Orthodoxie(3): Verkiezing en verwerping
Auteur: ds. W. Pieters
Alleen vanuit het goede perspectief / gezichtspunt kunnen we de Bijbelse leer van verkiezing en verwerping goed bekijken. Dat perspectief of startpunt is de beleving van onze onwaardigheid. Wie namelijk meent recht te hebben op de zaligheid, of wie meent door zijn eigen verdiensten een streepje voor te hebben bij God, die botst KEIHARD aan tegen de leer van Gods vrijmacht. Voor zulke mensen is trouwens niet alleen dit stukje van de Bijbelse leer, maar ook Jezus Zelf een struikelblok. Lees maar eens wat Jezus over Zichzelf getuigt met betrekking tot Zijn hoogmoedige gesprekspartners (Mattheüs 21 vers 42 & 44):
"Hebt gij nooit gelezen in de Schriften: 'De steen, Die de bouwlieden verworpen hebben, Deze is geworden tot een Hoofd des hoeks; van de Heere is dit geschied, en het is wonderlijk in onze ogen'?
En wie op deze Steen valt, die zal verpletterd worden; en op wie Hij valt, die zal Hij vermorzelen."
Twee voorbeelden maken het duidelijk hoe de leer van verkiezing en verwerping een probleem is; én hoe ze in het geheel geen probleem is.
Kijk eens naar de oudste zoon in de gelijkenis van Lukas 15 (die een afbeelding is van de eigengerechtigde en verwaande Farizeeërs). Vertel hem dat één van de twee verkoren is tot zaligheid, en de andere niet verkoren is, maar verworpen. Vraag hem wie volgens hem de verkorene moet zijn (natuurlijk niet zijn broer - die een afbeelding is van de alles-verzondigd-hebbende tollenaars ...) Als hij hoort dat God zalig maakt ZONDER te letten op verdiensten, voelt hij zich zeer verongelijkt. Vertel echter aan die verloren zoon dat één van de beide broers bij Vader welkom is en de andere buiten zal moeten blijven staan ... Hij weet heel goed wie er dan buiten moet blijven, natuurlijk niet zijn oudere broer!! En vertel hem dat zijn Vader vrijmachtig beslist wie er zalig wordt, wie Hij in huis toelaat - ZONDER te letten op waardigheid of verdienste, o, dan zal hij denken: dan kan het ook voor mij nog.
Tweede voorbeeld: de gelijkenis van Lukas 18, de Farizeeër en de tollenaar die beiden bidden in de tempel. Praat met die eerste over soevereine genade, en hij gruwt ervan: doen dan al mijn goede werken niet mee??? Praat met die slechterik over onverdiende en vrije genade ... en hij verheugt er zich over: doen dan al mijn boze werken niet mee???
De Farizeeër had een verkeerd perspectief, de tollenaar had het enige goede startpunt: HEL-WAARDIG zijn.
Ben jij dat? Of loop je heimelijk in de schoenen van de Farizeeër?
Nu ga ik verder met de orthodoxe visie op verkiezing en verwerping te beschrijven. In Zijn volkomen wijsheid heeft God besloten wie er zalig zullen worden en wie niet. God heeft ook besloten waarin die zaligheid bestaat. Tevens, hoe een ieder van Zijn uitverkorenen tot die zaligheid zal worden geleid. God heeft hierin niets aan het 'toeval' overgelaten en ook niets aan de menselijke inbreng. Wat voor inbreng immers heeft een mens hierin? Vóór zijn geboorte geen enkele inbreng, en ná zijn geboorte geen enkele positieve inbreng - alleen negatief. Wij werken God tegen en staan ons eigen behoud finaal in de weg.
De Bijbel vertelt heel wat over de verkiezing met als doel:
(1)Tot eer van God - hier zijn heel wat mensen het niet mee eens. Pas zei iemand: als God niet iedereen heeft verkoren, wil ik niet in de hemel komen; zó'n God wil ik niet dienen.
(2)Tot vernedering van alle eigendunk - denk aan de twee voorbeelden op de vorige bladzijde: wie iets van zichzelf verwacht, moet 'een toontje lager leren zingen'.
(3)Tot troost en bemoediging van Gods kinderen - zij immers weten maar al te goed uit pijnlijke beleving dat er nooit meer een greintje hoop op zalig worden zou kunnen zijn, wanneer er maar één nagelschrapsel of zucht van hen bij moest!
Over de verwerping nog het volgende. Velen verafschuwen de gedachte dat God uit soevereine vrije beschikking heeft besloten dat sommigen niet zalig worden, niet tot de hemel worden toegelaten. Maar de Bijbel maakt overal ontwijfelbaar duidelijk dat het verloren gaan van de goddelozen nooit onrechtvaardig is. Zoals niemand van Gods kinderen tegen zijn zin in de hemel aanlandt - want zij leren hongeren en dorsten naar Gods gerechtigheid of zaligheid; zo wandelt ook niemand tegen zijn zin op het pad naar de verdoemenis. O nee? Nee! Want weet je wat voor pad het is dat onafwendbaar naar de verdoemenis loopt? Het zondepad. En wie van de 9000 lezers van 'De Catechisant' loopt tegen zijn zin op dat pad? Wij moeten toch allemaal erkennen - en als je het nu niet wilt erkennen, zal je het straks voor de Rechter van hemel en aarde toch wel erkennen - dat wij vrijwillig zondigen, dat we vrijwillig kiezen tegen Koning Jezus en Zijn aanspraken op heel ons leven.
Zalig worden is 100% genade, onverdiend, Gods werk.
Verloren gaan is 100% eigen schuld, verdiend, ons eigen werk.
Nee, begrijpen doen wij lang niet alles. Vragen blijven er genoeg over. Maar, buig met vertrouwen onder deze God en Zijn GOEDE BESLUIT, en je zult straks eeuwig aanbidden en bewonderen, wat je niet begreep.
ORTHODOXIE
In de loop van de eeuwen is er al heel wat te doen geweest over wat orthodox / rechtgelovig is, en wat niet. Er zijn op alle punten van het Bijbelse geloof afwijkingen geweest; en nog. En steeds is de kerk daar op in gegaan. Ze heeft vergaderingen belegd en geschriften uitgegeven, belijdenisgeschriften.
Eén van die vergaderingen is de Dordtse Synode van 1618-1619. En één van die geschriften is de 'Dordtse Leerregels'. Het gaat om de leer van de verkiezing en verwerping. Daaraan zitten ook nog de volgende punten vast: (1) wie zullen zaligmakend delen in de verzoeningsdood van Christus, (2) hoe worden mensen tot God bekeerd en (3) wie zorgt ervoor dat Gods kinderen uiteindelijk zalig worden?
Het eerste punt is 'wat zegt de Bijbel over de uitverkiezing?' Er is al eeuwen lang verschil van mening over. Augustinus - 1600 jaren geleden -, heeft hier al een lange pennestrijd met Pelagius over. In de middeleeuwen komen er mensen om in de gevangenis terecht. En in de tijd van de kerkhervorming steekt het weer de kop op.
Bekend (?) is de pennestrijd tussen Desiderius Erasmus, de grote Rotterdamse humanist, en Maarten Luther. Erasmus schrijft 'de vrije wil'. Luther schreef 'de gebonden wil'. Het is 1525. Bijna een eeuw later ontbrandt dezelfde strijd in de Lage Landen bij de Noordzee. En het blijft niet bij een 'storm in een glas water' of een 'binnen-brandje', waar een paar dominees of professoren in de theologie elkaar te lijf gaan, maar waarbij het volk en de kerk gewoon toeschouwer is. Nee, het neemt binnen korte tijd zulke geweldige vormen aan dat het in alle steden en dorpen van Nederland GONST van de twistgesprekken tussen 'rechtgelovig' en 'niet-rechtgelovig'. De man van de straat is er intens bij betrokken. Mensen kiezen partij. Gemeenten scheuren. De Vaderlandse kerk staat aan de rand van een landelijke crisis, om binnen korte tijd in de afgrond neer te storten.
De twee partijen worden met scheldnamen aangeduid: Bavianen en Slijkgeuzen; ook wel genoemd Remonstranten en Contra-remonstranten. Het woord 'remonstrant' komt van de 'remonstrantie' (geleerde verhandeling), die zij inleveren bij de toenmalige overheid. Zij die tegen deze verhandeling zijn, tegen deze remonstrantie, worden contra-remonstranten genoemd.
De leider van de remonstranten is professor Jacobus Arminius, geboortig van Oudewater.
De leider van de contra-remonstranten is professor Fransiscus Gomarus, afkomstig uit Brugge. Op de Dordtse Synode is de voorzitter, en leider der contra-remonstranten, dominee Johannes Bogerman.
De strijd gaat over de vraag of God bij het besluit om zalig te maken, rekening heeft gehouden met de verdiensten van de mensen. Professor Arminius zegt: 'Ja'. Professor Gomarus zegt: 'Nee'. De strijd wordt fel, zodat overheidsingrijpen nodig is. Ja, orthodox zijn of niet heeft in die dagen ook nog te maken met de regering. Sinds de Franse Revolutie hebben we in Nederland de scheiding tussen kerk en staat, maar in de tijd van de Tachtig Jarige Oorlog - en dan laait die strijd in de Vaderlandse Kerk zo hoog op - is die scheiding er nog niet.
De overheid bepaalt, om een voorbeeld te geven, dat de kerk geen nationale synode mag beleggen om deze leergeschillen te beslechten.
Maar Prins Maurits trekt op zeker moment partij voor de contra-remonstranten en door zijn (politieke) optreden wordt de weg gebaand om in het jaar 1618 een nationale synode te houden. De kerk kiest Dordrecht als de plaats waar deze synode zal worden gehouden; en zij kiest ervoor om de afhandeling van deze belangrijke zaak niet binnenlands te houden, maar ook van alle landen van Europa de Gereformeerde Kerken te vragen om afgevaardigden te sturen, zodat deze synode bijna een internationaal karakter krijgt.
Van november 1618 tot en met mei 1619, dus een half jaar lang, komt de synode bijna dagelijks en soms meermalen per dag in vergadering bijeen. Eerst met de remonstranten, later zonder.
Ook allerlei andere dingen worden besproken en besloten, onder andere dat er een getrouwe vertaling van Gods heilig Woord zal komen in het Nederlands: de statenvertaling.
Maar de hoofdzaak is de kwestie van Gods besluit tot zaligheid of tot verdoemenis: verkiezing en verwerping. Hoofdstuk 1 van de Dordtse Leerregels gaat daarover. En daarover wil ik met jullie nadenken in dit nieuwe jaar.
Voordat we in het nummer van maart een begin hiermee maken, eerst een vraag: als jij over de uitverkiezing hoort, wat denk je dan diep van binnen? De orthodoxe leer verheerlijkt God - en dus vernedert het de mens. De niet-orthodoxe voorstelling van zaken eert de mens - en dus berooft ze God van Zijn glorie. Welke kant kies jij? God op het hoogst verhoogd en de mens op het diepst vernederd? Dan zullen de Dordtse Leerregels je heel wat stof tot LOF geven!