De Organist en moeilijke melodieën
Auteur: Dirk Jan Versluis
De ruim 450 zanglustigen die op zaterdag 14 april in de Sint Joriskerk te Amersfoort het symposium van het Reformatorisch Dagblad bezochten, hebben ervaren hoe het is om onder begeleiding van deskundige organisten de zogenoemde onbekende psalmen te zingen. De reacties waren alom positief. Hoezo onbekende psalmen? In Amersfoort leek er geen vuiltje aan de lucht. Dit artikel is een transcriptie van het referaat ”De rol van de organist bij het zingen van moeilijke melodieën” dat Dirk Jan Versluis uitsprak tijdens het RD-symposium.
Inleiding
Ik vind het bijzonder dat Psalm 94, die we zojuist gezongen hebben in de context van het thema ‘onbekende psalmen’, al in de tweede helft van de negentiende eeuw de inspiratie vormde voor een monumentale, ruim twintig minuten durende orgelsonate van Julius Reubke (1834-1858).
Ik ga het hebben over de rol van de kerkorganist bij het zingen van moeilijke melodieën. Ik ontkom er niet aan hier een wat beschouwend betoog van te maken, de enigen die de rol van de organist echt laten horen zijn de drie collega’s Rien Donkersloot, Dick Sanderman en Marco den Toom boven bij het Naber-orgel.
Doel van dit referaat is NIET een zo compleet mogelijk 10-stappenplan te geven (voor zover überhaupt mogelijk), wél om te stimuleren tot nadenken over aspecten die volgens mij relevant zijn.
Wat is eigenlijk onbekend?
Onbekend: iets wat je niet kent of weet, waar je minder kennis van hebt.
Ons leven zit vol met dingen die we niet kennen: er zijn Bijbelgedeelten waar weinig uit wordt gepreekt, Bachwerken die we nauwelijks kennen en verzen van Psalm 119 die we ondanks de bekende melodie bijna niet zingen.
Kennis bouwen we op door te ervaren en te leren. Als we niet aan informatie worden blootgesteld, kunnen we er onmogelijk kennis van krijgen.
Bekende melodieën zijn ooit ook onbekend geweest: Psalm 68 en 25 zijn evenmin aangeboren als Psalm 10 en 12.
Er is ontmoeting nodig: onbekend maakt onbemind. Als je iets niet zingt, kun je het ook niet mooi gaan vinden. Daarom vind ik de term ‘ervaringssymposium’ goed gekozen: ontmoeting hebben we vast, dus er gebeurt vanmiddag altijd iets.
Twee deelvragen:
- Met welke omstandigheden hebben we in onze kerken te maken?
- Wat betekent dat voor kerkorganisten?
Vraag 1: Met welke omstandigheden hebben we in onze kerken te maken?
De praktijk van de kerkmuziek in de gereformeerde gezindte
In de kerken die deel uitmaken van de gereformeerde gezindte wordt over het algemeen niet-ritmisch gezongen, in een relatief langzaam of gedragen tempo. Je kunt vanuit verschillende invalshoeken (maatschappelijk, theologisch, muzikaal) discussiëren over het verschijnsel van niet-ritmische zang. Dit onderwerp is veel te breed om hier te behandelen; ik neem de kerkmuzikale praktijk daarom als een gegeven.
Bij niet-ritmisch zingen in een sneller of langzamer tempo, verandert de natuurlijke spanning en ontspanning in de melodie; er ontstaat een ander harmonisch ritme. Bij afwijkend tempo en ritme ontstaat voor een belangrijk deel een andere melodie. Sommige melodieën verdragen deze verandering beter dan andere melodieën.
Ik vind het belangrijk om de niet-ritmisch gezongen psalm als uitgangspunt te nemen, zowel bij het bespreken van dit onderwerp alsook bij het harmoniseren en begeleiden van psalmen tijdens de eredienst.
Klaas Bolt stelde dat een niet-ritmisch gezongen psalm die ontstaan is in de 16de eeuw, door de niet-ritmische zang zelfs het karakter kan krijgen van een romantisch lied. Hij stelde voor om zo’n psalm dan ook een romantische zetting mee te geven. Met de toevoeging dat dit vaak op twijfelachtige wijze gebeurt, maar dat je dit ook heel smaakvol kunt doen.
De hier beschreven manier van zingen vraagt van kerkgangers minder ritmisch besef en een minder actieve manier van zingen dan in kerkgenootschappen waar opwekkingsliederen of liederen uit het Liedboek voor de Kerken worden gezongen. Kerkgangers zijn vaak gewend te wachten tot het orgel inzet – al dan niet met een toontje vooraf – en concentreren zich vaak meer op het volume van de zang dan op het ritme en de timing van de rusten.
Een leerpsychologisch perspectief
De informatieverwerking bij het zingen van bekende melodieën verloopt anders dan het zingen van minder bekende of volledig onbekende melodieën.
Misschien herkent u af en toe het beeld wel: er wordt een wat lastige melodie gezongen, kerkmensen bladeren in hun psalmboekjes, zingen voorzichtig en aarzelend, af en toe links en rechts kijkend naar hun buurvrouw of buurman in de kerkbank. Het beeld is duidelijk: bij het zingen van een lastige of onbekende melodie is de informatie van buitenaf (organist, psalmboekje, andere zangers) belangrijker dan bij een psalm die we wel kunnen dromen: we hebben de melodische en tekstuele informatie dan al voorhanden en kunnen deze van binnenuit (re)produceren.
Informatieverwerking van reeds bekende informatie verloopt goeddeels geautomatiseerd, terwijl onbekende informatie op een meer bewuste manier wordt verwerkt.
Bij de informatieverwerking speelt een emotioneel aspect ook een belangrijke rol: ten eerste zijn emoties belangrijk bij informatieverwerking en geheugenfuncties: we kunnen informatie makkelijker onthouden wanneer er sterke emoties bij betroken zijn. Ten tweede geven onbekende dingen veel mensen een minder vertrouwd of enigszins onzeker gevoel, waardoor zij met minder zekerheid durven te zingen. De kans is groot dat de aandacht van veel kerkmensen zozeer uitgaat naar het vinden van de juiste toon dat er geen tijd is om toe te komen aan het affect en de emoties die in melodie en tekst naar voren komen. En daarmee is er een kans dat we voorbij gaan aan de kostbare inhoud van de teksten die we zingen, maar ook het leren zingen en leren waarderen van een wat lastigere melodie onnodig in de weg staan.
Vraag 2: Wat betekent dat voor kerkorganisten?
Algemeen
Het is belangrijk dat organisten min of meer constante kwaliteit leveren tijdens kerkdiensten, zodat zij een betrouwbare partner vormen voor predikant en gemeenteleden. Ik denk dat predikanten dan ook makkelijker een onbekende melodie laten zingen. Bekende en logische aandachtspunten voor kerkorganisten zijn het spelen van lastige melodieën voor en na de dienst, en het spelen of improviseren van voorspelen waarin de melodie integraal te horen is, op een duidelijke manier.
Begeleiding samenzang
Ten aanzien van het niet-ritmische zingen in een gedragen tempo denk ik dat een harmonisatie niet te ‘clean’ hoeft te zijn; er is voldoende tijd om harmonisch interessante dingen te doen. Dit kan het geheel muzikaal een stuk aantrekkelijker maken.
Omdat kerkgangers zich bij het zingen van een voor hen minder bekende melodie minder zeker voelen en zich minder makkelijk ‘geven’ is het denk ik belangrijk dat organisten juist bij lastige melodieën directief zijn. Dat wil zeggen: ritme en structuur geven door een goed bewegend tempo te kiezen (zodat elke frase zoveel mogelijk als één geheel kan klinken) en de klanksterkte wat naar boven af te ronden.
Ik denk dat het belangrijk is dat organisten een lastige melodie zelf goed kunnen zingen en kunnen spelen, zodat zij met vertrouwen kunnen spelen en de gemeente zo goed mogelijk bij de hand kunnen nemen.
Bij het zingen van moeilijke melodieën zijn zangers meer afhankelijk van informatie die van buiten komt. Kerkorganisten kunnen hierin faciliteren door uitkomende stemmen te gebruiken, door de harmonisatie extra steun en richting te geven, en op passende momenten unisono te spelen.
De beleving van het affect van melodie en tekst zijn van cruciaal belang voor het volwaardig aanleren, onthouden en leren waarderen van een onbekende psalm. Is hiervoor onvoldoende ruimte is de kans groot dat het zingen van onbekende psalmen een minder muzikale aangelegenheid wordt. Dit heb ik helaas nogal eens horen en zien gebeuren tijdens kerkdiensten. Kerkorganisten kunnen de gemeente hierin faciliteren door goed op de tekst te registreren en spelen, en ook lastige melodieën muzikaal en aanstekelijk te begeleiden. Omdat ook de tekst vaak niet zo bekend is, denk ik zelfs dat muzikale gebaren groter mogen zijn dan bij de bekende psalmen waarbij we de tekst tóch wel meebeleven.
De meest lastige uitdaging voor een kerkorganist is denk ik balans te vinden tussen het helpen van de zingende gemeente bij het vinden van de juiste tonen enerzijds en het kunnen meevoelen van de tekst anderzijds. Bij al te veel aandacht voor de tekst van de psalm wordt een ingetogen tekst misschien tekstgetrouw begeleid maar durft niemand meer te zingen. Bij teveel aandacht voor de melodie doet het voortdurend gebruik van Cornet of Sesquialter uitkomend misschien ook geen recht aan nuances in de psalmtekst. En het zou toch zonde zijn als we ook als organisten alleen bezig zijn met de noten, en de rijke teksten van deze minder bekende psalmen aan ons voorbij laten gaan.
Tenslotte een kleine huiswerkopdracht: u bent denk ik optimaal bezig met het onderwerp van dit referaat (de rol die de kerkorganist kan spelen) als u zich met betrekking tot het orgelspel van de drie organisten van vanmiddag afvraagt: wat aan hun orgelspel hielp mij vanmiddag het meest?