Wie is God? (1)
Auteur: ds. W. Pieters
Genesis 1 vers 1 begint met te zeggen:
"In den beginne schiep God de hemel en de aarde."
God is het centrum van alles. De Bijbel wil ons vóór alle dingen iets vertellen over God. Wie wil ons iets vertellen over God? Mozes? Nee, hij is niet de schrijver van het eerste Bijbelboek. Maar God Zelf schrijft, door middel van Mozes. En dus mogen we zeggen: God Zelf wil ons iets vertellen over Zichzelf.
Het eerste wat Hij ons dan vertelt, is: Ik heb alles gemaakt.
Waarom vertelt God dit aan ons? Zo leren we God kennen en eren. Als het waar is dat God alles heeft gemaakt, de zon en de maan, de sterren en de aarde, de zeeën en de rivieren, de bossen en de weiden, de vissen en de vogels, de dieren en de mens, dan moet God wel onvoorstelbaar sterk zijn. En dat is ook zo.
Dan moet Hij ook wel onvoorstelbaar knap zijn, verstandig en wijs. En dat is ook zo.
Dan moet Hij ook wel onvoorstelbaar goed zijn. En dat is ook zo.
Wie is eigenlijk de Maker van alle dingen en dieren en mensen? Als we de hele Bijbel doorlezen met de vraag in ons achterhoofd: Wie is God precies, dan komen we erachter dat we het aan het einde van de Bijbel nog niet precies weten.
Dat komt omdat God ons in de Bijbel wel heel wat over Zichzelf vertelt, maar niet alles. Waarom niet? Omdat God God is en wij mensen zijn. Dat betekent: omdat God zo oneindig veel groter is in heel Zijn Wezen en in al Zijn eigenschappen, dat wij, kleine mensjes, Hem nooit kunnen begrijpen.
God is altijd meer dan onze bevatting van Hem. Hij is ook meer dan Zijn bekendmaking van Hemzelf. En daarom moeten we allen met diepe eerbied vervuld zijn, wanneer we nadenken over de vraag: Wie is God?
Wat we wel weten, is genoeg om Hem te leren vertrouwen, te leren gehoorzamen, te leren liefhebben, te leren dienen. Niet om Hem te leren begrijpen. Maar dat hoeft dan ook niet. Heb jij een klein verstand of heb jij een groot verstand? Maakt niets uit: God begrijpen kun je niet. Maar Jezus zegt, dat we de Heere onze God moeten liefhebben, óók met ons verstand.
Wie is God?
Over Wie God is, staat heel wat in de Bijbel. Vorige keer schreef ik dat het eerste wat God ons over Zichzelf vertelt, is, dat Hij het heelal: hemel, aarde, zon, maan en sterren heeft gemaakt.
Maar eigenlijk zegt Genesis 1 vers 1 eerst nog iets anders. Namelijk, dat God er al was toen het begin begon, toen de tijd begon. Kijk maar in vers 1:
"In den beginne schiep God de hemel en de aarde."
Dus toen God hemel en aarde maakte, toen pas kwam het begin. Toen begon de tijd. Dat betekent dat God er al was voordat de tijd begon. We lezen dit ook in andere teksten van de Bijbel. Denk aan Psalm 90 vers 2. Daar schrijft Mozes:
"Eer de bergen geboren waren en Gij de aarde en de wereld voortgebracht hadt, ja, van eeuwigheid tot eeuwigheid zijt Gij God."
Ga je erover nadenken wat het betekent dat God er al was voordat de tijd begon, dan duizelt het je. We kunnen dit niet begrijpen. Maar steeds weer lezen we dat God de eeuwige God is en dat Hij er al van eeuwigheid is. En als God Zich aan jouw ziel bekend maakt, ga je het wel geloven. Wij zijn zo onnoemelijk klein en onbetekenend vergeleken bij Hem Die de Eeuwige is, de Almachtige! Val deze God vandaag nog te voet en aanbid Hem eerbiedig.
Wie is God?
Dit keer wil ik een paar treffende dingen vertellen naar aanleiding van het ontkennen dat God er is.
Een predikant zou eens een lezing houden over Wie God is. Toen hij naar het spreekgestoelte liep, kwam iemand naar hem toe gelopen die hem een dichtgevouwen papiertje in zijn hand stopte. Toen de dominee het papiertje open vouwde, las hij tot zijn verbazing met grote letters
dwaas!
Ondanks zijn verbazing maakte de predikant er direct een prachtige toepassing uit en begon hij zijn toespraak als volgt: `Geachte aanwezigen, er gebeurde net iets heel ongewoons. Iemand overhandigde mij een briefje met maar één woord. Het woord `dwaas'. Ik heb vaak brieven ontvangen van mensen die hun naam er niet onder zetten; maar ik heb nog niet eerder een brief ontvangen, waarvan de persoon de inhoud is vergeten op te schrijven en alleen maar zijn naam eronder heeft gezet ...
Toen ging de dienaar van Gods Woord verder met voor te lezen Psalm 14 vers 1: “De dwaas zegt in zijn hart: er is geen God.”
De tweede opmerkelijke gebeurtenis is als volgt:
Een beroemd godloochenaar sprak eens over het onderwerp dat er geen God is. Meer dan een uur argumenteerde hij op scherpzinnige manier dat het dwaas was om te geloven in het bestaan van een God.
Toen men vragen mocht stellen, stond een eenvoudig vrouwtje op die graag twee vragen wilde stellen. Nu, dat mocht. `Meneer, ik heb God nu al veel jaren mogen liefhebben en dienen. Hij heeft mij veel geholpen en getroost. Door Zijn Woord heeft Hij mij voor veel zonden bewaard. Door mijn geloof in Hem mocht ik een kalm en tevreden leven leiden. Als ik straks sterf en ik kom erachter dat er geen God is ─ kunt u mij dan vertellen wat ik erbij heb verloren om tijdens mijn leven in God te geloven?'
Er kwam geen antwoord.
Toen vroeg ze: `Maar als u straks sterft en u ontdekt dat de Bijbel wel waar is en dat God er is ─ kunt u mij vertellen wat u dan verloren hebt door niet in Hem te geloven?'
Wie is God?
Over God spreekt heel de Bijbel. Dat begint, zo hebben we gezien, al in Genesis 1 vers 1. God stelt Zich daar aan ons voor als de Schepper / Maker van hemel en aarde. Hij is er al wanneer de tijd begint, en dus vóórdat de tijd begint; dat is dus: van alle eeuwigheid.
Het heelal maakt Hij en draagt of onderhoudt Hij. Hoe groot moet God Zelf dan wel niet zijn ...? Alle mensen geeft Hij het leven. Hij onderhoudt hen. Alle dieren net zo. Alle bomen, planten, bloemen ... Ook heel de aardbol draagt Hij. Ook de maan en de zon. Hij schept ze en Hij houdt ze in stand. Ook alle sterren, zovele miljoenen als er zijn. Ja, heel het heelal!
Hoe groot moet God Zelf dan wel niet zijn, dat Hij alles, alles kan maken - terwijl er helemaal niets is! En dat Hij alles van ogenblik tot ogenblik in stand houdt! (Anders zinkt alles weg in het niets.)
Welnu, deze grote God maakt Zich bekend aan ons - nietige en kleine en onbelangrijke mensjes.
Hoe klein zijn wij dan? Wij worden in Jesaja 40 vers 15 als volgt beschreven: "Zie, de volken zijn geacht als een druppel van een emmer en als een stofje van de weegschaal." De profeet zegt hier dus iets over onze kleinheid vergeleken met Gods grootheid. En in vers 17 staat: "Alle volken zijn als niets voor Hem; en zij worden bij Hem geacht minder dan niets en ijdelheid." Nou, dat is niet zoveel, vind je wel?
Door deze omschrijvingen wordt Gods grootheid enigszins duidelijk. Als alle volken samen niet meer wegen dan een stofje dat op de weegschaal neerdwarrelt ... En als alle miljoenen mensen bij elkaar niet meer inhoud hebben dan een druppel in een emmer ... vergeleken met God, dan moet God toch wel oneindig groot zijn, denk je niet?
Zou jij zo'n groot en majesteitelijk God wel ongehoorzaam durven zijn? Zou jij je wel tegen Hem durven verzetten? En zou jij Hem dan wel onder ogen durven komen?
Denk hier eens over na!
Maar ook: als God nu zo hoogverheven en groot van macht en glorie is - en dat ís Hij! -, wat heeft Hem dan bewogen om aan ons Zijn vriendschap aan te bieden? Want dat doet God. Hij treedt met kleine mensjes in een verbond. Hij sluit een vriendschapsverbond met ons. Kun je dat nou begrijpen? ...?