Anekdotes-2
Auteur: ds. W. Pieters
Een dappere generaal
Koning Frederik de Grote had een zeer dappere generaal. Dapper was hij niet alleen in zijn oorlogen tegen de vijanden, maar ook in het uitkomen voor Gods Naam.
Op een keer had de koning een maaltijd bereid voor aanzienlijke personen in het land. Onder hen behoorde ook generaal Von Zieten. Maar op die dag was het juist kerk, waarin het Heilig Avondmaal zou worden gehouden. De generaal wenste dit niet te verzuimen voor een diner in het paleis.
Na enige tijd was er weer zo'n maaltijd, waarbij de generaal wel aanwezig kon zijn. Aan tafel kwam het verzuim van de vorige keer ter sprake. Minachtende woorden werden daarover gesproken en ook de koning zelf bespotte zijn generaal, omdat die het Avondmaal liever had dan de maaltijd van de koning.
Toen stond de generaal op en zei eerbiedig:
"Majesteit, U weet dat ik in een oorlog nooit gevaren heb gevreesd en mijn leven meermalen heb gewaagd voor U. Maar Eén is er groter dan U, Die in de hemel woont en Wiens stem wij moeten gehoorzamen. En het Avondmaal van Jezus Christus is mij meer waard dan een maaltijd van U; daarom heb ik vorige maal bedankt voor Uw uitnodiging.
Vind U dit een reden om mij te bespotten? Dat zij dan zo en dan verlaat ik U, want in een gezelschap dat mijn Heere Jezus bespot, wens ik niet langer te zijn. Maar weet: eenmaal komt er een dag, dat U aan de Koning der koningen rekenschap zult moeten geven van deze spot!".
En met een diepe buiging ging de generaal heen.
Maar nog vóór hij bij de deur was, riep de koning hem terug, liep op hem toe, gaf hem zijn hand en betuigde hem zijn grote spijt over hetgeen voorgevallen was. De koning nam hem mee naar zijn privé-vertrek en sinds die tijd is de generaal met de grootste achting behandeld. Nooit hebben ze hem meer bespot!
De slinger
Enige jaren geleden slenterde een man, die een uurtje vrij had, de rechtszaal van het gerechtsgebouw in, waar een belangrijk proces gaande was. Nu hing precies achter de rechter een grote klok aan de wand. De grote koperen slinger ging heen en weer in een plechtige, afgemeten beweging, zodat zijn oog erdoor getroffen werd. Voor een moment keek hij onwillekeurig naar de nauwkeurigheid van de slingering en stilletjes kwam de gedachte aan het verloop van de tijd in zijn geest: eindeloos en vlug, aangeduid door het plechtige tikken van de klok.
Deze gedachte nam hem zomaar geheel in beslag. Zijn ogen bleven gevestigd op de slinger van de klok. Hij vernam helemaal niet meer wat er om hem heen gebeurde, nu hij overpeinsde welke gebeurtenissen er over heel de wereld zouden geschieden in de tijd tussen het heen en weer gaan van de slinger:
" -nu zinkt er iemand in een watergraf
-nu steekt een sluipmoordenaar zijn dolk in iemands rug
-nu vindt de duivelse confrontatie van legers plaats
-nu stijgt de schreeuw van berouw op van het bed van een stervende zondaar
-wat sterven er velen gedurende elke beweging van de slinger
-hoe snel snijden deze bewegingen de ogenblikken af die mij zijn toebedeeld
-hoe spoedig zal de klok mijn laatste uur slaan; en waar zal ik dan zijn, in de hemel of in de hel?"
Zo stond hij verzonken in mijmering, terwijl de stemmeloze slinger tot zijn ziel predikte, op een manier zoals hij nog nooit eerder had gehoord. Hij verliet de rechtszaal, maar een pijl-met-weerhaken van geestelijke overtuiging had zijn hart doorboord en hij kon hem er niet uittrekken. Hij zocht de eenzaamheid op en viel op zijn knieën en in benauwdheid bad hij het gebed dat - als het in oprechtheid wordt opgezonden - nooit wordt afgewezen: "O God, wees mij zondaar genadig!"
Spoedig vond hij de vrede der vergeving en ging de weg ten hemel met blijdschap: "De wind blaast waarheen hij wil en gij hoort zijn geluid, maar gij weet niet vanwaar hij komt, noch waar hij heengaat, alzo is een iegelijk die uit de Geest geboren is."
De 'ondankbare' Warburton
Na korte tijd hadden we (zo schrijft de eenvoudige predikant Warburton) 50 gulden schuld bij de levensmiddelenwinkel. We probeerden wel te sparen om de schuld af te betalen, maar we waren zo arm dat dit niet lukte... Op een dag zei de winkelier dat hij het geld nodig had en dat we het daarom volgende week moesten betalen. O, wat beefde ik van mijn hoofd tot mijn voeten...
Hoewel de Heere mij al vaak had geholpen, kon ik mij maar niet in geloof op Hem verlaten. Mijn vrouw was ook heel erg verdrietig, toen ze op maandagmorgen nog maar 6 kwartjes had om de week door te komen.
Toen kwam de postbode met een brief en we moesten 80 cent betalen voor de postzegel (toen moest iemand die een brief ontvìng de postzegel betalen, tegenwoordig moet iemand die een brief verstúúrt dat doen). Toen was mijn vrouw helemaal moedeloos; maar, o, wat waren wij verwonderd toen er drie briefjes van 10 in zaten. Op hetzelfde ogenblik kwam een gemeentelid binnen, die onze blijdschap bemerkte, zodat ik hem alles vertelde. Direct gaf ook hij ons twee briefjes van 10 uit zijn portefeuille, zodat op maandagmorgen het hele bedrag voor de schuld al bijeen was.
Ik was zo dankbaar dat ik een stil plekje zocht om mijn hart in lofprijzing en dank voor de Heere neer te leggen. Maar... O, wat gebeurde er?
Terwijl ik voor de Heere neerknielde, kwam opeens deze boze gedachte in mijn hart: "Waarom heeft God niet twee briefjes van 10 éxtra gegeven? dan hadden we nog wat etenswaren kunnen kopen ook, die we zo nodig hebben!" O, wat vreselijk, ik dacht heel erg dankbaar te zijn, maar ik was eigenlijk heel erg ondankbaar. Wat een vreselijk groot zondaar ben ik toch!
Ik moest leren, dat ook dankbaarheid een gave van God is.
Maar door Gods grote genade mocht ik de volgende dag van de Heere een hart vol dankbaarheid ontvangen voor de Heere, omdat Hij ons het nodige geld gegeven had om onze schuld te kunnen betalen."