De Catechismus van Genève vraag en antwoord 106 t/m 110, over de wederopstanding
Auteur: ds. W. Pieters
De wederopstanding
Vr. 106 Zeg eens op wat nog overig is. Antw : Ik geloofde wederopstanding des vleses en het eeuwige leven.
Vr. 107 Waarom wordt dit hoofdstuk in de geloofsbelijdenis geplaatst? Antw : Opdat wij eraan herinnerd worden, dat ons geluk niet op de aarde gelegen is. Deze kennis heeft een dubbel nut en gebruik. Daaruit leren wij allereerst, dat wij deze wereld zó moeten bewonen, als bijwoners, zodat wij voortdurend aan de verhuizing denken, en onze harten niet toestaan in aardse overdenkingen verwikkeld te worden. Vervolgens, hoezeer de vrucht der genade in Christus ons aangebracht nog verscholen en voor onze ogen verborgen is, wij deswege niet moedeloos worden, maar geduldig volharden, tot aan de dag van de onthulling.
Vr. 108 Wat zal voorts de volgorde van deze wederopstanding zijn? 1 Cor. 15 : 53. Antw : Die eerder gestorven zijn., zullen hun lichamen ontvangen, namelijk dezelfde die zij gedragen hebben, maar voorzien van een nieuwe hoedanigheid, dat is, niet meer onderhevig aan dood en bederf. Maar die dan overlevend zullen zijn, die zal God met een plotselinge verandering wonderlijk doen opstaan.
Vr. 109 Maar zal ze niet gemeen zijn aan de vromen en de goddelozen? Matth. 25 : 46; Joh. 5 : 29. Antw : Er zal één opstanding zijn van allen, maar de gesteldheid verschillend. Sommigen toch zullen opstaan tot zaligheid en geluk; anderen tot de dood en de uiterste ellende.
Vr. 110 Waarom wordt hier dus alleen het eeuwige leven vermeld, en van de hel geen gewag gemaakt? Antw : Omdat hier niets gevonden wordt, dan wat toedoet tot de vertroosting der vrome gemoederen, daarom worden alleen maar de beloningen opgenoemd, die de Heere voor Zijn dienaren bereid heeft. Dus wordt er niet bijgevoegd, welk lot de goddelozen wacht, van wie wij weten dat zij vreemd zijn van het Rijk van God.