Geloven: Dordtse leerregels Hoofdstuk 1 artikel 3 en 4 uitleg
Auteur: ds. W. Pieters
Hoe kom je nu zover om in Christus te geloven? Daar ging het immers over in paragraaf 2 van hoofdstuk I van de Dordtse Leerregels. Daar geven de bijeenvergaderde synodeleden in paragraaf 3 een antwoord op:
'En opdat de mensen tot het geloof worden gebracht, zendt God goedertierenlijk verkondigers van deze zeer blijde boodschap, tot wie Hij wil, en wanneer Hij wil; door wier dienst de mensen geroepen worden tot bekering en het geloof in Christus, de gekruisigde.
Want hoe zullen zij in Hem geloven, van Wie zij niet gehoord hebben? En hoe zullen zij horen, zonder die hun predikt? En hoe zullen zij prediken, indien zij niet gezonden worden? (Romeinen 10 vers 14-15).'
Dus het is niet zo dat God alleen Zijn Zoon zond, maar Hij stuurt ook Zijn knechten. En dat God dit doet, is niet omdat Hij dat enigszins verplicht was, of ondanks dat Hij dat eigenlijk liever niet wilde, nee, de Dordtse Synode heeft een heel andere 'bril op' van God, ze omschrijven het als goedertierenlijk. Dus, dat God een dominee stuurt om in jouw gemeente het Woord te prediken, is Zijn goedertierenheid, mildheid, liefde (Latijn: clementer = genadig, vriendelijk). En wat is het doel van al die predikers die van week tot week, jaar in jaar uit, al eeuwen lang het Woord prediken? Het staat erbij: 'opdat de mensen tot het geloof worden gebracht.' Dat is Gods bedoeling! Zo lezen we in Johannes 1 vers 7 met betrekking tot een mens die door God gezonden was (namelijk Johannes de Doper)
"Deze kwam tot een getuigenis, om van het Licht te getuigen, opdat zij allen door hem geloven zouden."
Dat is de bedoeling: OPDAT mensen zouden geloven. Welke mensen? Sommige mensen? Uitverkorenen? Nee, ALLEN. Gebeurt het ook? Dat is een andere zaak. En het eerste hoofdstuk van ons waardevol belijdenisgeschrift, de Dordtse Leerregels, gaat daar nader op in. Maar eerst moet vaststaan: God stuurt predikers / verkondigers, met de bedoeling dat mensen - ben jij ook een mens? Ja? Dus ook jij!! - tot het geloof zouden worden gebracht. Daarom mogen die verkondigers een zeer blijde boodschap verkondigen. Welke boodschap? Dat een ieder die in de gekruisigde Heere Jezus gelooft, niet verloren hoeft te gaan, en niet verloren zal gaan, maar behouden zal worden. Wat een blijde, ZEER blijde boodschap! Ben jij ook wel eens heel erg blij geworden in de kerk, onder de verkondiging van dit Evangelie?: God roept mij! Ook mij! Ook jou? Ja, ook jou. En wat zegt God dan als Hij jou heel persoonlijk roept? We lezen in artikel 3 dat mensen door de dienst van deze verkondigers worden geroepen tot bekering en geloof. Dus door mij, één van de verkondigers van Gods zeer blijde boodschap, roept God jou, nu: 'Geloof toch in de gekruisigde Heere Jezus Christus!' Zou God dit menen? Ja kijk, als je God niet vertrouwt, houdt alle praten op. Want dan vertrouw je mij ook niet. Maar goed, dan vertrouw je in ieder geval er toch nog ene, namelijk hem die zegt: God meent dit niet ... Wie zegt dat?
De duivel!
Tot wie stuurt God Zijn knechten? Tot mensen die er dringend om verlegen zitten? Ja en nee. Ja, sinds Adams val in het paradijs zit heel de mensheid dringend verlegen om deze zéér blijde boodschap. En nee, vanuit onszelf zitten we er helemaal niet om verlegen - tenminste dat zijn we ons niet bewust. We kunnen het aardig goed redden zonder predikanten, en zonder hun zeer blijde boodschap. We zorgen zelf wel voor blijdschap, nietwaar? God stuurt Zijn knechten tot die mensen die het waardig zijn, omdat zij een goed gebruik hebben gemaakt van hun natuurlijke, verstandelijke vermogens. Zeker, ze zijn ook zondaren en ze weten de weg tot het eeuwige leven niet, maar toch, ze zoeken er wel ernstig naar; en daarom stuurt God Zijn knechten naar zo'n stad of land ... Mee eens? Ik niet. Dit is de dwaalleer van de remonstranten, de dwaalleraars in die tijd (en in onze dagen). Ja, het lust ons wel om heimelijk te denken dat wij in ... (vul je eigen woonplaats of kerkelijke gemeente maar in) beter zijn dan die ... (en vul hier maar de hoerenbuurten en dancings in). Maar zo ligt het niet. De Bijbel maakt ons op meer dan één plaats duidelijk dat Gods knechten net dáár komen, waar er (1) niemand op hen stond te wachten, en (2) niemand het ook maar in het minste verdiend had. Voorbeeld: Antiochië en Korinthe werden bloeiende gemeenten, maar voordat die ontstonden, waren zij wereldwijd bekend als de riolen van zedeloosheid!
Net niet helemaal conform de inbeelding van de remonstranten dus. God stuurt Zijn knechten wanneer Hij wil - in het jaar 300 naar de Lage Landen bij de Noordzee; en in het jaar 1800 pas naar de eilanden in de Stille Oceaan. Waarom die 1500 jaren verschil? Waren onze voorouders, Batavieren, Angelen, Saksen, Friezen en Germanen ietsjepietsje beter dan de kannibalen waar John Paton zijn leven mocht besteden tot hun behoud? Nee, hè?! En waarom kwam deze zeer blijde boodschap dan toch tot jouw oren?
'Goedertieren', dat is onze God. Daarom stuurt Hij steeds weer Zijn knechten tot ons om ons tot geloof en bekering te roepen. In die toonzetting waren onze 'vaderen' bijeen op de Dordtse Synode van 1618-1619. Zo beginnen zij te spreken over Gods genadige uitverkiezing. Wat is bekering? Berouw over onze zonden. Wat is geloof? Vertrouwen stellen op Christus als de door God ons aangeboden Zaligmaker. Artikel 4 van hoofdstuk I vervolgt:
'Die dit Evangelie niet geloven, op die blijft de toorn Gods. Maar die het aannemen, en de Zaligmaker Jezus met een waarachtig en levend geloof omhelzen, die worden door Hem van Gods toorn en van het verderf verlost en met het eeuwige leven begiftigd (Johannes 3 vers 36; Markus 16 vers 16).'
De mensen reageren op twee manieren op Gods vriendelijke nodiging. Sommigen geloven niet, anderen geloven wel. Die niet geloven, blijven onder Gods toorn. En wat die toorn van God is, is niet in te denken en ook niet uit te spreken. Maar dat deze geen kleinigheid is, lijkt me duidelijk voor allen die de Bijbel als waarheid aannemen. De Heere Jezus vergelijkt de ervaring van Gods toorn met het zelf afkappen van je rechterhand en zegt dan: het is toch beter nu zonder rechterhand door het leven te gaan dan straks in het eeuwige vuur te moeten branden. Hij gebruikt hierbij de beeldspraak van 'vuur'. Hij bedoelt te zeggen dat de ervaring van Gods toorn te vergelijken is met de ervaring van in het vuur vallen ... Heb je dat wel eens meegemaakt: aan alle kanten brandwonden ...? Het andere antwoord is: de Zaligmaker Jezus omhelzen, aannemen, aanvaarden. Deze bewoording veronderstelt dat Hij je eerst is aangeboden. Het is onmogelijk iets te accepteren, zonder dat het je is aangeboden. Het is even zo onmogelijk iemand in vertrouwen aan te nemen, die zich niet aan je 'aanbiedt'. Dat doet God. Hij biedt Zijn Zoon aan jou aan, heel persoonlijk. Zonder deze aanbieding had jij geen enkele mogelijkheid en ook geen recht om Hem te omhelzen. Een voorbeeld van deze zaken vind je in Psalm 2. Daar gaat het over opstandelingen tegen de Koning, Die God heeft gezalfd, Zijn Zoon, de Messias. In vers 10-11 wordt tot deze opstandelingen gezegd:
"Nu dan, gij koningen, handelt verstandig; laat u tuchtigen, gij rechters der aarde! Dient de HEERE met vreze, en verheugt u met beving."
Dit is de oproep tot bekering. Blijdschap wordt hierbij in het vooruitzicht gesteld. En dan volgt in vers 12 de onbegrijpelijk heerlijke uitnodiging:
"Kust de Zoon!"
Wat houdt dit 'kussen' in? De Groot Nieuws Bijbel schrijft in de kanttekening: 'Als blijk van onderwerping kusten de onderdanen de voeten van de koning of de grond bij zijn voeten.' De statenvertalers leggen het in de kanttekening als volgt uit: 'Dat is, eert Hem als Mijn eeuwige Zoon, en neemt Hem voor uw Koning aan, gelooft in Hem, weest Hem onderdanig.' Het is volgens Matthew Henry, 'Jezus Christus welkom heten en ons aan Hem onderwerpen.' Wat gebeurt er wanneer we Jezus welkom heten? Dan worden we - zegt artikel 4 van hoofdstuk I van de Dordtse Leerregels - van Gods toorn en van het verderf verlost. Is dat niet geweldig? Denk er eens een beetje langer over na en laat het niet meteen uit je gedachten ontsnappen: Gods toorn en het verderf - WEG, voor altijd er van af!
Artikel 5 vertelt iets over de reden waarom mensen deze LIEVE Zoon van God niet als Koning aannemen:
'De oorzaak of schuld van dat ongeloof, zoals ook van alle andere zonden, is geenszins in God, maar in de mens.'
Wie de zaken onder ogen ziet zoals ze zijn, zal hiermee moeten instemmen:
'Mijn verdoemenis is niet aan God te wijten. Hij heeft mij vele malen ernstig, vriendelijk en welmenend geroepen. Hij heeft mij duidelijk voor ogen gesteld wat de gevolgen zouden zijn wanneer ik Zijn raad in de wind sla; Hij heeft mij ook duidelijk gemaakt wat Hij mij heeft te bieden. Dus ik kan geen onwetendheid voorwenden. Nu heb ik wel lange tijd geprobeerd me achter mijn zogenaamde onmacht te verschuilen, maar dat was niet echt een steekhoudend argument. Als ik werkelijk in al mijn niet-kunnen had geroepen tot God, had Hij mij zeker verhoord en geholpen. De enige echte reden dat ik alle jaren, tot nu toe, 'nee' heb gezegd tegen mijn Zaligmaker en mijn zaligheid, is: ik wilde niet!'
Ben je het hier niet mee eens, dan ligt dat voor jezelf. Maar er komt een dag dat God het ons volstrekt duidelijk zal maken hoe de feitelijke toestand eigenlijk lag. En op die dag, de dag der dagen, de oordeelsdag, zal er niemand meer zijn die oprecht meent God de schuld te kunnen geven van zijn eeuwige dood. De schuld van 'nee' zeggen tegen Jezus en 'ja' zeggen tegen welke zonde en verleiding ook, ligt uitsluitend in ons. Daarom, bezin je, kom tot je positieven, buig je knieën, en KUS DE ZOON!
Uit de belijdenis
Dordtse leerregels Hoofstuk 1 artikel 3
Dordtse leerregels Hoofstuk 1 artikel 4