Catechismus vraag 42 uitleg: Waarom moeten wij sterven, als Christus al voor ons gestorven is?
Auteur: ds. W. Pieters
Bijna alles van de lijdensgang van Jezus is door de Catechismus behandeld. Alleen Zijn nederdaling ter helle nog niet. Voordat daarover wordt geschreven, stelt de Catechismus eerst twee andere dingen aan de orde. In de eerste plaats, vraag 42:
Zo dan Christus voor ons gestorven is, hoe komt het dat wij ook moeten sterven?
De vraag is in de Latijnse uitgave van de Catechismus zó geformuleerd dat iedereen aanvoelt: in de gedachte van de vraagsteller borrelt een tegenwerping. Wij moeten sterven, maar ... Nee, het 'maar' van de vraagsteller is niet dat hij het op de gewone manier oneens is met de dood. Hij is het oneens met het komende sterven, ja; maar op een heel andere manier dan de meeste mensen. Mensen zijn in het algemeen niet toe aan sterven. Dat bleek mij weer eens toen aan de voorzitter van de vereniging voor vrijwillige euthanasie de vraag werd gesteld of hij al een euthanasie-verklaring had getekend. Een beetje verlegen moest hij toegeven dat hij daar nog niet aan toe was. Dus zo'n dappere voorvechter van het doodgaan, is zelf bang voor de dood. Ten diepste protesteert zelfs die voorzitter tegen de dood, al is hij zogenaamd nóg zo voor euthanasie. Ben jij het er ook mee oneens dat je straks je hoofd neerlegt? Vind jij het ook een onaanvaardbare gedachte dat je alles, álles, ALLES los moet laten en dat er dan niets, níets, NIETS meer van jou is, maar dat anderen jou dan in een kist leggen ...? De vraagsteller in onze Heidelbergse Catechismus is ook tegen de dood, tegen het sterven, maar niet op de 'gewone manier', zoals de meeste mensen ertegen zijn. Hij is er OM CHRISTUS' WIL op tegen om te sterven. Dat klinkt vreemd, hè? En toch is het zo. De vraagsteller denkt goed na. Hij weet: Jezus Christus is niet voor Zichzelf gestorven. Als Hij zondaar zou zijn geweest, dan had Hij moeten sterven voor Zichzelf, vanwege Zijn eigen zonden. Maar nu, nu Hij volmaakt zondeloos en rein, rechtvaardig en heilig is, nu hoefde Hij niet te sterven voor Zichzelf. Waarom dan wel? De vraag zegt het al: voor óns. En dat 'voor ons' betekent zo iets als: 'in onze plaats'. Nu, wat houdt dat anders in, dan dat wij niet meer hoeven. Als iemand in mijn plaats betaalt, hoef ik niet meer te betalen. Als iemand in mijn plaats zich laat gijzelen, word ik vrij gelaten, ben ik geen gijzelaar meer. Als Jezus in mijn plaats is gestorven, hoef ik niet meer te sterven, is 't wel? En als ik tóch nog moet sterven, dan ... Ja, dan rijst de verdenking dat Jezus óf niet in mijn plaats is gestorven, óf dat Zijn sterven-in-mijn-plaats geen enkel nut heeft, niets waard is, want ... ik moet zelf ook nog sterven. In hetzelfde voetspoor voort geredeneerd, zou dat dus betekenen dat ik toch nog de vloek over mijn zonde moet dragen, al heeft Jezus die in mijn plaats gedragen; en dat ik toch nog naar de hel moet, al is Jezus in mijn plaats in de hel geweest. Kijk, dan is heel het plaatsvervangende werk van Christus geen cent meer waard. 'Plaatsvervangend' betekent: ik hoef niet meer. Dus om wille van de eer van Christus, als mijn Borg en Plaatsbekleder, ben ik tegen de dood. Ik hoef toch niet nog 's dunnetjes over te doen, wat Jezus Christus voor mij heeft gedaan?! Daarom, ik ben tegen sterven. Niet omdat ik denk dat ik de dood niet verdiend heb. Niet, omdat ik deze straf te zwaar vind. Welnee, ik heb het grondig geleerd en ben er heilig van overtuigd dat Romeinen 6 vers 23 volkomen gelijk heeft: "De bezoldiging (het loon) der zonde is de dood." Maar ik geloof even zo goed dat het tweede deel van dit tekstwoord waar is en daarom ben ik tegen sterven. Paulus vervolgt namelijk met: "Maar de genadegift Gods is het eeuwige leven, door Jezus Christus, onze Heere." Als de genadegift van God DOOR of IN Jezus Christus, onze Heere, nu het ééuwige leven is, dan moet ik toch de dood niet aanvaarden. Dan mág ik het er niet mee eens zijn, dat ik toch nog moet sterven ... Trouwens, ik herinner me een uitspraak van Jezus Zelf, waar ook helemaal niets meer van schijnt te kloppen als Gods kinderen tóch moeten sterven. Hij zegt in Johannes 8 vers 51: "Voorwaar, voorwaar zeg Ik u: zo iemand Mijn woord zal bewaard hebben, die zal de dood niet zien in der eeuwigheid." Hoe zit dat nou? Is dit serieus waar? Jezus zegt er twee keer bij: voorwaar. Er staat in het Grieks: 'Amen'. Dus Jezus zweert het als het ware. En wat staat er? Als je een kind van God bent, zal je de dood niet zien, zal je niet hoeven te sterven ...! Daarom, om Jezus' wil ben ik tegen sterven! Begrijp je? Wanneer we het antwoord van de Catechismus lezen, wordt het misschien wat duidelijker. Het komt hierop neer: de dood is voor Gods kinderen geen dood meer. Het lijkt dat ze sterven, maar wanneer Gods kinderen gaan sterven, sterven ze niet echt.
Nu wil ik op een ander punt ingaan. In de vraag staat 'dat Christus voor ons gestorven is'. Dit veronderstelt dat Hij in mijn plaats de dood moest ingaan. En de vraag is dan dus heel eenvoudig: vind jij werkelijk dat Jezus voor jou de dood moest ingaan? Dat is: vind jij werkelijk dat je zelf de dood hebt verdiend? Als je 'ja' zegt, vraag ik je: wat betekent de dood dan volgens jou? Heb je je wel eens verdiept in de vraag 'wat is sterven eigenlijk'? Of ben je tot nog toe die vraag uit de weg gegaan? Heel veel mensen leven erg onnadenkend. Ze zitten nooit eens een half uurtje na te denken over de grote dingen van het leven. En als ze het al eens doen, gedwongen vaak door de omstandigheden, dan nog ontwijken ze haast intuïtief het onderwerp van de dood. Maar zolang jij niet over de dood nadenkt, over wat hij inhoudt en over waarom de dood over jou moet komen, zolang kun je ook niet echt zeggen dat Christus voor jou gestorven is, Dat kun je wel zeggen, maar dat is ongeveer hetzelfde als wanneer je de volgende zin uit je hoofd leert en opzegt, zonder het ook maar enigszins te begrijpen:
'Itaque omnes homines in peccato concipiuntur et filii irae nascuntur ...'
Dus, wat bedoel je en wat versta je ervan als je zegt: Christus is voor mij gestorven? Ik wens je toe dat je deze zin in oprecht geloof mag leren zeggen. Onderwezen geworden door de Heilige Geest wat jouw dood inhoudt én wat de dood van Christus voor jóu inhoudt. De eigenlijke inhoud van de dood komt pas openbaar, als je leert wat Paulus schrijft in I Korinthiërs 15 vers 56: "De prikkel des doods is de zonde." Dit betekent: als jij geen vergeving van je zonden hebt ontvangen, is de dood nog écht de dood voor jou. Maar heb je wel vergeving van al je zonden ontvangen door het geloof in Jezus Christus, de Gekruisigde, dan is de dood in diepste wezen alleen nog maar een schijndood voor jou God geve je deze twee dingen bij bevinding te leren. Dan wordt het sterven van Christus in jouw plaats het heerlijkste Evangelie.
We zijn bezig met vraag en antwoord 42 van de Catechismus, waar staat:
Zo dan Christus voor ons gestorven is, hoe komt het dat wij ook moeten sterven?
En het antwoord luidt:
Onze dood is geen betaling voor onze zonden, maar alleen een afsterving van de zonden en een doorgang tot het eeuwige leven.
Vorige keer heb ik er al iets over geschreven: een Christen weet dat Christus voor hem de dood is ingegaan. Daarom hoeft hij niet meer te sterven. Toch lijkt het dat hij wel moet sterven. Hoe zit dat? Heel eenvoudig: de dood heeft zijn eigenlijke inhoud verloren. De dood is geen dood meer. De dood lijkt wel op de dood, maar is niet meer de dood. Tenminste voor Gods kinderen. Wat is dan het eigenlijke karakter van de dood? Romeinen 6 vers 23 zegt het ons: "De bezoldiging der zonde is de dood." Wat betekent dit? Dat de dood het loon is op de zonde. De dood is de straf voor de zonde. Wanneer de dood dát niet meer is, is de dood geen dood meer. Dan lijkt het er alleen nog maar op. Voor een kind van God is het komende sterven geen bezoldiging meer van zijn zonde. Voor zijn zonde is namelijk betaald. Daar hoeft hij niet meer voor te betalen. Een Christen hoeft wat dat betreft dus niet meer te sterven. Alle kinderen van God konden wel zonder sterven naar de hemel. Maar God wilde dat niet. Een kind van God gaat naar de hemel door een andere poort dan de poort van Henoch of van Elia. Die twee gingen door de poort 'verandering'. Alle andere kinderen van God gaan door de poort 'sterven'. Deze poort kun je ook noemen de poort 'ontslapen'. Denk aan een troostwoord van Paulus aan de Christenen in Thessalonica (I Thessalonicenzen 4 vers 14): "Indien wij geloven, dat Jezus gestorven is en opgestaan, zo zal God ook degenen die ontslapen zijn in Jezus, weer brengen met Hem."
Het Griekse woord voor 'ontslapen' betekent gewoon: slapen, gaan slapen. De poort naar de hemel is dus voor Gods kinderen hetzelfde als in slaap vallen ...! En als je 's avonds naar bed gaat, vind je het toch ook niet erg om te gaan slapen?! Welnu, net zomin vinden ware Christenen het erg om de laatste adem uit te blazen. Ze verlangen er wel eens naar. Nee, ze verlangen niet naar de dood en niet naar het sterven, maar ze verlangen er wel eens naar om te mogen gaan slapen. Waarom dan? Omdat ze zo moe zijn. Moe? Waar zijn ware Christenen dan zo moe van? Weet jij het?Van zichzelf; van het steeds weer zondigen; van satans listen en de verleidingen van de wereld. Dat alles zijn ze soms zo zat ... (Ben jij het?), dat ze graag willen gaan slapen, graag willen verhuizen uit dit lichaam naar de hemel.
Ja, zo zou je de dood ook kunnen noemen. Lees maar hoe Paulus erover schrijft in II Korinthiërs 5 vers 1: "Want wij weten, dat, zo ons aardse huis van deze tabernakel (tent) gebroken wordt, wij een gebouw van God hebben, een huis niet met handen gemaakt, maar eeuwig in de hemelen." Sterven is slechts het verhuizen uit een bouwvallige tent naar een prachtig paleis. Wie zou dat niet willen? Denk aan de miljoenen in de krottenwijken in de grote steden van de derde wereld. En dan het aanbod om een prachtige, vrijstaande woning te krijgen ... Nu, dat is precies de verhuizing van Gods kind. Hij woont nu in een tent, een bouwval, namelijk zijn lichaam. Het lichaam is zwak, is vol verderf. Het wordt afgebroken, het wordt met de dag minder. Maar, niet getreurd: we gaan verhuizen! Nog een klein poosje in deze bijna onbewoonbaar verklaarde woning en dan mogen we onze intrek nemen in het hemelse paleis! Wie zou dán niet graag willen sterven? Is dit ook jouw toekomst? Je moet goed over deze vraag nadenken. Want verhuizen ga je. En zeer binnenkort. De vraag is alleen: waarheen? Naar de buitenste duisternis? De poel van vuur en zwavel? De armen van de duivel? Kom, wees eerlijk! Je kunt je ogen wel dichtknijpen voor deze werkelijkheid, maar dat helpt echt niet. Je moet het zeker weten, dat jou een hemelse woning staat te wachten, wanneer je sterft. Paulus schrijft niet: we hopen het maar ... Hij schrijft: wij wéten! Je kunt dit ook weten. Als Christus nu in jou woont, zal jouw ziel straks bij Hem wonen. Maar andersom is ook waar: Als Christus nu niet in je woont, zal je ziel straks ook niet bij Hem wonen. Woont Christus in jou? De Bijbel gebruikt nog een andere beeldspraak als het gaat over het sterven van Gods kind. Paulus schrijft erover aan zijn geestelijke zoon Timotheüs (II Timotheüs 4 vers 6). Paulus is bijna aan het einde van zijn levensloop gekomen en schrijft: "Ik word nu tot een drankoffer geofferd, en de tijd van mijn ontbinding is aanstaande."
Zijn dood, de martelaarsdood, zal een bloedige dood zijn. Best om voor terug te schrikken, vind je niet? Maar Paulus zegt: dat sterven voor Christus is als het afvaren van een schip. 'Ontbinding' betekent: losmaking. De tijd dat ik word losgemaakt, de tijd dat de laatste tros, waarmee het schip aan de kade vast ligt, wordt losgegooid. Dát is sterven: van wal steken, de thuisreis aanvaarden. De zeilen hijsen om het ruime sop te kiezen en binnen kort de geliefden thuis in de armen te sluiten. Dát is sterven. En welke rechtgeaarde zeeman ziet er niet naar uit dat hij - na lange, lange tijd te hebben gevaren - eindelijk weer de thuisreis mag beginnen? Welnu, zo is het ook met de grote apostel: hij verlangt ernaar om van wal te steken.
'Maar komt het dan wel goed, als je straks moet vertrekken uit dit tijdelijke leven, Paulus?' 'Jawel', zegt de gevangen Evangelieprediker (vers 7): "Ik heb de goede strijd gestreden, ik heb de loop geëindigd, ik heb het geloof behouden. Voorts is voor mij weggelegd de kroon der rechtvaardigheid, die de Heere, de rechtvaardige Rechter, aan mij in die dag geven zal; en niet alleen aan mij, maar ook aan allen die Zijn verschijning hebben liefgehad."
Wat een toekomst!
Wat een vooruitzicht!
Om jaloers op te worden.
En deze roemtaal wordt in onze Heidelbergse Catechismus herhaald. In de dagen van de kerkhervorming, toen brandstapels rookten en vele duizenden goed en bloed over hadden voor de waarheid van Gods Woord, tóen bloeide de zekerheid: 'Mijn dood is geen betaling voor de zonden. Ik hoef voor de dood niet meer bang te zijn, want de dood is eigenlijk de dood niet meer. Hij lijkt er wel op en voor de goddelozen ís de dood ook nog werkelijk dat angstaanjagende en huiveringwekkende begin van een nimmereindigende verdoemenis! Maar voor mij is de dood alleen nog maar een poort naar het leven, een doorgang tot mijn eeuwige Thuiskomst.'