De Catechismus van Genève vraag en antwoord 224 t/m 232, over het gebruik van de wet
Auteur: ds. W. Pieters
Het gebruik van de Wet
Vr. 224 Daar de Wet de rechte wijze van verering van God aanwijst, moeten wij dan niet geheel naar zijn voorschrift leven? Antw : Dat is zeker waar. Maar allen lijden aan zulk een zwakte, dat niemand, wat hij verschuldigd is, te allen dele vervult.
Vr. 225 Waarom eist God dan zulk een volmaaktheid van ons, die onze kracht te boven gaat? Antw : Hij eist niets, dat wfj niet gehouden zijn te volbrengen. Overigens, als wij ons maar inspannen voor deze wijze van leven die hier voorgeschreven wordt, ook al zijn wij ver af van het doel dat is van de volmaaktheid de Heere vergeeft ons, wat er ontbreekt.
Vr. 226 Spreekt gij over alle mensen in het algemeen, of slechts over de gelovigen? Antw : Wie door de Geest van God nog niet is wedergeboren, zal zelfs niet in staat zijn aan de geringste letter van de Wet te beginnen. Bovendien, gesteld dat er iemand gevonden wordt die voor zeker deel de Wet gehoorzaamt, zullen wij toch niet oordelen dat hij daarom voor God voldaan heeft. Want Hij verklaart allen voor vervloekt, die niet alles vervuld hebben, wat daarin vervat is.
Vr. 227 Hieruit is vast te stellen, dat gelijk er twee soorten mensen zijn, zo ook de taak van de Wet tweevoudig is. Antw : Zeker. Want bij de ongelovigen werkt zij niets anders uit, dan dat zij hun alle verontschuldiging voor God ontneemt. En dit bedoelt Paulus, als hij haar noemt een bediening des doods en der veroordeling. Maar jegens de gelovigen heeft zij een heel ander nut.
Vr. 228 Welk dan? Antw : Om te beginnen, daar zij uit haar leren dat zij de gerechtigheid door werken niet kunnen verkrijgen, worden zij op deze wijze tot nederigheid opgevoed, hetgeen de ware voorbereiding is 30 om het heil in Christus te zoeken. Vervolgens, voor zover zij veel meer van hen eist dan zij kunnen volbrengen, spoort zij hen aan om kracht van God te vragen, en overtuigt hen tevens van voortdurende schuld, om zichzelf niet te durven verheffen. Ten laatste is zij hun tot een teugel, waardoor zij bij de vreze Gods bewaard blijven.
Vr. 229 Hoewel wij dus in deze aardse vreemdelingschap aan de Wet nooit voldoen, moeten wij dit toch niet overbodig achten dat zij zulk een stipte volmaaktheid van ons vordert. Want zij toont het doel waarnaar wij moeten streven, en de eindpaal waartoe wij moeten geraken; opdat ieder van ons naar de maat van de hem geschonken genade, met voortdurende ijver moge trachten zijn leven in te richten tot de hoogste rechtschapenheid, en al meer vorderingen te maken. Antw : Dat is mijn gevoelen.
Vr. 230 Hebben wij in de Wet geen volmaakte regel van alle gerechtigheid? Antw : Ja, en wel zozeer, dat God niets anders van ons wil, dan dat wij haar volgen; daarentegen acht Hij ongeldig en verwerpt Hij, al wat wij buiten Zijn voorschrift ondernemen. Want Hij acht geen ander offer aannemelijk, dan gehoorzaamheid.
Vr. 231 Waartoe dienen dus zoveel vermaningen, voorschriften, opwekkingen, die zowel de profeten als de Apostelen overal gebruiken? Antw : Het zijn anders niet dan louter uitleggingen van de Wet, die ons leiden tot de gehoorzaamheid aan de Wet, eerder dan dat zij daarvan afvoeren.
Vr. 232 Maar zij geeft geen voorschrift voor ieders bijzondere roeping. Antw : Daar zij beveelt ieder het zijne te geven, ligt het voor de hand daaruit af te leiden, wat ieders plicht is, bijzonder in zijn ambt en zijn beroep. En er staan overal in de Schrift, gelijk gezegd is, verspreide uitleggingen van de afzonderlijke geboden. Want wat de Heere hier in hoofdsom samenvat met weinig woorden, wordt op een andere plaats vollediger en breder uiteengezet.