Verkiezing en verwerping: Dordtse leerregels Hoofdstuk 1 artikel 17 uitleg
Auteur: ds. W. Pieters
Het onderwerp dat we in de Dordtse Leerregels nu onder de loep nemen, hoofdstuk I, artikel 17, gaat over de zaligheid van jongstervende kinderen. Ook kinderen kunnen sterven, en moeten sterven. Waarom? Dat lezen we in Romeinen 5 vers 12: door de zonde is de dood in de wereld gekomen; en in Romeinen 6 vers 23: het loon op de zonde is de dood. In artikel 17 lezen we het volgende
Naedemael wy van den wille Gods uyt zijn woort moeten oordelen, 't welck getuycht dat de kinderen der gheloovigen heylich zijn, niet van natueren, maer uyt cracht van 't genadenverbont, in 't welcke sy met hare Ouderen begrepen zijn, soo moeten de Godsalighe Ouders niet twijffelen aen de Verkiesinghe ende salicheyt harer kinderen, welcke Godt in hare kints-heyt uyt dit leven wech neemt.
In hedendaags Nederlands:
Omdat wij met betrekking tot Gods wil uit Zijn Woord moeten oordelen / een mening moeten vormen, hetwelk getuigt dat kinderen van gelovigen heilig zijn, niet van nature, maar uit kracht van het genadeverbond, waarin zij met hun ouders begrepen zijn, daarom moeten godzalige ouders niet twijfelen aan de verkiezing en zaligheid van hun kinderen, die God in hun jeugd uit dit leven wegneemt.
De remonstrantse tegenstanders van de Dordtse Synode strooiden overal in het land de leugen rond dat de leer van verkiezing en verwerping onder andere dit inhield, dat zuigelingen van nog maar een paar dagen oud in het helse vuur zouden terechtkomen bij het sterven. De remonstranten lasterden de Bijbelse leer, en daarom moeten onze vaderen er iets over zeggen. Waar komt een kindje van een dag terecht, wanneer het sterft? In de hemel of in de hel? Om een antwoord op deze vraag te vinden, moeten we zoeken in het onfeilbare Woord van God. Immers, Hij alleen weet het, en dus ook Hij alleen kan het ons bekendmaken. Wat zegt de Bijbel hierover? Niets; tenminste, niet direct. In artikel 17 kunnen de leden van de Dordtse Synode geen Bijbeltekst citeren waar iets staat als: wanneer een zuigeling sterft, zal het eeuwig zalig zijn ... Ook niet een tekst als: wanneer een klein kind sterft, zal het voor altoos verloren zijn. Wat onze vaderen op de Dordtse Synode wel konden, was conclusies trekken uit sommige Bijbelgegevens. Wat zegt de Bijbel namelijk wél? Dat kinderen van gelovigen heilig zijn. Als dit waar is, en het is waar ...! Dan kunnen we een gevolgtrekking maken. Wat betekent deze uitdrukking "heilig zijn". We vinden deze uitdrukking onder andere in I Korinthiërs 7 vers 14, waar de apostel Paulus schrijft:
"... anders waren uw kinderen onrein, maar nu zijn zij heilig."
Het betekent niet dat deze kinderen in Korinthe "zondeloos" zijn, ook niet dat ze "bekeerd of wedergeboren" zijn, maar het betekent: dat ze in Gods verbond begrepen zijn. Op de een of andere manier heeft God dus ook met kleine kinderen van Zijn volk een band. Wanneer de Heere nu deze kinderen in hun "kindsheid", dat is in hun vroege jeugd, uit dit leven wegneemt, moeten godzalige ouders er niet aan twijfelen dat ze zalig zijn. En als een kind van ongelovige ouders sterft? Kunnen niet-godzalige vaders en moeders ook troost putten uit Gods Woord, wanneer één van hun kinderen jong omkomt? Over die kinderen spreekt artikel 17 niet, omdat de Bijbel er niets over zegt. Om dus troost te ontvangen bij het lijkkistje van je jonge kindje, moet er wel godzaligheid, geloof aanwezig zijn. Maar dat kinderen van goddeloze ouders altijd verloren zijn, kunnen en mogen we vanuit de Heilige Schrift nadrukkelijk ontkennen. Van de eerste koning van het Tienstammenrijk, Jerobeam, lezen we niets anders dan dat hij goddeloos was. Toch zegt de HEERE aangaande zijn zoon Abia die als kind sterft (I Koningen 14 vers 13), dat iets goeds in hem was gevonden voor de HEERE. En de statenvertalers leggen uit dat dit betekent: enige beginselen van de vreze Gods en van ware vroomheid.
Matthew Henry merkt dan op: dit veelbelovende kind sterft het eerst van het gezin; want dikwijls neemt God hen het eerst tot Zich die Hij het meest liefheeft; de hemel is de geschiktste plaats voor hen, deze aarde is hen niet waardig.
En nu jij. Zijn jouw ouders (of is één van je ouders) gelovig? Merk jij godzaligheid bij hen op? Of ben je op pijnlijke manier er achter gekomen dat jouw vader / jouw moeder helemaal niet echt gelooft (al lijkt het er voor de buitenwereld wel op), en dat in plaats van godzaligheid alleen schijn-godzaligheid / schijnheiligheid in jullie gezin wordt gevonden? Dit alles doet uiteindelijk niet ter zake. Het gaat om jou persoonlijk: ben jij een gelovige jongen, een godzalig meisje?
Artikel 17 van hoofdstuk I van de Dordtse Leerregels gaat niet over jou: je leeft nog! Je bent ook geen zuigeling of peuter meer. Toch is het een prachtige belijdenis, waarin onze oudvaders duidelijk maken hoe wij over Gods verbond moeten en mogen denken!