Overdenking over Noach, Genesis 8 en 9
Auteur: ds. W. Pieters
Van Overzee
Overdenking door een lid van de Synode van Dordrecht, 1618-1619
Niet zo spoedig is Noach uit de ark gekomen of hij bouwt een altaar. Niet een huis voor zichzelf, maar een altaar voor de Heere. Ons geloof zal ons altijd leren om God vóór onszelf te stellen.
Uitgestelde dankbaarheid is geen acceptatie waard.
Van de weinige dieren die waren overgebleven, moest God er een paar hebben; zij zijn alle van Hem. Maar Zijn goedheid wil dat de mensen weten dat het om hem was waarom zij zijn gespaard. Het was een voorrecht voor die dieren dat zij werden gespaard voor de verdrinkingsdood om aan God te worden geofferd door vuur.
Wat een gunst is het voor mensen om voor een algemeen verderf te worden gespaard, om zo aan hun Maker en Verlosser te worden toegewijd.
Let op: dit kleine offervuur van Noach 'reinigde', door de kracht van het geloof, de wereld, en rees op naar die hemelen vanwaar de wateren waren neergevallen. En dit vuur 'veroorzaakte' dat een prachtige regenboog aan de hemel verscheen tot zijn verzekering. Al de zonden van de eerste wereld waren niet zo walgelijk voor God als de rook van dit offer aangenaam was voor Hem. Geen geur kan zo zoet zijn als de heilige gehoorzaamheid van de gelovigen. God nu, Die tevoren ontstemd was door de stank van de zonde, ruikt een zoete geur van rust (zie kanttekeningen van de statenvertaling).
Zie hier een nieuwe en tweede rust. Eerst rustte God van het maken van de wereld, nu rust Hij van het vernietigen van de wereld. Zelfs al stoppen wij niet met beledigen, toch stopt Hij met openbare wraakoefening.
Zijn woord was genoeg; toch geeft hij een teken erbij, waardoor de waarheid van Zijn belofte tot de ogen van de mensen spreekt. Dit doet Hij nog steeds in Zijn gezegende sacramenten, die als zichtbare woorden voor de ziel zijn. De regenboog - die in de natuur het einde van een bui aanduidt - is het onderpand van onze veiligheid. Al de tekenen die God instelt, zijn gepast en betekenisvol.
Maar wie zou na dit alles verwachten dat de rechtvaardige Noach - de vader van de nieuwe wereld - dronken in zijn tent zou liggen? Wie kon bedenken dat wijn hém zou overvallen, die uit de zondvloed was gered? Dat hij, die met de zondige voorbeelden van de eerste wereld niet besmet kon worden, zou beginnen zelf een voorbeeld van nieuwe zonde te worden? Wat zijn wij, wanneer we niet meer onszelf zijn! Zolang God ons vasthoudt, kan geen verzoeking ons bewegen. Wanneer Hij ons verlaat, is geen verzoeking te zwak om ons ondersteboven te gooien. Welke levende ziel had ooit zulke edele bewijzen van de barmhartigheid en de rechtvaardigheid van God? Barmhartigheid jegens hemzelf, rechtvaardigheid jegens anderen. Wie had zulke genadige goedkeuring van zijn Maker? Zie, hij tot wie God in een onreine wereld zei: "U alleen hebben Ik rechtvaardig bevonden", bewijst nu, nadat de wereld was gereinigd, onrein te zijn. De prediker der gerechtigheid van de eerste wereld, de koning, priester en profeet van de vernieuwde wereld, is de eerste die de zonde bij vernieuwing te voorschijn brengt van die wereld die hij had bestraft, en die hij gestraft had gezien vanwege de zonde. Gods beste kinderen hebben geen bescherming tegen de zonden van zwakheid. Wie van de heiligen heeft nooit dat gedaan, waarover hij zich nu schaamt?
God Die ons laat vallen, weet hoe Hij van de zonden van Zijn heiligen een even goed gebruik kan maken als van hun gehoorzaamheid. Als we niet zulke voorbeelden hadden, wie zou niet wanhopig worden bij het gezicht van zijn zonden?
Maar, we vinden Noach slechts één keer dronken. En ene daad kan een goed hart net zo min onrechtvaardig maken, als een leven in zonden kan bestaan met wedergeboorte.
Maar wanneer ik kijk naar de gevolgen van deze zonde, kan niet ik niet anders dan van schaamte blozen en mij verwonderen: kijk, deze zonde is erger dan 'gewone' zonde. Andere zonden veroorzaken schaamte, maar verbergen haar; maar deze zonde toont de schaamte aan de wereld. Niet zo gauw had Adam gezondigd of hij zag en verafschuwde zijn eigen naaktheid, doordat hij het met bladeren probeerde te bedekken. Noach had niet zo gauw gezondigd, of hij openbaart zijn naaktheid; en hij heeft niet zo veel controle over zichzelf om beschaamd te zijn. Eén uur van dronkenschap verraadt wat meer dan zeshonderd jaren matigheid zedig had verborgen.
Wie zich aan wijn overgeeft, heeft zichzelf niet meer in de hand. Wat zullen we van deze ondeugd denken die een mens van zichzelf berooft, en een beest in zijn plaats legt? Noachs naaktheid wordt door de wijn zichtbaar. Het is niet ongewoon in dronkenschap geheimen te openbaren. Dronkenschap veroorzaakt niet alleen gebreken, maar toont ook de gebreken die we hebben, aan anderen. Zo wilde God het hebben, opdat we ons dubbel zouden schamen, zowel voor de zwakheden die we tonen, als voor de zwakheid die veroorzaakt dat we ze tonen.
Noach is bloot; maar in zijn eigen tent. Het zou zondig zijn geweest, al had niemand het gezien. Ook ongeziene zonden hebben hun schuld en schande, en terecht worden ze zichtbaar gestraft.
Onbegenadigde Cham zag het en lachte. De schande van zijn vader zou de zijne hebben moeten zijn. Het gezicht van die delen vanwaar hij zijn bestaan had, zou in hem een geheime schrik en droefheid hebben moeten verwekken. Hoeveel onbegenadigden maken grappen over die dingen die hen moesten verootmoedigen! Tweemaal had Noach aan Cham het leven gegeven, maar noch de naam van vader en bewaarder, noch ouderdom, noch deugdzaamheid konden hem beschermen tegen de verachting van zijn eigen kind. Ik zie dat de ark monsters kon huisvesten. God bewaart er sommige in het oordeel. Voor Cham was het beter geweest om in de zondvloed te zijn omgekomen dan voort te leven om door zijn vader vervloekt te worden.
Niet tevreden om zelf getuige te zijn van dit vuile gezicht, gaat hij naar buiten om het te verkondigen. Zonde doet kwaad via het oog, maar meer via de tong. Zoals elke zonde een werk der duisternis is, zo zou het in duisternis begraven moeten worden. Het gerucht van zonde is meestal net zo kwaad als het bedrijven van zonde, want het kan nooit worden uitgebazuind zonder liefdeloosheid, en zelden zonder besmetting. O wat zijn die zonen onnatuurlijk en goddelozer nog dan Cham, die de 'naaktheid' van hun geestelijke ouders publiceren, zelfs aan hun vijanden!
Het was maar goed dat Cham het aan niemand anders kon vertellen dan aan Noachs eigen, begenadigde en trouwe zonen. Onze schande is minder wanneer niemand onze fouten weet dan onze vrienden. Zie, hoe liefde zonden bedekt. Deze goede zonen zijn er zo ver vandaan om de schande van hun vader te gaan bekijken, dat zij achteruit lopen om ze te verbergen. Het kleed wordt op hun beider schouders gelegd, beiden gaan gelijkelijk achteruit en durven niet eens om te kijken, opdat ze niet onbedoeld de oorzaak van hun schaamte zien, en zij lopen liever het risico om over het lichaam van hun vader te struikelen dan zijn naaktheid te zien. O, wat deed het hun smart dat zij, die zo dikwijls met eerbied tot hun heilige vader waren gekomen, nu uit eerbied hun rug naar hem moesten keren. En dat zij hem nu in medelijden moesten kleden, die zo dikwijls hen had gekleed in liefde! En wat nog meer aan hun trouw toevoegt: zij bedekten hem en zeiden niets. Deze matige smart is hun lof en ons voorbeeld. De zonden van hen die wij liefhebben en eren, moeten wij met afkeuring vernemen, met vrees en onwil geloven, met smart en schaamte erkennen, met eerlijke verontschuldigingen verbergen, en in zwijgen begraven.
Deze geschiedenis is netzoveel een verhaal van eerbied als van ongehoorzaamheid. Omdat Cham tegen zijn vader zondigde, daarom zal hij in zijn kinderen worden geplaagd. Jafeth is trouw jegens zijn vader, en vindt het terug in zijn nageslacht. Omdat Cham een verkeerde zoon voor zijn vader was, daarom zullen zijn zonen de dienstknechten zijn van zijn broers. Omdat Jafeth zijn schouders naast die van Sem plaatste om het 'schaamtekleed' te dragen, daarom zal Jafeth in de tenten van Sem wonen, en delen in zijn zegeningen net als in de trouw.
Wanneer we slechts doen wat we behoren te doen, is God er ons 'dankbaar' voor; en Hij beloont datgene wat zonde was geweest als we het niet hadden gedaan. Wie kan mij een man aanwijzen die opstandig ontrouw jegens zijn ouders was en die zowel zelf voorspoedig was als in zijn kinderen?