfel en vraag je jezelf af: zou ik ooit wel een kind van God kunnen worden?
En dan zeggen Olevianus en Ursinus zomaar, dat het in de Twaalf Artikelen ook gaat over jouw verlossing... Dat kan toch niet? Ja, dat kan wel. En niet alleen die beide predikanten/professoren in de heilige Godgeleerdheid te Heidelberg hebben dat zo gezegd, maar ook Guido de Brès zegt het in zijn heerlijk boekje `De Nederlandse Geloofsbelijdenis'. In artikel 34 belijdt hij met de ware Christelijke Kerk de Heilige Doop. En hij spreekt daar ook over de kleine kinderen van de Gemeente. En dan zegt hij: die moeten ook gedoopt worden. Waarom? Omdat de Doop een afbeelding is van Christus' bloed. En Guido de Brès belijdt dan het volgende: `Christus heeft zijn bloed niet minder vergoten om de kinderkens der gelovigen te wassen, dan Hij gedaan heeft om de volwassenen.'
Op de grote Synode van Dordrecht in 1618─1619 hebben onze godzalige oudvaders dit geschrift van ds. De Brès als belijdenisgeschrift van onze vaderlandse kerk aangenomen. En zij hebben de ondertekening voor elke predikant, ouderling en diaken verplicht gesteld. Zij waren het van harte eens met deze uitspraak van artikel 34: Christus heeft Zijn bloed vergoten voor de kinderkens der gelovigen. Let op: er staat niet `voor de gelovige kinderen'... De conclusie van Guido de Brès is dan ook: `En daarom behoren zij het teken te ontvangen en het Sacrament van hetgeen, dat Christus voor hen gedaan heeft.'
Kijk, nu wordt in artikel 34 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis hetzelfde gezegd als in antwoord 24: het gaat in de Twaalf Artikelen of Apostolische Geloofsbelijdenis niet over Christus en de verlossing, maar het gaat over Christus en onze verlossing. Het gaat dus ook over jouw verlossing...
Ben je nog niet verlost?
Nee, nu moet je niet de verkeerde gevolgtrekking maken, zoals helaas in de Gereformeerde kerk vaak is gedaan. Daar zegt men: `Omdat Christus Zijn bloed heeft vergoten voor de kleine kinderen der gelovigen, op grond waarvan zij gedoopt moeten worden, daarom veronderstellen we maar, dat alle kinderen verlost zijn en zalig worden.' Fout! Het komt er in jouw en mijn leven juist op aan, dat we deze verlossing van Christus voor ons ook persoonlijk mogen ontvangen, er deel aan krijgen! En hoe gebeurt dat?