De Catechismus van Genève vraag en antwoord 260 t/m 265, over de aanspraak
Auteur: ds. W. Pieters
De aanspraak
Vr. 260 Laten wij nu overgaan tot de uitlegging der woorden, en om te beginnen, waarom wordt de naam Vader hier liever dan enige andere aan God toegekend? Antw : Omdat voor de rechte manier van bidden allereerst vereist wordt het vaste vertrouwen van het geweten, neemt God Zich de ze Naam aan, die niets dan louter lieflijkheid laathoren, om ons zo uit te nodigen Hem vertrouwelijk aan te roepen, met uitdrijven van alle angst uit onze harten.
Vr. 261 Zullen wij het dus wagen zonder zwarigheid rechtstreeks tot God te gaan, gelijk kinderen gewoon zijn naar de ouders te gaan? Antw : Zeker. Ja zelfs met veel groter vertrouwen dat wij krijgen, wat wij vragen. Want, gelijk de Meester ons opwekt, als wij, hoewel wij slecht zijn, toch onze kinderen geen goede dingen kunnen weigeren, en het ook niet uithouden ze ledig weg te zenden, en ze geen vergift toereiken voor brood, hoeveel te meer weldadigheid is er van de hemelse Vader te verwachten, die niet alleen ten hoogste goed is, maar ook de goedheid zelf? Matth. 7 : 11. 35
Vr. 262 Is het ook niet geoorloofd uit deze Naam een argument te ontlenen, waardoor hetgeen in het begin gezegd is, namelijk dat alle gebeden gegrond zijn op de voorspraak van Christus, bewezen wordt? Antw : En wel een zeer sterk argument. Want God houdt ons niet voor kinderen, tenzij voor zover wij leden van Christus zijn. Joh. 15 : 7; Rom.8 : 15.
Vr. 263 Waarom noemt ge Hem liever gemeenschappelijk onze Vader, dan de uwe in het bijzonder? Antw : Weliswaar kan ieder gelovige Hem de Zijne noemen; maar de Heere heeft daarom de gemeenschappelijke aanduiding gebruikt, om ons in de gebeden aan de liefde te gewennen, opdat niet met verwaarlozing van de anderen, ieder alleen maar voor zichzelf zorgt. Vr. 264 Wat wil dat zeggen wat er bij staat, dat God in de hemelen is? Antw : Dat is zoveel alsof ik Hem de Verhevene, de Machtige, de Onomvatbare zou noemen.
Vr. 265 Waartoe is dat, en om welke reden? Antw : Wel, op deze wijze worden wij onderwezen, wanneer wij Hem aanroepen, de harten omhoog te heffen, om van Hem niets vleselijks of aards te denken, en Hem niet te meten met het maatje van onze bevatting, niet door van Hem te gering te denken, Hem willen brengen tot gehoorzaamheid aan onze wil, maar veeleer met vrees en eerbied Zijn heerlijke Majesteit leren te bewonderen. Dit heeft ook de kracht, om ons vertrouwen in Hem op te wekken en te versterken, daar Hij Heere en Meester van de hemel wordt genoemd, Die door Zijn wil alles regeert.