Catechismus vraag 1 uitleg: Wat is uw enige troost?
Auteur: ds. W. Pieters
De enige troost, waarover vraag en antwoord 1 handelen, houdt in, dat de schuld van onze zonde bij God is weggenomen. Gelukkig is daarmee echter deze troost niet uitgeput. De Catechismus zegt ook, dat de verlossing van de heerschappij van satan er bij hoort.
Satanische listen
Dat is duidelijk, aangezien Gods kinderen juist van zijn gruwelijke heerschappij zo'n last hebben. Ze kunnen zich niet voorstellen ooit echte troost / vreugde te kennen zolang satan niet verslagen is.
Nu belijdt de Catechismus, dat Christus mij uit alle heerschappij des duivels verlost heeft.
We moeten dit niet verkeerd verstaan. Er wordt niet bedoeld dat de duivel geen aanvallen meer richt op je hart of dat hij je nu ongestoord de nauwe weg tot het Leven zal doen bewandelen, maar wèl dat satan uiteindelijk aan de 'ketting' ligt. Zeker zal hij wel woeden en graag zijn voormalige onderdanen verscheuren, maar Gods kinderen zijn vanuit zijn machtsgebied verlost en leven nu onder de liefdes-banier van hun nieuwe Koning: Jezus.
Dit houdt niet in, dat Gods kinderen nu rustig in slaap kunnen vallen, omdat ze immers toch verlost zijn van de duivel ... De apostel Petrus waarschuwt juist: pas op, want uw tegenstander, de duivel, gaat rond als een briesende leeuw, zoekende wie hij zou mogen = kunnen verslinden. En dat hij uiteindelijk de oprechte gelovigen niet uit Christus' hand kan sleuren, is louter genade en verwekt bij Gods kinderen steeds meer verwondering.
Jouw verhouding tot de duivel
Onder het schrijven komt deze vraag in mij op: zouden de lezers deze bevrijdende macht van Koning Jezus ook kennen, zodat zij vrij zijn van satans dodelijke vergif? Of zouden zij nog slapen in de armen van die vreselijke mensenmoordenaar? Stel je eerlijk de vraag: "Weet ik van Gods almachtige, bevrijdende kracht in mijn leven? Of ben ik nog met duizend boeien gebonden aan de macht van hel, zonde en ongeloof?"
Ja maar, zeg je, hoe kan ik nu weten of satans heerschappij in mijn hart gebroken is? Word ik dan heiliger? Ga ik dan steeds meer uitblinken, word ik nog eens tevreden over mezelf?
Nee, zo gaat het niet. Je kunt het als volgt weten:
Satans grootste zorg is ons van Christus afhouden. Heeft hij dat bereikt, dan heeft hij het gewonnen. Daarom houdt hij ons zoveel lekkers voor van de wereld en de zonde. Daarom laat hij ons gul en ruim genieten van het aardse goed, opdat we er maar geen zin in hebben om de Heere Jezus Christus te zoeken.
Of hij laat ons heel heilig en goed worden in eigen oog, want hij weet dat we dàn net zomin naar het Lam Gods, Jezus Christus, verlangen. Echt, het maakt hem niets uit of we bij Christus vandaan blijven doordat we vast zitten aan allerlei goddeloosheid of doordat we vastzitten aan allerlei godsdienstigheid!
Dus: hieraan kun jij weten of je enigszins van satans macht verlost bent: is er in je hart een onlesbare dorst en een onverzadigbare honger naar Jezus Christus? Kun je Hem niet meer missen, omdat jouw reddeloosheid en zonde je zo hopeloos maken?
De tweede helft van antwoord 1
De Catechismus gaat verder uiteenzetten wat die heerlijke troost inhoudt en zegt: Mijn enige troost is ook, dat Christus
- mij alzo bewaart, dat zonder de wil van mijn hemelse Vader geen haar van mijn hoofd vallen kan
- ja ook, dat elk ding mij tot mijn zaligheid dienen moet;
- daarom verzekert Hij mij ook door Zijn Heilige Geest van het eeuwige leven
- en Hij maakt mij van harte gewillig en bereid om voor Hem voortaan te leven.
Vier dingen komen aan de orde.
In de eerste plaats: Christus bewaart Zijn schapen. In Johannes 10 vers 28 en 29 zegt Hij: Ik geef Mijn schapen het eeuwige leven; en zij zullen niet verloren gaan in der eeuwigheid en niemand zal ze uit Mijn hand rukken. Mijn Vader Die ze aan Mij heeft gegeven, is meer dan allen en niemand kan ze rukken uit de hand van Mijn Vader.
Ten tweede belijdt een gelovige: Christus zorgt er voor dat alle dingen die ik moet meemaken in mijn leven - zelfs de meest verdrietige en onbegrijpelijke! - meehelpen om mij zalig te maken. Paulus zegt in Romeinen 8 vers 28: En wij weten dat voor degenen die God lief hebben, alle dingen medewerken ten goede.
Ten derde wordt gesproken over de zekerheid van het eeuwige leven. Dit eeuwige leven is niet een eindeloos uitgerekt aards leven. Nee, het is de volheid van het Leven van God, nu en straks. Nu in een klein begin, straks volkomen. Dat te weten troost een kind van God. Dat te weten is een gave van de Heilige Geest. Hoe verzekert Christus je van het eeuwige leven? Door Zijn Heilige Geest in je te geven, Die ons Handgeld of Onderpand is waardoor je zeker weet: de volle zaligheid zal straks zeker komen; daar is geen twijfel aan.
Het vierde onderdeel, dat wordt genoemd als troost, gaat over de dagelijkse levenswandel. Waarmee vertroost een echte Christen zich? Hiermee: hij bemerkt bij zichzelf dat hij niet meer een vijand van God en Zijn gebod is, maar dat hij nu graag leeft voor de Heere in gehoorzaamheid aan al Zijn bevelen. Nu leeft hij niet meer voor zichzelf en hij bemerkt hoeveel vreugde hij in deze gehoorzaamheid beleeft. Daarom wil hij niet anders dan voor Christus leven. En niet alleen komt er een nieuwe wil in je, maar God geeft er ook kracht voor om tegen alle zonden te strijden (al is de strijd soms heel lang en zeer hevig!).