Over Psalmen en Gezangen gesproken! (Deel 3)
Auteur: W. Kok VDM
Dit is deel 3 in een serie van vier artikelen: deel 1, deel 2, deel 3 en deel 4. U kunt ook de complete studie als PDF document downloaden.
3. Recente ontwikkelingen
De commissie Harteman
In 2011 werd door het hoofdbestuur van de de Gereformeerde Bond (hierna: GB) een interkerkelijk samengestelde commissie in het leven geroepen onder leiding van ds. J. Harteman ‘om een advies te geven ten aanzien van de zingbaarheid van de psalmberijming van 1773 in de eredienst’.
De inzet van de commissie was “de geloofsbeleving van de psalmen in de gezinnen en in de gemeenten levend te houden”, aldus drs. P. J. Vergunst, algemeen secretaris van de Gereformeerde Bond. Daarbij merkte hij ook op: “Als de psalmen goed zingbaar zijn, relativeert dat de vraag naar het zingen van andere liederen.”
De commissie werd samengesteld uit leden van verschillende kerken. De toen reeds bekende namen van commissieleden waren de hervormde predikanten ds. J. Harteman (voorzitter), ds. P. F. Bouter en ds. A. J. Mensink, ds. J. Van Amstel (CGK), kerkmusicus Gerrit Chr. de Gier, en Hans Maat (HGJB-jeugdwerkadviseur). (Bron: www.refdag.nl, 17 juni 2011). Kennelijk nam de neerlandicus dr. E. Hofman op een later tijdstip zitting in deze commissie. (Zie het jaarverslag GB over de periode 1 mei 2011 tot 1 mei 2012 s.v. liturgie).
Het gaat hier om een wel erg vage omschrijving, die kennelijk ook valt op te vatten als een aanzet om te komen tot een herziening van de psalmberijming van 1773.
Merkwaardig is het dat de commissie Harteman als uitgangspunt voor de herziening van de psalmberijming niet de HSV, maar de Statenvertaling nam. Immers, daarmee staat het uitgangspunt van deze commissie op gespannen voet met het initiatief en de doelstelling van de GB indertijd om te komen tot de HSV.
In 2014 werd ik door de commissie Harteman benaderd om daarin ook zitting te nemen. Hoewel ik daartoe best bereid was, wilde ik eerst de uitgangspunten voor de te maken psalmberijming ontvangen. Het verbaasde mij dat men voor deze berijming niet het uitgangspunt nam in de HSV maar in de Statenvertaling.
Per omgaande heb ik telefonisch meegedeeld dat ik niet positief op dit verzoek kon ingaan, omdat naar mijn mening het uitgangspunt van deze commissie in strijd was met de doelstelling van de GB, die eerder de totstandkoming van de HSV nodig achtte. Bovendien zouden we naast de HSV met name ook de Hebreeuwse tekst moeten raadplegen. Ik heb meegedeeld dat bij mij op dit punt de houding van het hoofdbestuur van de GB als ambivalent overkwam en dat op deze manier het project nooit tot een goed einde gebracht zou kunnen worden.
Ondertussen heeft het hoofdbestuur van de GB niet lang daarna besloten om dit project op te schorten, omdat er op korte termijn een voor de eredienst bedoelde bundel zou verschijnen op initiatief van ds. A. Schroten.
De psalmberijming van E. Hofman
Hofman presenteert in zijn proefbundel vijftien voorbeelden van zijn psalmberijming. Deze berijmingen zijn niet meer dan een poging tot herziening van de OB. Voor deze herziening gebruikt hij de Herziene Statenvertaling (HSV).
Zie RD zaterdag 15 februari 2016, bijlage ‘puntkomma’ blz.4 en 5. Eerst nam Hofman enige tijd zitting in de commissie Harteman. Opmerkelijk is dat in zijn verhaal niet uitkomt dat voornoemde commissie de Statenvertaling als uitgangspunt voor de herziening van berijming had gekozen. Het lijkt er nu op dat de commissie Harteman ook van de HSV was uitgegaan en dat Hofman daarmee later doorgegaan is, nadat de werkzaamheden van de commissie werden opgeschort. Feit is echter (zie vorige noot!) dat de commissie Harteman uitging van de Statenvertaling. Dat heeft Hofman toen kennelijk geaccepteerd. Uiteindelijk moet hij dan zelf van Statenvertaling naar de HSV zijn geswitcht. Of kon hij nu toch gaan doen wat hij eigenlijk altijd wilde: de OB restaureren en renoveren met behulp van de HSV?
Velen hebben er al terecht op gewezen, dat een restauratie en/of renovatie van de OB onmogelijk is. Ook al probeer je dit te doen met de HSV. Heel vaak geeft een verandering een domino-effect: er blijkt dan ineens veel meer veranderd te moeten worden in een couplet, omdat je te maken hebt met een vaste regellengte en daaraan verbonden een vast aantal lettergrepen, en tevens met een vast aantal regels per couplet, terwijl je ook te maken hebt met een vast rijmschema en eveneens met woord- en muziekaccenten.
Bovendien, wat doe je met de vele toevoegingen in de OB, die niet teruggaan op de onberijmde psalmtekst? Weglaten of juist laten staan, zij het enigszins gerenoveerd, om zo nog een beetje het gevoel te blijven houden dat het om een herziening van de OB gaat? Dit lijkt mij een onbegaanbare weg! Het blijkt toch veel meer een nieuwe psalmberijming te worden, die zelfs allerminst geslaagd zal zijn gezien het krampachtig vasthouden aan de OB, waardoor er een kreupele tekst ontstaat.
Eveneens in het RD van 15 februari 2016, bijlage ‘puntkomma’ blz.9 bespreekt Enny de Bruijn de psalmberijming van dr. E. Hofman onder het kopje ‘Psalmen van 1773 voor nu’. Ik neem haar bespreken nagenoeg integraal over. Zij schrijft: “Hij maakt niet iets nieuws, zoals andere hedendaagse psalmdichters, maar hij wil zo dicht mogelijk aansluiten bij de oude, vertrouwde woorden. En waar er iets gewijzigd moet worden, doet hij dat aan de hand van de Herziene Statenvertaling.
In de praktijk blijkt ”herzien van 1773” evenwel minder simpel dan het in theorie lijkt. In sommige van Hofmans psalmverzen worden alleen de ouderwetse woorden vervangen. Maar in andere verzen gaat het veel verder dan dat. Neem Psalm 72:11. Alleen de beginregel is nog hetzelfde: „Zijn Naam moet eeuwig eer ontvangen./ Laat heel de aarde blij/ voor Hem vervuld zijn met gezangen./ Ja, amen zingen wij.” De inhoud zit dan wel dicht bij 1773, maar de verwoording is compleet anders geworden.
Consequent is de dichter daarbij niet altijd. Soms blijven archaïsche constructies wél staan (”verdrijven en doen dolen”, ”een die vaardig schrijft”, ”letten op Uw wenken”), en soms zijn zelfs de naamvallen gehandhaafd (”Het uitverkoren volk des Heeren”, ”’s Heeren goedheid”). Ook inhoudelijk worden er keuzes gemaakt: alles wat aan de 18e-eeuwse Verlichtingstheologie doet denken (het ”Opperwezen”, het ”pad der deugd”) is verwijderd, maar min of meer ‘bevindelijke’ termen zijn toegevoegd, zoals ”Gods kinderen” of ”het wangedrag waaraan ik was ontdekt”. En het orgel uit Psalm 150 is een reidans geworden. Daarmee illustreert Hofman dat ”herzien” bij poëzie altijd meer inhoudt dan alleen verouderde woorden en zinsconstructies vervangen. Wie een woord verandert, komt al gauw in de problemen met rijm en ritme, en dan moet er dus een keuze gemaakt worden tussen het handhaven van de oude versie óf een veel verdergaande nieuwe oplossing bedenken. Je kunt Hofmans werk een ”herziening” noemen (omdat het taalkleed van 1773 nog duidelijk zichtbaar is), maar eigenlijk is het een mengvorm tussen herziening en nieuwe berijming. Op het eerste gezicht lijkt het resultaat van Hofmans inspanningen helemaal niet gek. De verzen klinken vertrouwd, alleen de moeilijkste zinnen zijn eruit. Maar als je goed gaat kijken en vergelijken, is de poëtische kracht van deze berijming vooral te danken aan de dichters van 1773. Juist de wijzigingen zijn vaak geen verbetering. De kracht van liederen zit nu eenmaal niet in (verstandelijke) begrijpelijkheid alleen, maar ook in de herkenbaarheid van de emotie, de directe verwoording daarvan, het ritme, de stijl, de klank.
Hofmans berijming heeft nogal wat regels waarin de zinsaccenten verkeerd komen te liggen of afgezwakt worden. Probeer maar eens (ritmisch) te zingen uit Psalm 84: „Hoe lieflijk, vol heilig genot,/ Heer’ van de legerscharen, God”. Of: „U bent, Heere, voor ons een schild” in plaats van „O God, die ons ten schilde zijt”. De oude regel heeft veel directer effect, en dat komt door het veel emotionelere ”O Gód!” en door het grote accent dat in deze regel op de tweede lettergreep ligt. ”U bént” klinkt gelijk afstandelijker en heeft minder met mijzelf als zanger te maken. Bovendien is ”U bent” een stijlbreuk in een in wezen nog steeds 18e-eeuws gedicht. Als een nieuwe lap die je op een oude, goedgesneden jas gezet hebt.
Zo zijn er veel veranderingen die de tekst minder krachtig maken en dus ook de emotionele werking ervan verzwakken. Terwijl dat laatste juist ontzettend belangrijk is: ooit voerde Calvijn de gemeentezang in om de emotie van de gemeenteleden meer ruimte te geven en de vurigheid en geestdrift aan te wakkeren. Maar de hartstocht van de psalmdichter verdampt bij al te keurig aangepaste omschrijvingen – het is geen verbetering als ”Hoe branden mijn genegenheên” verandert in ”Van harte zou ik vrolijk zijn”.
Soms heeft Hofman gewoon het verkeerde woord gekozen, maar er is in zijn berijming ook regelmatig sprake van rijmdwang, elisie, weinig natuurlijke zinsconstructies. „U sluit van achteren mij in/ en vooruit kan ik evenmin”. Of: „Het kostbaar bloed van hen is onverdroten/ als water om Jeruzalem vergoten.” Of: „Verhoor mij, Heer’, bewaar mij voor de stier,/ die sterk van hoorn –vervaarlijk is het dier–/ mij staat naar ‘t leven”. Of: ”U, mannen van het bloed, wil wijken!”
Het zijn al die kleine dingen bij elkaar die de kracht van een tekst bepalen. ”Der liebe Gott steckt im Detail”, die uitdrukking is hier letterlijk waar. Wie psalmen wil berijmen, moet niet alleen de woorden, maar ook de emotie van de Bijbelse dichters bij zijn publiek proberen te brengen. Het gaat erom het hart van de zangers te raken. Dat lukt eenvoudig minder goed als je dat via de omweg van de achttiende eeuw moet doen: de gemengde stijl schept afstand.
Ik waardeer de intentie van Hofman om iets te willen maken wat een breed kerkelijk draagvlak zou kunnen krijgen. Hier en daar heeft hij ook zeker aardige en zingbare versregels gemaakt. Maar er kleven wat mij betreft helaas te veel bezwaren aan de methode die de dichter gekozen heeft – daardoor blijven veel verzen onder de maat. Voor mij heeft Hofman eigenlijk alleen maar bewezen dat herzien van 1773 geen goed idee is. Ook al lijkt het vanuit kerkpolitiek oogpunt –aansluiten bij het vertrouwde geeft de grootste kans op herkenning en acceptatie in de kerk– nóg zo aantrekkelijk.”
De commissie Schroten
Op donderdag 21 april 2016 presenteerde deze commissie haar bundel in de St. Joriskerk te Amersfoort. Hij kreeg de titel ‘Weerklank’, met als ondertitel ‘Instemmen met het Woord in Psalm en Lied’.
De bundel werd aangekondigd als ‘Nieuw liedboek voor de gereformeerde eredienst 150 psalmen in een nieuwe berijming en ruim 600 liederen’. Dit kan de indruk wekken dat het om een geheel nieuwe berijming van de 150 psalmen gaat. In de te downloaden brief die gericht is aan gemeenten en predikanten lezen we dat het echter om een verzameling van bestaande berijmingen gaat en om slechts enkele nieuw berijmde psalmen. De bundel Weerklank is samengesteld door een werkgroep, bestaande uit de predikanten A. Baas, W.J. Bakker, W.J. Dekker, E.K. Foppen, mw. G. Klink-van Reenen, ds. P. Nobel, ds. A. Schroten (eindredacteur), dr. H. van ’t Veld, ds. J.A.W. Verhoeven, ds. A. Visser en de organisten Dick Sanderman en Rien Donkersloot.
Kennelijk gaat het hier dus om een persoonlijk initiatief en niet om een initiatief van de GB. Overigens blijkt het wel met medeweten en goedkeuring van de GB te gebeuren.
“Het hoofdbestuur heeft kennis genomen van een initiatief van enkele predikanten (initiatiefnemer is ds. A. Schroten uit Leerdam) om te komen tot een bundel met klassieke gezangen (inclusief de psalmen), die aansluit bij de stijl van de gereformeerde eredienst. Het hoofdbestuur heeft vanwege de voortgaande ontwikkelingen in hervormde gemeenten diverse keren over het redigeren van een bundel gezangen gesproken, maar ziet dat niet als een taak van de Gereformeerde Bond maar van de kerk en van de ambtelijke vergaderingen. Het is een goede zaak als, door de komst van een liedbundel die past bij de eredienst en bij de gereformeerde prediking, er meer eenheid kan ontstaan in die gemeenten waar ruimte gegeven is aan het vrije lied en gemeenten hierdoor bewaard blijven bij de geloofsbeleving van de Reformatie.” (Jaarverslag van het hoofdbestuur van de GB 1 mei 2013 tot 1 mei 2014).
Intussen leek het geen bezwaar te zijn dat dit initiatief de werkzaamheden van de commissie Harteman doorkruiste. Duurde het allemaal te lang waar de commissie Harteman mee bezig was en wilde men nu eindelijk eens komen met een goede liedbundel voor de gereformeerde gezindte, waarbij tegelijk een verzameling van psalmberijmingen werd toegevoegd? Wat betreft deze psalmen heeft men gezocht “naar recentere psalmberijmingen, die de Bijbelse inhoud als nieuw vertolken.
In de ‘Verantwoording’ (blz. 1154) lezen we t.a.v. de opgenomen psalmen: “Bij velen zijn de psalmen geliefd geworden in de Oude Berijming van 1773, want deze geloofsverwoording geeft uiting aan de spiritualiteit van hun hart en aansluiting met het geloofsgoed van de generaties voor hen. Naast de waardering voor deze berijming beluisteren we echter een toenemende moeite met haar verouderde taalgebruik, waardoor de psalmen door velen niet meer begrepen worden en als te moeilijk terzijde worden geschoven. Vanwege de inhoud van de psalmen betreuren wij dat laatste sterk. Daarom zijn we er van overtuigd dat we, als we het primaat van de psalmen serieus willen uitdragen, ze ook in toegankelijke taal aan de gemeenten moeten aanreiken. Dus zochten we naar recentere psalmberijmingen, die de Bijbelse inhoud als nieuw vertolken. Vanzelfsprekend keken we allereerst naar de Nieuwe Berijming van 1967. Hieruit namen we 57 psalmen over. Dat we niet alle psalmen verkozen uit deze berijming (die in veel gemeenten soms al jarenlang de vertrouwde psalmberijming is), heeft opnieuw te maken met het taalkleed. Het eerste ontstaan van deze berijming ligt alweer zestig jaren achter ons. Met name het verheven taalgebruik, dat herhaaldelijk in deze berijming gevonden wordt, kan nu als afstandelijk ervaren worden. Daarom namen we ook 85 psalmen over uit het Gereformeerd Kerkboek van 1986. De taal daarvan is toegankelijker terwijl de stijl paradoxaal genoeg dikwijls dichter bij de oude berijming staat. Tenslotte zijn er enkele psalmberijmingen opgenomen die recent geschreven zijn. Zo is onze psalmberijming een compilatie geworden, vergelijkbaar met de totstandkoming van de Oude Berijming destijds.
Naast de 150 psalmen op de Geneefse melodie is er aan 26 psalmen een tweede berijming toegevoegd op een alternatieve melodie. Dit gebeurde met name bij de meer onbekend gebleven psalmen, om deze opnieuw onder de aandacht te brengen. Deze toevoeging gaven we echter ook aan sommige bekende psalmen, zodat hun inhoud weer met nieuwe aandacht ontvangen kan worden. Deze psalmvarianten -die wij als a-psalm nummerden en direct achter de betreffende Geneefse psalm opnamen - ontleenden we voor het merendeel aan Liederen voor de Gemeentezang (2003).”
Het is jammer dat deze bundel niet in zijn gehéél een nieuwe psalmberijming bevat. Men maakte immers gebruik van de nieuwe psalmberijming van 1967 (57 psalmen), het Gereformeerde Kerkboek van 1986 (85 psalmen) en van recent geschreven psalmberijmingen (8 psalmen) wellicht is bij het laatste aantal met name te denken aan ‘De Nieuwe Psalmberijming’, een initiatief van de stichting Dicht bij de Bijbel. Vanwege het taalkleed bleef men bij de 57 psalmen uit de berijming van 1967. Het komt mij voor dat diverse van deze psalmen, en zelfs sommige uit het Gereformeerde Kerkboek, vanwege het huidige taalkleed een update nodig hebben, indien dat al mogelijk is. Ten opzichte van het taalkleed van de OB is er zeker een stap vooruit gedaan, maar niet zozeer dat zij in overeenstemming is met het Standaardnederlands.
Evenzeer vraag ik me af - het geheel van de psalmberijmingen overziende – of inhoudelijk wel in bepaalde gevallen sprake is van een goede aansluiting bij de onberijmde tekst c.q. de grondtekst.
Bovendien is in de bundel ook een berijming opgenomen van de Heidelbergse Catechismus van dr. H. van ’t Veld.
Ik beperk mij hier enkel tot de psalmen. Later kom ik nog in het kort terug op de bundel ‘Weerklank’, namelijk in hoofdstuk 3 dat over de gezangen gaat. Hierbij komt ook de catechismusberijming van dr. H. van ’t Veld aan de orde.
Wat betreft de psalmberijming van ds. C. J. Meeuse en ‘Psalmen voor Nu’ volsta ik met wat u kunt lezen in de kleine letters hieronder.
Ds. C. J. Meeuse: Ik wil met mijn berijming geen onrust zaaien (interview RD 17-06-2011 door Jaco van der Knijff) Wat is het doel van de uitgave van uw psalmberijming?
„Dit is iets waar ik al 35 jaar mee bezig ben. Ik raakte geboeid door de psalmberijming van Marnix van Sint-Aldegonde uit 1617. Die is zo mooi, Bijbels en van een grote taalrijkdom. Eigenlijk zou je die psalmen moeten gebruiken. Maar dan loop je ertegen aan dat zijn taal niet meer begrepen wordt in onze tijd. Toen ben ik in verloren ogenblikken met behulp van Marnix’ teksten zelf gaan dichten, waarbij ik nauw wilde aansluiten bij de Statenvertaling. Mijn doel is het gebruik in gezinnen en op zangverenigingen, wat ook al gebeurt hier en daar. Zelf zingen we in ons gezin deze psalmen ook.”
Er leven bezwaren tegen de berijming van 1773. Zijn uw psalmen geen goed alternatief? „Ik zet mijn berijming op geen enkele manier op de markt vanuit de gedachte: weg met 1773. De bezwaren tegen die berijming ken ik en onderschrijf ik ook. Maar tegelijk zijn velen met mij geestelijk vergroeid met deze psalmen. Die moet je niet wegschuiven. Ik ben geen voorstander van een herziening van 1773, net zomin ik een voorstander van de Herziene Statenvertaling ben. Ik weet hoeveel een dergelijke aanpassing of vervanging zou teweegbrengen. Ik wil geen onrust zaaien. Laat mijn berijming maar naast die van 1773 staan.”
Stel dat de synode van uw kerkverband de invoering van uw psalmen op de agenda zou zetten. „Dat zou ik natuurlijk niet tegenhouden. Maar ik acht daar de tijd niet rijp voor.”
Commentaar: Hoe kan iemand een berijming maken om slechts te zingen in de huiselijke kring en op de zangvereniging? Uiteindelijk lees je tussen de regels door dat het eigenlijk ook niet zo gek zou zijn als de synode van de gereformeerde gemeenten zou besluiten om deze berijming te gaan zingen.
Overigens, Meeuwse gaat in eerste instantie uit van de berijming van Marnix en de Statenvertaling, houdt vast aan het gelijke aantal coupletten van de OB (dus moet er telkens weer heel wat opgevuld worden!), gebruikt nogal eens archaïstische taal, verraadt in zijn berijming af en toe de invloed van de theologische cultuur van de Ger. Gem., en er is veelal meer sprake van rijmen dan van echt dichten, terwijl tekst en melodie niet altijd stroomlijnen.Psalmen voor Nu
„Het gaat om de psalmen, niet om ons project”, RD 20-03-2009, interview van Jaco van der Knijff met Rien van den Berg. (een gedeelte uit dit interview)
Waarom is het project Psalmen voor Nu zo succesvol? „Dat zit ’m vooral in de begrijpelijkheid. Vooral jongeren maken kennis met liederen die ze eigenlijk niet kenden. En velen gaan vervolgens ook weer met andere ogen kijken naar de psalmen die ze ’s zondags in de kerk zingen.”
Op welke schaal worden de nieuwe psalmen in de eredienst gebruikt? „In een aantal vrijgemaakte, Nederlands gereformeerde en christelijke gereformeerde kerken worden ze regelmatig in erediensten gezongen. Ook in de Protestantse Kerk zijn ze tamelijk wijdverbreid, maar niet bij de vrijzinnigen die zingen toch al bijna geen psalmen meer. En ik zie onze psalmen opduiken in evangelische kringen. Maar ik wil benadrukken dat het nooit ons doel is geweest dat de nieuwe psalmen in plaats van de oude psalmberijming zouden komen. Het project is echt bedoeld als aanvulling. Daarbij: kerken moeten niet achter modegrillen aanlopen. De Geneefse psalmen hebben een traditie van meer dan 400 jaar. Dat is bewezen kwaliteit en daar moet de kerk zuinig op zijn. Laten de Psalmen voor Nu zich eerst maar eens buiten de kerk bewijzen. Want het blijft een heel gewaagd experiment.” Veel mensen hebben grote moeite met de combinatie van psalmen en popmuziek. „Dat weet ik en dat herken ik ook. Ik ben opgegroeid in Urk. Daar zongen we de oude berijming op hele noten bij het orgel. Er gaat niets boven dat! Het zou verschrikkelijk zijn als dat verloren ging. De inhoud van de psalmen en de begeleiding met het orgel: het past zo mooi bij elkaar. Ik vond het in het begin dan ook heel eng om psalmen op een heel andere manier te gaan zingen. Voor je gevoel raak je met de vorm ook inhoud kwijt. Maar ik heb geleerd dat ook de rustige popmuziekstijl alle toonaarden kent om de verschillende soorten psalmen te verklanken. Op onze allereerste heisessie speelde de band Psalm 22: een heel heftige psalm. Dat was zó mooi. We konden daarna niet meer verder, zo indrukwekkend.”
Strijdt de sfeer van popmuziek en van popconcerten niet met de heiligheid van de psalmen?
„Ik begrijp wat critici bedoelen, maar ze vallen dan in dezelfde valkuil als ik: dat je te gehecht bent aan de vorm waarmee je groot geworden bent. Wij kijken per psalm welke muziek erbij past. Psalm 130 vraagt om een heel rustige, eerbiedige popmelodie. Psalm 147 is echter een tamelijk onbekommerde, vrolijke lofzang. Die psalm heb ik door ons project pas echt leren kennen. De zangtraditie van Calvijn is eigenlijk niet geschikt voor een dergelijk lichtvoetig loflied.”
Commentaar: De meeste melodieën zijn niet geschikt voor gemeentezang (vaak lijken ze ook teveel op elkaar wat verwarrend werkt), het gaat niet om teksten op rijm wat voor de memorisatie juist belangrijk is, liedtekst en Bijbeltekst komen niet altijd met elkaar overeen.
De Nieuwe Psalmberijming (DNP)
Binnen afzienbare tijd zal deze berijming in haar geheel kunnen worden gepresenteerd. Wie de website bekijkt, ziet dat er al vele psalmen zijn berijmd.
Het ontstaan van deze berijming is opmerkelijk te noemen. Zij is met name ontstaan naar aanleiding van de prijsvraag ‘Maak je eigen Schriftberijming’ die het Reformatorisch Dagblad op 30 november 2013 uitschreef. Binnen de groep van deelnemers werd het idee geboren om een nieuwe psalmberijming te maken. Hiervan was Jan Pieter Kuijper de initiatiefnemer.
Opmerkelijk is dat in de bundel ‘Weerklank’ niet de berijming is opgenomen van Psalm 4 waarmee een deelnemer de winnaar was geworden van de prijsvraag van het RD.
Over de winnaar Arie Maasland schreef de jury dat hij „in zijn berijming van zowel Psalm 4 als Jesaja 40 dicht bij de Bijbeltekst blijft en tegelijk heel compact en met grote zeggingskracht die tekst in hedendaagse woorden weet te vatten.” (RD 29-03-2014: ‘Arie Maasland winnaar RD-prijsvraag Schriftberijmingen’)
Het is goed om eerst te kijken naar de criteria die de RD-jury heeft gehanteerd om de inzendingen van de deelnemers aan de prijsvraag Schriftberijmingen te beoordelen.
RD 06-03-2014, Juryleden: dr. Jaap de Gier, Ed Kooijmans, Christine Stam-van Gent en RD-redacteuren Jaco van der Knijff en Enny de Bruijn.
De tien genomineerden, in alfabetische volgorde: Pieter van Gent, Petra Hooglander-Bijvank, Jan Pieter Kuyper, Arie Maasland, Anja den Otter, Anton Scheele, Jannie van Sligtenhorst-van de Beek, Ida Slump-Schoonhoven, Arjen Vreugdenhil, A.N. van der Wind
Interessant detail is dat Dick Sanderman als organist speelde bij de prijsuitreiking van de prijsvraag van het RD in de Bovenkerk te Kampen en dat hij ook als musicus zit in de commissie Schroten.
Criteria jury RD-prijsvraag Schriftberijmingen
In het juryrapport lezen we:
“We hebben als jury de inzendingen beoordeeld volgens een aantal maatstaven: de aansluiting bij de Bijbeltekst, de interpretatie en verwerking daarvan in eigen woorden, de creativiteit en muzikaliteit die zichtbaar worden in het resultaat. Uitbreiden en samenvatten was toegestaan, net als (in beperkte mate) het toevoegen van eigen woorden en beelden – zolang het resultaat maar in overeenstemming was met de strekking van de Bijbeltekst. Er moest sprake zijn van een duidelijk stijlregister, van natuurlijkheid in het taalgebruik en gevoel voor ritme.”
“Bij berijmingen van Bijbelteksten blijft er altijd sprake van een spanningsveld: in hoeverre houd je als dichter vast aan de letterlijke tekst, in hoeverre sla je je eigen vleugels uit? Te weinig aansluiten bij de bron blijkt te leiden tot gedichten die zich hebben losgezongen van de Bijbeltekst. Het te letterlijk en krampachtig verwerken van elk woordje uit de oorspronkelijke tekst (soms zelfs gecombineerd met lange exegetische beschouwingen in voetnoten) blijkt te leiden tot wat mechanische resultaten. De beste inzenders onderscheiden zich door het evenwicht dat ze weten te bewaren tussen vorm en inhoud: ze proberen recht te doen aan de oorspronkelijke Bijbeltekst, en tegelijkertijd een eigen dichterlijke stem te laten horen.”
Verder merken twee juryleden op: “Zelf een berijming maken van een psalm of andere Bijbeltekst is een persoonlijk gebeuren. Het is onvermijdelijk dat in het gedicht dat je maakt, ook je eigen gevoel bij dat stukje uit de Bijbel doorklinkt. Het is dat persoonlijke element waardoor er zo veel discussie over berijmingen mogelijk is. (...) Toen de RD-prijsvraag over Schriftberijmingen net was aangekondigd, zei iemand tegen mij: „Het lijkt me wel mooi, maar ik zou dat nooit durven. Dan moet je iets van je eigen beleving van de Bijbeltekst laten zien, en wie zegt dat je die tekst op de góéde manier beleeft?”
(jurylid Enny de Bruijn, RD 31-03-2014: Juryrapport: Hoge kwaliteit bij winnaars prijsvraag Schriftberijmingen)
“Waarom maken we psalmberijmingen? “Misschien omdat we ergens aanvoelen dat wie op deze manier met een tekst omgaat, heel dicht bij de kern van de boodschap kan komen. Zoeken naar de poëtische verwoording van een Schriftwoord kan zo een uiting zijn van het verlangen naar God en naar het horen van Zijn stem. Het kan ook zijn dat we juist een drive ervaren om wat we zelf in de Bijbel gehoord en geproefd hebben, door te geven. We willen graag met Gods woorden het hart van een ander bereiken, en kiezen daarvoor de dichtvorm. Omdat juist die vorm harten kan treffen.”
Geconstateerd wordt vervolgens dat juist dichterlijke vrijheden vaak een eigen leven gaan leiden en dierbaar worden (jurylid Jaco van der Knijff, RD 31-03-2014: Schriftberijmingen: het oude geluid in nieuwe woorden)
Criteria DNP Deze vrij uitgebreide uiteenzetting van de criteria kunt u vinden op de website van ‘De Nieuwe Psalmberijming’ (→Informatie →Utgangspunten, daarna onderaan klikken op: ‘Uitgangspunten bij het berijmen voor De Nieuwe Psalmberijming’).
“Dit document is een mengsel van harde eisen waar berijmingen aan moeten voldoen, richtlijnen, aanbevelingen en aandachtspunten.”
Aan de orde komen: 1. Hedendaags Nederlands 2. Rijm en andere dichterlijke zaken 3. Hoofdletters en verdere spelling 4. Compactheid 5. Grondtaal 6. Getrouwheid 7. Coupletten/vorm 8. Muziek en tekst
Duidelijk is dat er goed is nagedacht over de eisen waaraan een goede psalmberijming moet voldoen. Over het algemeen kan ik hiermee wel instemmen.
Toch roepen sommige dingen vragen bij mij op. Met name betreft dit punt 5 en 6.
Bij Grondtaal (punt 5) lezen we:
- Uitgangspunt van de berijming is uiteraard de Hebreeuwse grondtekst. Dichters die het Hebreeuws niet beheersen vergelijken verschillende Bijbelvertalingen en raadplegen waar nodig commentaren om de betekenis van de grondtekst te doorgronden.
- Indien Bijbelvertalingen verschillende vertaalkeuzes maken, maakt de dichter een eigen afweging. Hetzelfde geldt bij passages waarvan de betekenis niet geheel duidelijk is (zie onder bij 'getrouwheid').
Bij Getrouwheid (punt 6) lezen we
Hier blijkt dus weer: berijmen is altijd exegetiseren. Van belang is bij het weergeven van de 'boodschap' zich niet teveel te verwijderen van de letterlijke woorden van de brontekst. Denk hier aan kritiek die kwam op Psalm 2 waar “mijn zoon, vandaag heb ik je verwekt” werd weergegeven als “jou heb ik uitgekozen”. Qua inhoud klopt dit (het gaat volgens de commentaren om een Israëlische koning die gekroond werd en sinds dat moment 'Gods zoon' is), maar in de grondtekst stáát “verwekt”. Dus niet vanwege interpretatie iets schrijven dat botst met wat er letterlijk staat. Hier speelde ook het 4e punt hieronder sterk mee, de messiaanse interpretatie.
- Van de site: “Een eerste uitgangspunt bij De Nieuwe Psalmberijming is Bijbelgetrouwheid. Dit betekent dat ernaar gestreefd wordt om in de berijmingen dezelfde boodschap en emotie weer te geven als in de onberijmde teksten, waarbij er voor een doeltaalgerichte aanpak gekozen is”.
- ‘Dezelfde boodschap’ geeft al aan dat het niet gaat om ‘zo letterlijk mogelijk’ maar om weergeven wat er bedoeld is, én daarbij zoveel mogelijk de woorden en beelden uit de brontekst te gebruiken.
- Als soms de brontekst onhelder is, zal er een keuze moeten worden gemaakt wat de dichter volgens de berijmer wilde zeggen. Als je niet weet wat je wilt zeggen, kun je het ook niet berijmen. Wel dient men erop te letten dat de gekozen interpretatie overeenkomt met minstens één Nederlandse Bijbelvertaling, om vervreemding bij de gebruikers te voorkomen.
- Wat betreft Messiaanse interpretaties: het is goed te beseffen dat die er zijn, bv. bij bovengenoemde psalm en ook bij Psalm 45, 72 e.a. In het berijmen hoeven we ons er niet door te laten leiden. Maar voor het gebruik in de kerk is het sterk aan te raden om, indien mogelijk, zo te berijmen dat deze interpretatie niet bij voorbaat wordt uitgesloten.
De achilleshiel van de uitgangspunten voor DNP is de vrijheid die aan de dichter wordt gegeven om een eigen afweging te maken, indien Bijbelvertalingen verschillende vertaalkeuzes maken.
‘Berijmen is altijd exegetiseren’ wordt er terecht gezegd. De vraag dringt zich op: Is de ambachtelijkheid van de exegeet ondergeschikt aan die van de poëet? Of, om de klemmende vraag van dr. B. Wentsel in herinnering te roepen: ‘Stijgt het lied uit boven de waarheid? Hebben dichters meer vrijheid dan exegeten? Zijn liedboeken de huidige confessie geworden?’ (Grote Protestantse Katholieke Catechismus)
Toch heeft DNP in Ps.2:2 nog steeds (15-07-2016): De HEER gaf Mij zijn goddelijke woord: ‘Jij bent mijn Zoon Jou heb ik uitgekozen. Ligt het misschien aan mijn verkeerde ‘exegese’ van wat we lezen over de kritiek die kwam op Psalm 2, dat ik deze opmerking meen te mogen maken? (Zie onder ‘Getrouwheid’ punt 2, kleine letters).
Ondertussen heb ik de indruk dat de criteria van de voornoemde prijsvraag-jury van het RD niet zoveel verschillen met die van DNP.
Overigens zal ik hier niet verder kritische kanttekeningen plaatsen bij de uitgangspunten en de psalmberijming van DNP. Dat laat ik aan anderen over. Daarbij wil ik wel opmerken dat ik hoop dat de kritiek opbouwend zal zijn, omdat enige zelfkritiek de gereformeerde gezindte niet zou misstaan als we letten op het gebrek aan inzet om te komen tot een betere en dus geheel nieuwe berijming van de psalmen.
Een enkeling pleit daar wel voor, berijmt zelfs een psalm om aan te geven hoe zo’n berijming er zo ongeveer zou moeten uitzien. Echter, de meesten spreken zich er niet over uit dat een betere psalmberijming echt nodig zou zijn, laat staan dat men zich er voor inzet middelen en wegen te zoeken om tot een nieuwe psalmberijming te komen.
Zeker, men wijst wel op diverse onjuistheden in de OB, maar daar blijft het bij.
Hoe gaan we om met de kritiek op de OB?
In het vorige hoofdstuk werden diverse kritische kanttekeningen geplaatst bij de OB ten aanzien van de bijbelgetrouwheid, het taalgebruik en de vele toevoegingen. De vraag is echter hoe we hiermee omgaan. Opvallend is dat velen binnen de gereformeerde gezindte instemmen met de genoemde bezwaren tegen de OB. Zelfs onderschrijft men volmondig dat in deze berijming remonstrantse gedachten zitten. Maar wat doet men daarmee? Vaak niet meer dan zoals een predikant verwoordde:
“(...) niet alle coupletten uit de oude berijming zijn verantwoord er zijn er ook die duidelijk remonstrantse invloed vertonen of het stempel dragen van de “brave hendrikken-tijd” (zie bijv. Ps. 14 over het pad der deugd en het licht der rede). Die zingen we dus ook niet, evenmin als psalmen uit de nieuwe berijming die een duidelijke vervlakking betekenen. Je ziet: je kunt niet een bepaalde berijming heilig gaan verklaren.
Ik zou je willen vragen: ook al heb je zelf voorliefde voor de oude berijming (en die deel ik met je!), kijk altijd naar de inhoud van wat gezongen wordt.” (Zie Refoweb 06-11-2006, Niet meezingen van psalmen uit de nieuwe berijming)
Dat we altijd moeten kijken naar de inhoud van wat gezongen wordt, is juist. De schrijver doelt hier op het verschil tussen de berijming van 1773 en die van 1967. Hij erkent dus dat de laatste berijming soms beter is, maar pleit er ondertussen niet voor dat een geheel nieuwe psalmberijming eigenlijk noodzakelijk zou zijn!
We zouden hierbij allereerst de vraag kunnen stellen: Wat wordt bedoeld met ‘voorliefde’? Kunnen we ook uitleggen waarom we een voorliefde hebben voor de OB? Benoem dat eens! Of gaat het inderdaad slechts om een kwestie van smaak, zoals het spreekwoord zegt: “Over smaak valt niet te twisten”. Zou het niet zo kunnen zijn dat bij de beoordeling van psalmberijmingen juist het verschil in smaak vaak de oorzaak is van veel twist rond psalmberijmingen? Smaak is subjectief. Maar als het gaat over geestelijke zaken, dan moeten we waken voor subjectivisme, waarbij de persoonlijke opvatting of beleving de maatstaf wordt en waarbij de objectieve maatstaf van Gods Woord er minder toe doet.
Mogelijk hebben we hier ook te maken hebben met wat werd gezegd onder het kopje ‘Psychologisch inzicht’: Iets wat diep in het geheugen is ingesleten kun je niet zomaar vervangen.
We zullen echter inderdaad altijd moeten kijken “naar de inhoud van wat gezongen wordt.” Maar is dan de oplossing dat we dan bijvoorbeeld Ps.14 maar niet laten zingen vanwege de onschriftuurlijke inhoud? Nu noemt de predikant Ps.14 slechts als een voorbeeld van wat eigenlijk niet gezongen kan worden. Terecht, want er zijn veel meer psalmen die een remonstrantse invloed laten zien! Bovendien, doen al de andere argumenten die wijzen op het oude taalkleed van de OB er dan helemaal niet meer toe? Alsof de Geest het niet zou willen dat we psalmen zingen in de taal waarin we geboren zijn! We zeggen het als predikanten weleens: ‘Wat we voor de HEERE doen, kan niet goed genoeg zijn’. Maar als het om de psalmberijming gaat, dan moet de HEERE het er blijkbaar maar mee doen!
Het is terecht dat de Herziene Statenvertaling er is gekomen
Het is de roeping van de kerk om ervoor te zorgen dat de Bijbel voor ieder volk toegankelijk wordt in eigen taal, de taal ‘waarin men geboren is’ (Hand. 2). De Geest wil ons bereiken in wat ons zo eigen is - de taal - dat we daarmee kunnen communiceren en onze diepste gevoelens en ervaringen daarmee kunnen uitdrukken. Daarom mag de taal niet bij voorbaat al een barrière vormen voor dat werk van de Geest, waarbij Hij het heil in Christus wil uitwerken in het hart en leven van mensen. Helaas wordt door velen binnen de gereformeerde gezindte de schijn gewekt dat de Statenvertaling voor haar een soort protestantse Vulgaat is geworden. Is het teveel gezegd wanneer wij stellen dat we de Geest bedroeven, indien wij er niet zorg voor dragen dat de Bijbel in verstaanbare taal wordt vertaald?
Wordt het niet hoogtijd dat de Gereformeerde Bijbelstichting (GBS) haar eerste doelstelling bijstelt?
De doelstellingen van de GBS zijn namelijk:
Ten eerste richt zij zich op het behoud van de Bijbel in de Statenvertaling.
Ten tweede draagt zij bij aan het verspreiden van Bijbels in andere talen in betrouwbare vertalingen.
Bij ten tweede zou de vraag gesteld kunnen worden: Wie controleert of die vertalingen wel betrouwbaar zijn?
Moeten vertalers soms ook eerst bij de volken/stammen op zoek gaan naar de taal die men sprak in de 17de eeuw?
Op de website ‘Bijbel en Geloof’ wordt de Herziene Statenvertaling besproken: “Ondertussen hebben we voorbeelden genoeg gezien, om te beweren dat de HSV geen Statenvertaling is (...). Een restauratie van de Statenvertaling is het allerminst! Het is eerder een afbraak van de Statenvertaling! En dan wel op een geraffineerde manier. Onder “vroom taalgebruik” wordt mensen alsnog Gods Woord afgepakt! Een passender naam voor de HSV zou zijn: een Heel Subtiele Versie.”
Heel triest als je op die manier polemiseert.
De schrijver heeft wel een puntje als het gaat om de benaming ‘Herziene Statenvertaling, omdat dit inderdaad wel enigszins lijkt op de wijze waarop Revius en Trommius indertijd hun berijming promootten door respectievelijk te spreken van goede verbetering of zachte verbetering van de psalmberijming van Datheen. Men moet er echter ook weer niet een al te groot punt van maken, omdat de stichting van de HSV daarmee wilde uitdrukken dat zij met haar vertaling in de lijn van de uitgangspunten van Statenvertalers heeft gewerkt.
De HSV vraagt om een vervanging van de OB
Doordat de HSV o.a. wat betreft het taalgebruik een grote verbetering is ten opzichte van de taal van de Statenvertaling, vraagt dit ook om een andere psalmberijming.
a. wat in de HSV is verbeterd, blijft immers fout staan in de OB
In het voorafgaande werd erop gewezen dat de Bijbelgetrouwheid en het taalgebruik van de OB veel te wensen over laat.
Hoe is het aannemelijk te maken dat we een berijming hebben die qua taal overeenstemt met de Statenvertaling, terwijl we een vertaling hebben die qua taal veel beter aansluit bij het huidige Nederlands? Wat in de HSV terecht is veranderd, werkt niet door in de berijming. Wat als niet goed Nederlands werd geduid, wordt door ons met de OB nog steeds gezongen.
Jacob Revius, naar wie soms een reformatorische school is vernoemd, toont meer nuchterheid en daadkracht dan menig reformatorisch christen in onze tijd. Als hij in 1640 met zijn psalmberijming komt, begint hij zijn voorrede zo: “Dat de nieuwe oversettinge des Nederduytschen Bybels, met een goede verbeteringe der Psalmen, diemen inde kercke gewoon is te singen, behoorde gevolgt te worden, is het eendrachtich gevoelen van alle verstandige.” Revius is zelf betrokken geweest bij de Statenvertaling van 1637. Maar nu die af is en gebruikt wordt in de kerk, komt het verschil met de psalmberijming die gebruikt wordt duidelijk naar voren.
b. geen verklarende woordenlijst
Wie de kloof in verstaanbaarheid tussen de taal van de OB en de taal die wij nu spreken wil oplossen door een verklarende woordenlijst uit te geven van de moeilijke woorden en uitdrukkingen in de OB, wekt daarmee de indruk dat hij de OB als een canonieke psalmberijming ziet.
Zo L. M. P. Scholten met zijn ‘Moeilijke woorden in de psalmen’.
Zorg voor een berijming die meteen al qua taalkleed toegankelijk is. In een zeer zeldzaam geval kan men achter een woord of uitdrukking een noot plaatsen die verwijst naar een verklaring daarvan in kleine letters, onderaan de bladzijde.
c. geen restauratie van de OB, maar een nieuwe psalmberijming
Wanneer we ervoor pleiten om de OB te restaureren dan geven we daarmee eigenlijk aan dat deze voor ons toch wel een zekere canonieke waarde heeft. Overigens, riekt deze hang naar een restauratie van de OB niet naar nostalgie?
Wie meent de OB te kunnen restaureren m.b.v. de Herziene Statenvertaling strooit niet alleen zichzelf maar ook anderen zand in de ogen. Wie namelijk wat woorden of zinsconstructies wil veranderen komt in de meeste gevallen in de problemen met rijm, woordaccenten en ritme.
Jezus heeft erop gewezen dat een oud kleed onherroepelijk scheurt als je er een nieuwe lap op zet. Hetzelfde gebeurt als we lapjes van een nieuw taalkleed op een oud taalkleed zetten!
d. geen psalmen in tweevoud
Het nadeel hiervan is dat men zich een bepaalde berijming veel minder eigen maakt, in het geval dat afwisselend uit de ene of de andere berijming wordt gezongen, naargelang de keuze van de voorganger. Tegelijk wijst ‘psalmen in tweevoud’ op een verlegenheid: er is blijkbaar geen goede uniforme berijming voorhanden. Of het kan wijzen op een mentaliteit van ‘elk wat wils’.
Aanzet tot een nieuwe psalmberijming. Wiens taak is dat?
Toen kerk en staat nog één waren werd de aanzet tot een nieuwe psalmberijming door de overheid gegeven. Dankzij haar initiatief kwam het in 1773 tot wat we nu de OB noemen. Ondertussen zijn bij ons kerk en staat al eeuwen gescheiden. Dit betekent dat de kerk bijvoorbeeld wat betreft de psalmberijming er zelf verantwoordelijk voor is of er wel of niet een andere psalmberijming moet komen. Het probleem is echter dat er nu niet één kerkverband is, maar dat er vele kerkenverbanden zijn.
Samenwerking tussen alle kerkenverbanden m.b.t. een psalmberijming is niet meer mogelijk. We gaan hier niet een uitgebreide historische beschrijving geven van de diverse bundels die samenwerkende kerken hebben uitgegeven, meestal door aan een interkerkelijke redactie/stichting daartoe de opdracht te geven zoals de Interkerkelijke Stichting voor het Kerklied.
Het ‘Liedboek voor de Kerken’ werd voor het eerst uitgebracht in 1973. Deelnemers waren: De Algemene Doopsgezinde Sociëteit, de Evangelisch-Lutherse Kerk, de Gereformeerde Kerken in Nederland, de Nederlands Hervormde Kerk, de Remonstrantse Broederschap. In 2013 verscheen het nieuwe Liedboek, met als ondertitel: Zingen en bidden in huis en kerk.
Het aantal deelnemende kerken werd door de jaren heen uitgebreid met (achter de kerk staat het jaartal van toetreding): de Vrijzinnige Geloofsgemeenschap NPB (?), de Nederlands Gereformeerde Kerken (2008), de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt 2008), De Verenigde Protestantse Kerk in België (2009) en de Evangelisch-Lutherse Kerk in België (2011). De Gereformeerde Kerken in Nederland en de Nederlands Hervormde Kerk deden vanaf het begin al mee, maar na de samenvoeging van beide kerkverbanden in 2004 onder de naam: De Protestantse Kerk in Nederland.
De Gereformeerde Kerken vrijgemaakt hebben een eigen ‘Gereformeerd Kerkboek’ uitgegeven (een proeve in 1978 en een definitief en uitgebreider in 1986). Dat zij zich in 2008 aansloten bij de Interkerkelijke Stichting voor het Kerklied zal wellicht hiermee samenhangen dat men de gedachte van alleen ‘de ware kerk’ te zijn heeft losgelaten.
Het initiatief zal in de huidige situatie genomen moeten worden door de kerken binnen de gereformeerde gezindte. (Zie verder onder ‘Wat betreft de psalmberijming’, punt 7)
Samenvattende opmerkingen. Aanvullingen en aanbevelingen
Algemeen
- Binnen de bandbreedte van de gereformeerde gezindte is een wezenlijke bezinning over de eredienst - in het bijzonder over psalmberijming en gezangen – een zwakke plek. Slechts een smaldeel wil deze bezinning aangaan, maar dat stuit al gauw op verzet en weerbarstigheid.
- We zullen ons telkens de vraag moeten stellen in hoeverre onze godsdienst meer ogendienst is, dan dat ons werkelijk voor ogen staat God te dienen. Willen we mensen behagen of willen we doen wat welbehaaglijk is voor God?
- We moeten telkens goed onderscheiden tussen Traditie (de overlevering door profeten en apostelen de Heilige Schrift) en traditie (kerkelijke gewoonten en gebruiken). Van de laatste moet gezegd worden: “We mogen deze traditie, hoezeer we er ook mee vertrouwd en aan gehecht kunnen zijn, nooit verzelfstandigen. We moeten van de stroom van de traditie altijd weer terug naar de bron, die ook de norm is: de Heilige Schrift. Deze tradities worden gevaarlijk, wanneer ze van vormen in normen veranderen”. (Beknopte Dogmatiek, dr. J. van Genderen en dr. W. H. Velema, 1992, 109)
Wat betreft de psalmberijming
Terecht heeft Jacob Revius het indertijd wel ingezien dat bij een nieuwe vertaling (de Statenvertaling) ook een nieuwe psalmberijming dient te komen. Nu wordt binnen de GB wordt wel gezegd dat het vervaardigen van een nieuwe psalmberijming de taak is van de kerk en van de ambtelijke vergaderingen en niet van de GB (Jaarverslag van het hoofdbestuur van de Gereformeerde Bond 1 mei 2013 tot 1 mei 2014). Het is echter niet in te zien waarom de GB de vervaardiging van een andere Bijbelvertaling (de HSV) dan wel tot haar taak zag!
Overigens heeft o.a. ook de CGK verzuimd om daartoe een initiatief te nemen. Op de website van de CGK lezen we dat de deputaten eredienst zich o.a. bezighouden met ‘het zingen van Psalmen door jongeren’. (Ook al weer zo’n vage omschrijving, die aanleiding geeft om aan heel wat onderwerpen te denken dat kan gaan van Sela tot de vraag of een nieuwe psalmberijming nodig is). Op de synodetafel van 2016 zal best wel een gedegen studie over dergelijke zaken liggen. Mogelijk zelfs de suggestie dat een nieuwe psalmberijming nodig zou zijn. Echter, onze kerken laten hiermee zien dat zij helaas ‘de tijden en gelegenheden’ niet overzien. De laatste decennia zijn we in menig opzicht steeds achter de feiten aangelopen.
Eind vorige eeuw pleitte ik bijv. al voor een formulier voor de openbare geloofsbelijdenis. De reactie van deputaten eredienst was dat zij daartoe geen opdracht van de synode hadden gekregen. Een dergelijke passieve houding lijkt haast exemplarisch te zijn voor onze kerken. Pas in 2014 werd alsnog door de synode van de CGK een formulier voor de openbare geloofsbelijdenis aanvaard.
In 2015 heb ik telefonisch contact gehad met de heer J. P. Kuijper. Allereerst sprak ik mijn waardering uit met het oog op de grote ambachtelijkheid die hij bezit m.b.t. het berijmen van psalmen. We spraken over diverse zaken, zoals de wijze waarop je als dichter zou moeten omgaan met de diversiteit van het Hebreeuwse parallellisme. Het kwam mij voor dat je bij het parallellisme in Psalm 1 de progressie behoort te honoreren, zodat het wandelen, staan en zitten in de berijming dient door te klinken. Bovendien leek het mij juist dat je als dichter ook gebruik maakt van de deskundigheid van hebraïci. “Overschat je jezelf niet als je meent dat je zelf wel kunt bepalen wat in moeilijke gevallen de juiste exegese is?” Dat later op de website toch ineens werd opgemerkt dat men uiteindelijk van de Hebreeuwse tekst uitgaat, doet vermoeden dat Kuijper die geen Hebreeuws kent, gebruik maakt van de deskundigheid van anderen. Dan is het wel verwonderlijk dat we bij Getrouwheid (punt 6, 3) nog steeds lezen: “Als soms de brontekst onhelder is, zal er een keuze moeten worden gemaakt wat de dichter volgens de berijmer wilde zeggen.” Tenslotte heb ik hem gefeliciteerd met het feit dat hij door een commissie wordt gesteund. Bovendien deelde ik Kuijper mee dat ik nu zelf met het berijmen van psalmen zou stoppen, omdat ik niet met hem wilde concurreren, en dat mede omdat ik van mening ben dat hij meer gaven heeft dan ik als het gaat om het berijmen van psalmen.
In een interview zegt een predikant van de CGK: “De Christelijke Gereformeerde Kerken (CGK) hebben zich nooit op één berijming willen vastpinnen” (....) “Toen de berijming van 1967 net uit was, kwam op de synode van Rotterdam de vraag aan de orde of deze niet getoetst moest worden. De uitslag was dat elke plaatselijke gemeente vrij is een berijming te gebruiken, als ze dat maar met wijsheid doet. De berijming van 1773 was immers ook nooit doorgevlooid.”
De consequentie is, (...) dat je in CGK-gemeenten in theorie de oude en de nieuwe berijming, de psalmen van ds. Meeuse, de herziening van dr. Hofman en psalmen van Sela kunt tegenkomen. „Waarbij wel duidelijk moet zijn dat een predikant niet op eigen houtje nieuwe psalmen kan invoeren. Hij heeft niet het recht de liturgie te bepalen. Dat doet de kerkenraad.”
Er zit een risico aan de ruimte die de CGK bieden, erkent hij. „Hoewel dat ook weer niet groot is. Het gaat om een berijming van psalmen. De kans op dwaling is dan niet zo groot.” De Psalmen voor Nu, waarbij de psalmen op popmuziek worden gezongen, zouden in principe ook binnen de CGK gebruikt kunnen worden. „Maar die kans acht ik niet groot. In de gemeenten waar ik kom hecht men aan de Geneefse melodieën.” De predikant spreekt van „een brevet van onvermogen” als het gaat om de grote diversiteit die er op het gebied van het psalmzingen is. „Het is lastig en ook een beetje verdrietig. Op zondagsscholen worden psalmversjes aangeleerd, maar op kinderbijeenkomsten vanuit verschillende kerken kunnen kinderen nauwelijks nog uit het hoofd meezingen. Ik vrees echter dat dit tij niet te keren is.” ('Uit welke berijming zingen we zondag?' Gepubliceerd op: 31 maart 2016 in het Reformatorisch Dagblad, tekst Jaco van der Knijff)Brevet van onvermogen
De oorzaak ligt m.i. in het gebrek aan goed leidinggeven door de synode van de CGK. Zoals de overheid steeds meer taken overdraagt aan gemeenten, zo doet deze synode. Met alle gevolgen van dien. Vele kerkenraden blijken in toenemende mate minder inzicht te hebben in geestelijke zaken, waardoor het leidinggeven sensitief-pragmatisch wordt niet doordacht, maar gevoelsmatig en weinig belijnd. Als de vrijheid van de plaatselijke gemeente het adagium van de CGK is geworden, dan komen we als synodale kerken zondermeer terecht in independentistisch en congregationalistisch vaarwater. En verder, als er geen versjes vanuit dezelfde psalmberijming meer worden geleerd, dan verdwijnt op diverse regionale en landelijke kerkelijke bijeenkomsten het gevoel van eenheid. Dat is erg verdrietig. En stellen we ons ook eens voor wat dit betekent voor de programmamakers van ‘Nederland Zingt’. Moeten zij nog meer gaan switchen tussen de ene en de andere psalmberijming? En wat voor indruk krijgen rand- en buitenkerkelijk die naar dit programma kijken en luisteren...?
Ik vrees dat het tij niet meer is te keren als men de akte van onbekwaamheid al lijkt te hebben getekend, zoals de predikant die ik citeerde kennelijk al heeft gedaan, gezien zijn spreken over ‘een brevet van onvermogen’.
- Vaak wordt gezegd dat we alleen de psalmen behoren te zingen, omdat we dan Gods eigen Woord zingen. Dit is niet juist. We zingen een berijming van de psalmen. Tussen de onberijmde tekst van de psalmen en de berijmde tekst mogen we niet zomaar een is-gelijk-teken zetten.
- Na de verschijning van de HSV had de Gereformeerde Bond er goed aan gedaan meteen het initiatief te nemen om tot een geheel nieuwe psalmberijming te komen.
- Het ligt voor de hand om vooralsnog de tekst van de HSV als uitgangspunt te nemen voor de psalmberijming. Dit betekent echter niet dat de HSV slaafs wordt gevolgd, omdat uiteindelijk de Hebreeuwse tekst de basis zal moeten zijn. Wie zich met het berijmen van psalmen bezighoudt, ontdekt dat in de HSV vertaalfouten zijn gemaakt. In Psalm 139:8 bijvoorbeeld is het woord ְש××וֹל (sjeol), gelet op het verband, zondermeer verkeerd vertaald met ‘hel’.
- Het berijmen van psalmen heeft altijd te maken met exegese/verklaring. Psalmberijmers moeten zich ervan bewust zijn dat zij bescheiden behoren te zijn door niet eigenmachtig te willen bepalen welke exegese de juiste is.
- Een psalm berijmen is moeilijker dan een geestelijk lied (gezang) maken. Wie een psalm berijmt, heeft te maken met een vaststaande tekst (de onberijmde psalmtekst) en met een vaststaande melodie (de Geneefse psalmmelodie).
Bij het maken van een geestelijk lied is de dichter niet gebonden aan een vaststaande tekst, al zal het natuurlijk wel in overeenstemming met Schrift en belijdenis moeten zijn. Verder kan de dichter zelf een passende melodie uitzoeken. Dit tezamen betekent dat hij als dichter minder gebonden is en meer ruimte heeft voor poëtische expressie. Het moet gezegd worden dat de dichterlijke kwaliteit van DNP over het algemeen van een hoog niveau is. - De GB had er goed aan gedaan om in een zeer vroeg stadium contact moeten opnemen met de ‘Stichting Dicht bij de Bijbel’ om samen te werken met het oog op de verschijning van een nieuwe psalmberijming. Dit had in ieder geval met het oog op punt 3 en 4 voor beide partijen verhelderend en leerzaam kunnen zijn.
- Eeninterkerkelijkcommissiezoumoetenwordensamengesteld,waarinzittinghebben:dichters,neerlandici, theologen (predikanten en hebraïsten) en musicologen. Het lijkt mij vanzelfsprekend dat de ‘Stichting Dicht bij de Bijbel’ alsnog wordt benaderd om te participeren in deze commissie. Een kerkverband dat niet de intentie uitspreekt dat er een nieuwe psalmberijming dient te komen, kan mijns inziens geen zitting hebben in deze commissie, al kan men wel van de deskundigheid en het advies van individuele personen gebruik maken.
- Het voordeel van een commissie is dat dichters hun werk kritisch laten beoordelen en zo nog wijzigingen kunnen aanbrengen. Zonder een commissie die samen met dichters in gesprek gaat, worden bepaalde berijmingen of terzijde geschoven of ondanks bepaalde bezwaren toch maar geaccepteerd.
- Gezien de huidige kerkelijke situatie zullen er ongetwijfeld zijn die zich afvragen of het samenstellen van een commissie, zoals aangegeven in punt 7, nog gerealiseerd kan worden. Niettemin is het de zaak waard om daartoe een poging te doen. Het initiatief zal van een kerkenraad of van gezamenlijke kerkenraden binnen de gereformeerde gezindte moeten uitgaan. Om kerkenraden te bewegen tot het nemen van een initiatief zullen individuele leden het voortouw moeten nemen.
Dit is deel 3 in een serie van vier artikelen: deel 1, deel 2, deel 3 en deel 4. U kunt ook de complete studie als PDF document downloaden.