Catechismus vraag 79 uitleg: over het Heilig Avondmaal
Auteur: ds. W. Pieters
In vraag 79 lezen we:
Waerom noemt dan Christus dat broodt sijn lichaem ende den drincbeker sijn bloedt, ofte dat nieuwe Testament door sijnen bloede, ende Paulus de ghemeynschap des lichaems ende bloedts Christi?
Het antwoord luidt:
Christus en spreeckt alsoo niet sonder groote oorsake; namelick,
- niet alleen om ons daermede te leeren, dat gelijck als broodt ende wijn dit tijdelick leven onderhouden alsoo sy oock sijn ghecruyste lichaem ende sijn vergoten bloedt de waerachtige spijse ende dranck, daer door onse sielen ten eeuwigen leven ghevoedt werden;
- maer veel meer, om ons door dese sichtbare teeckenen ende panden te versekeren, dat wy so waerachtelick sijns waren lichaems ende bloedts, door de werckinghe des heyligen Gheestes deelachtigh werden, als wy dese heylighe waer-teeckenen met den lichamelicken monde tot sijner ghedachtenisse ontfangen;
- ende dat al sijn lijden ende ghehoorsaemheyt soo sekerlick onse eyghen zy, als hadden wy selve in onse eyghene persoone alles geleden ende Gode voor onse sonden ghenoech ghedaen.
De vraag sluit aan bij antwoord 78, waarin duidelijk werd dat bij het avondmaal brood en wijn niet het lichaam en bloed van Christus worden of zijn. Als dat dan zo is, komt de vraag op: waarom noemt Christus dat avondmaalsbrood dan tóch Zijn lichaam? En als de wijn niet Zijn bloed is, waarom nóemt Hij het dan wel Zijn bloed?
Volgens antwoord 79 heeft Christus daar een goede reden voor. Dat had je natuurlijk al gedacht, want wij geloven vast dat Jezus Christus niets heeft gedaan of gezegd (en zeker niet bij de instelling van het avondmaal) zonder goede reden.
Wat is die reden? Omdat het nét is alsof avondmaalsbrood wel Zijn lichaam is. Het brood representeert Zijn lichaam, het beeldt Zijn lichaam af. Dus we moeten met dat brood net zo omgaan, alsof het werkelijk Zijn lichaam was. Niet omdat het bijzonder brood is of omdat het bijzonder brood wordt, maar omdat God het tot een bijzonder doel gebruikt.
Wat is dat doel? Aan ons duidelijk maken dat het vlees en bloed van Jezus Christus onze ziel voeden. Nee, niet letterlijk, maar door de Heilige Geest, ofwel: op geestelijke manier. En wel door het geloof.
Dat gaat zo in zijn werk: geloof jij in Jezus Christus, dan wordt jouw ziel gevoed door Zijn lijden en sterven. Dan word je daardoor getroost en gesterkt in de strijd van het leven en in de beslommeringen die elke dag op je af komen.
Er zijn volgens antwoord 79 nog twee redenen waarom Christus het brood Zijn lichaam noemt en de drinkbeker met wijn Zijn bloed (of het Nieuwe Testament in Zijn bloed), en waarom we op andere plaatsen lezen dat we bij het avondmaal deel krijgen aan het lichaam en bloed van Christus. De eerste reden is:
Door het teken van brood en wijn verzekert Jezus Christus ons dat we door de werking van Zijn Geest nét zo zeker deel krijgen aan Zijn lichaam en bloed, als we dit brood en deze wijn eten en drinken.
Wat moet je denken bij ‘deel krijgen aan het lichaam en bloed van Christus’? Het is niet zo simpel om dit te vatten en nog moeilijker om het uit te leggen. Calvijn schrijft hierover dat het beter te beleven is dan te begrijpen. En je voelt wel: als iets al niet te begrijpen is, of bijna niet, dan is het ook (bijna) niet uit te leggen. Toch zal ik een poging wagen.
Paulus schrijft erover in zijn eerste brief aan de christenen in Korinthe, hoofdstuk 10. Hij begint in vers 14 over het onderwerp: de afgodendienst ontvluchten.
Christenen in Korinthe waren in hun heidense verleden gewend om in de afgodstempels deel te nemen aan de afgodsmaaltijden. Dit is voorgoed verleden tijd, vindt Paulus. Waarom? Vers 18:
“Hebben niet degenen die de offeranden eten, gemeenschap met het altaar?”
De uitdrukking ‘gemeenschap hebben met’ betekent vanuit het Griekse woord (koinonos): ‘deel hebben aan’ of ‘deelgenoten zijn van’, ‘participeren’. Anders gezegd: je wordt ergens bij betrokken.
Al bestaan afgoden niet, toch is het participeren in een offermaaltijd in een afgodstempel niet onschuldig, want (vers 20):
“Ik zeg, dat wat de heidenen offeren, zij aan de duivelen offeren, en niet aan God. En ik wil niet, dat gij met de duivelen gemeenschap hebt.”
Zó is het nu ook met het avondmaal, schrijft de apostel erbij (vers 21):
“Gij kunt niet de drinkbeker des Heeren drinken, én de drinkbeker der duivelen; gij kunt niet deelachtig zijn aan de tafel des Heeren, én aan de tafel der duivelen.”
In dat verband lezen we dan de woorden (vers 16):
“De drinkbeker der dankzegging die wij dankzeggend zegenen, is die niet gemeenschap aan het bloed van Christus? Het brood dat wij breken, is dat niet gemeenschap aan het lichaam van Christus?”
Zoals een deelnemer aan een maaltijd die gewijd was aan een heidense god, één werd met die god en met alles wat bij die god hoorde, zo werd een deelnemer aan de maaltijd van de Heere Jezus één met Hem en met álles wat bij Hem hoort.
Dit is natuurlijk geestelijk, niet lichamelijk. Je zou in onze tijd de vraag kunnen stellen: waar gaat mijn hart naar uit? Naar een andere god dan de ware God? Beelden van hout en steen hebben wij niet, maar eurobiljetten en creditcards dan…?
De derde reden om zo over avondmaalsbrood en -wijn te spreken is volgens antwoord 79, omdat de Heere Jezus ons in het avondmaal duidelijk maakt, dat heel Zijn lijden en heel Zijn gehoorzaamheid het eigendom zijn van iedere gelovige (hoe klein en aangevochten zijn geloof ook zou zijn…), nét alsof die man of vrouw, jongen of meisje zélf aan het kruis van Golgotha had gehangen en al de straf van God zelf had geleden en voor al zijn/haar zonden zelf aan God had betaald!
Dit wordt niet pas zo wanneer je het brood eet en de wijn drinkt, maar bij dit eten en drinken verzekert God er ons van dat dit zo is vanaf het begin dat we ons vertrouwen op Jezus en Zijn lijden stelden.
Het avondmaal is dus een verduidelijking die God aan ons geeft en een verzekering of bevestiging hiervan dat al onze zonden vergeven zijn, zodra wij in geloof op Christus steunen en al onze verwachting alleen op Hem vestigen. Niets meer van eigen inspanningen of gezindheid verwachten, maar alleen van Hem.