Des HEEREN Lof, Augustinus (5)
Auteur: ds. W. Pieters
Augustinus en de catechisatie
We moeten beginnen bij de schepping en dan in hoofdzaak de hele geschiedenis weergeven en vooral het einddoel in het oog houden: liefde uit een rein hart, uit een goed geweten en uit een ongeveinsd geloof. Alles wat vóór de komst van Christus is geschreven, is alleen maar neergeschreven om onze aandacht op Zijn komst te vestigen. En wat is de voornaamste reden geweest van Christus' komst? Gods wens om onder ons Zijn liefde te tonen. Deze liefde moet u voor ogen stellen als het einddoel waarop u al uw woorden richt. En wat u vertelt, moet u zó vertellen dat uw leerling al horende gaat geloven, al gelovende gaat hopen en al hopende gaat liefhebben. En juist ook op Gods gestrengheid, waardoor de harten van stervelingen met heilzame vrees geslagen worden, moet de liefde worden opgebouwd. Het gebeurt namelijk uiterst zelden dat iemand Christen wil worden, zonder dat hij door de vrees voor God is getroffen. Dan biedt hij voor onze toespraak een bijzonder welkom uitgangspunt: de grote zorg die God voor ons heeft. Ook moet worden behandeld het laatste oordeel, dat goed zal zijn tegenover de goede mensen, streng tegenover de slechte, rechtvaardig tegenover allen. Nadat met afkeer en huivering de straffen van de goddelozen zijn vermeld, moet met verlangen gewag worden gemaakt van het Koninkrijk der rechtvaardigen, van de Hemelse Stad en haar vreugde. De leerling moet gewaarschuwd worden tegen hen die de kerken lichamelijk vullen, maar die zich tot het kwaad wenden. Hij moet zich niet door dronkaards, gierigaards, bedriegers, dobbelaars, echtbrekers, hoerenlopers, toneelliefhebbers, afgodische geneeskundigen, bezweerders, sterrenwichelaars en voorspellers laten verleiden. Aan het einde gaf Augustinus een voorbeeld, wat hij zelf zou zeggen wanneer een heiden zich bij hem aandiende met het verzoek om toegelaten te worden tot het eerste onderricht. Een paar voorbeelden uit Augustinus' catechisatieles aan een heiden: 'U zoekt de ware rust die aan de Christenen na dit leven wordt beloofd, daarom zult u ook hier al te midden van de bittere moeilijkheden van dit leven de zoetheid en de heerlijkheid van die rust proeven, als u de geboden liefheeft van Hem Die deze rust heeft beloofd. U komt u toch niet bij de Kerk van God aansluiten om daardoor enig tijdelijk voordeel te verkrijgen? Er zijn namelijk wel mensen die zó Christen willen worden. Zij die zo doen, wanneer zij zich niet bekeren, zullen op het einde afgescheiden worden. En zij moeten zich niets voorspiegelen omdat ze met Gods graan op de dorsvloer van de Kerk mogen liggen. Want in de hemelse Korenschuur zullen ze niet bij dat graan zijn, maar voor het vuur bestemd worden dat ze verdiend hebben. De ware Christen echter heeft meer God lief dan dat hij voor de hel vreest. Ook al zou God tot hem zeggen: 'Leef maar altijddoor in vleselijke genietingen en zondig maar zoveel gij kunt - gij zult niet sterven en in de hel geworpen worden, maar gij zult ook niet bij Mij zijn.' Dan zou hij daarvoor toch terugschrikken en helemaal niet zondigen, niet om niet terecht te komen in de hel, maar om Hem niet te grieven, Die hij zo liefheeft.
Het sterven van Augustinus
In het jaar 426, toen hij 71 jaar oud was, belegde Augustinus een gemeentevergadering, waarin hij er toe over ging een opvolger aan te wijzen. Hij trok zich nu wat terug om te kunnen schrijven. De man die in 39 jaren nooit - behalve met ziekte - vakantie gekend had, heeft ook in zijn ouderdom geen ambteloze periode gehad. Toen hij tien dagen voor zijn dood te bed moest blijven, liet hij de zeven boetpsalmen op vellen papier schrijven en die aan de wand hechten. Liggend op zijn bed kon hij ze in de dagen van zijn ziekte zien en hij las ze en weende overvloedig en onophoudelijk. Hij wilde - behalve voor de verzorging - niemand bij zich hebben; zo had hij alle tijd beschikbaar voor gebed. Op donderdag 28 augustus 430 is Augustinus, de kwajongen van Thagaste, de dwalende puber van Madaurus, de onderwijzer van Carthago, de waarheid-zoeker van Rome, de door God bekeerde van Milaan, de presbyter en bisschop van Hippo Regius, de kerkvader van de ganse Christelijke kerk, de arme rechtvaardige - zondaar voor God, de gelovige in Christus Jezus, op de leeftijd van ruim 75 jaar ontslapen en uit genade gezaligd.