De Catechismus van Genève vraag en antwoord 126 t/m 130, Noodzakelijkheid der goede werken
Auteur: ds. W. Pieters
Noodzakelijkheid der goede werken
Vr. 126 Maar kan deze rechtvaardigheid soms zó van de goede werken afgescheiden worden, dat wie het éne heeft, de andere mist? Antw : Dat kan niet zijn. Want daar wij door het geloof Christus aannemen, gelijk Hij Zich aan ons aanbiedt, en Hij ons niet alleen maar de bevrijding van de dood en de verzoening met God belooft, maar tevens de genade van de Heilige Geest, waardoor wij tot nieuwheid van leven wedergeboren worden, is het noodzakelijk dat deze saam verbonden worden, opdat wij niet Christus van Zichzelf aftrekken.
Vr. 127 Hieruit volgt, dat het geloof de wortel is, waaruit alle goede werken voortkomen, zover is het er vandaan, dat het ons ervan weerhoudt ons daartoe te beijveren. Antw : Zó is het geheel en al; en diensvolgens wordt de gehele leer van het Evangelie in deze twee delen saamgevat; het geloof en het berouw (poenitentia).
Vr. 128 Wat is het berouw? Antw : Mishagen over en haten van de zonde, en liefde tot de gerechtigheid, voortgekomen uit de vreze Gods, die ons brengen tot verloochening van onszelf en doding van het vlees, om ons over te geven aan de regering van de Geest van God, en alle handelingen van ons leven richten tot de gehoorzaamheid aan de wil van God.
Vr. 129 Dit is zeker het tweede deel geweest in de verdeling die wij in het begin gesteld hebben, toen gij de wijze zoudt aantonen van het rechte dienen van God? Antw : Ja zeker, en er is tevens bijgevoegd, dat dit de ware en wettige regel is van het vereren van God, dat wij Zijn wil gehoorzamen.
Vr. 130 Waarom is dat zó? Antw : Daar alleen déze verering door Hem wordt goedgekeurd, niét een die het ons zal vrijstaan te verzinnen, maar een die Hij zelf door Zijn wilsbeslissing heeft voorgeschreven,