Hoe moet ik omgaan met gastvrijheid
Auteur: ds. W. Pieters
In vroegere tijden waren er geen hotels en restaurants zoals wij ze kennen. Iemand die op reis was, moest maar zien waar hij de nacht door bracht en hoe hij aan eten kwam (zie ook bladzijden 15 & 16). In dat verband kun je denken aan de geschiedenis van Genesis 18 vers 1-5
De HEERE verscheen aan Abraham bij de eikenbossen van Mamre, toen hij in de opening van de tent zat, toen de dag heet werd. Hij hief zijn ogen op en zag; en zie: er stonden drie mannen tegenover hem. Toen hij hen zag, liep hij hun tegemoet van de opening van de tent, en boog zich ter aarde en zei: “Heere, heb ik nu genade gevonden in Uw ogen, ga dan toch niet aan Uw knecht voorbij. Laat toch wat water gebracht worden, en was Uw voeten, en leun onder deze boom. En ik zal wat brood brengen, dat Gij Uw hart sterkt; daarna zult Gij voortgaan, omdat Gij tot Uw knecht overgekomen zijt.” En zij zeiden: “Doe zo zoals gij gesproken hebt.”
In de Nieuwtestamentische tijd moesten christenen nog al eens vluchten en hadden ze dus andere christenen nodig om onderdak te vinden en het nodige onderhoud voor hun lichaam. Om deze redenen wordt in de Heilige Schrift de gastvrijheid of herbergzaamheid sterk aanbevolen. Denk aan Romeinen 12 vers 13; Hebreeën 13 vers 2 & I Petrus 4 vers 9:
Deelt mee tot de behoeften van de heiligen. Tracht naar herbergzaamheid / gastvrijheid.
Vergeet de herbergzaamheid / gastvrijheid niet; want hierdoor hebben sommigen onwetend engelen geherbergd.
Wees herbergzaam / gastvrij voor elkaar, zonder mopperen.
Moeten we ook in onze tijd nog gastvrij zijn, of niet? Niet op dezelfde manier als toen misschien, maar wel moeten we de ander een plaatsje in ons hart gunnen. Hoe je dat in de praktijk van je dagelijkse leven handen en voeten moet en ook kunt geven, in een zaak van een ieder voor zich, maar dat je gastvrij moet zijn, is wel duidelijk. Martha was gastvrij en ontving Jezus met Zijn twaalf volgelingen in haar huis. Niet iedereen kan dat, niet iedereen hoeft dat; maar wel is het een kenmerk van elke christen dat hij/zij het wil. Het gaat vooral om de achterliggende gezindheid: zijn wij op onszelf gericht? Of zijn wij op onze naaste gericht? Toch moet gastvrijheid ook niet te ver gaan. Je kunt ook jezelf en je gezin te kort doen door altijd op de ander gericht te zijn. Daarover kunnen we wat leren in Lukas 10. Eerst vinden we daar de gelijkenis van de Barmhartige Samaritaan, vervolgens de geschiedenis dat Martha Jezus en Zijn discipelen ontvangt en onthaalt met alles wat maar in die tijd en cultuur past. Maar wat dan gebeurt in het huis van de gastvrije Martha, maakt ons duidelijk dat gastvrijheid niet het enige is in het leven. Martha is druk bezig met Jezus en de discipelen te verzorgen, maar haar zuster Maria zit passief te luisteren – nou ja, luisteren is ook niet helemaal passief…; maar wat gastvrijheid betreft is ze duidelijk wel passief. En dat vindt Martha niet fijn:
En het geschiedde, terwijl zij reisden, dat Jezus kwam in een dorpje; en een zekere vrouw, met name Martha, ontving Hem in haar huis. En deze had een zuster, genaamd Maria, die ook aan de voeten van Jezus zat en Zijn woord hoorde. Maar Martha was zeer bezig met veel dienen, en daarbij komend, zei zij: “Heere, trekt Gij U dat niet aan, dat mijn zuster mij alleen laat dienen? Zeg haar dan, dat zij mij helpt.”
Jezus is het daar niet mee eens en zegt:
Martha, Martha, gij bekommert en verontrust u over vele dingen, maar één ding is nodig.
Moeten we dan Martha’s gastvrijheid veroordelen? Nee, maar wel moeten we de dingen in balans zien: op zijn tijd is het ene belangrijk en op een andere tijd is het andere belangrijk. Martha was op het verkeerde moment druk met haar plichten van de herbergzaamheid, want Jezus was aan het ‘preken’. En wanneer het Woord aan het woord komt, valt een hele hoop weg. Met gastvrij zijn kunnen we onze naaste ook proberen te winnen voor God en Zijn dienst. Zo doet de Alpha cursus. Net als dat de christenen in de dagen van Guido de Brès deden in Doornik: mensen uitnodigen in hun huizen en ondertussen het Woord doorgeven. Belangeloos je naaste dienen, jezelf verloochenen / wegcijferen om voor je naaste nuttig te zijn.
Kijk eens na: wat is jouw gezindheid? Ben jij er eerst voor jezelf en daarna (misschien) ook nog een keertje voor de ander? Of ben jij er voor God, en dus ook voor je naaste, waarbij je jezelf niet hoeft te vergeten; en waarbij jezelf ook zeker geen schade zult lijden?