Catechismus vraag 63 uitleg: over goede werken en genade
Auteur: ds. W. Pieters
Verdienen... Wie houdt er niet van? In de omgang met God is er echter in het geheel geen sprake van verdienen. Waarom niet? Omdat God ons heeft gemaakt, niet alleen onze spieren, maar ook onze zenuwen en onze hersenen - en het gebruik daarvan nog steeds van seconde tot seconde mogelijk maakt. Het kunnen gebruiken van onze spieren in het werk voor God is dus geen verdienste of prestatie van ons, maar voortdurend en onophoudelijk een geschenk van God. Verder, als het gaat over de wil om te werken, om iets te presteren, herhaal ik de vorige zinnen: God heeft onze geest, onze persoonlijkheid gemaakt, ons wilvermogen, en het metterdaad willen van iets goeds, is allemaal door onze machtige Schepper aan ons gegeven (wij hebben ook ons in psychisch of neurologisch opzicht niet zelf gemaakt) - en het wordt van ogenblik tot ogenblik ook door Hem in Zijn machtige Voorzienigheid in stand gehouden en bestuurd. Conclusie daaruit is: wanneer wij een goed werk doen, is het door Gods kracht. En wanneer wij dat goede werk wíllen, is het door Gods verborgen beïnvloeding. Daar komt nog iets bij. Stel je voor dat we toch iets bij God zouden kunnen verdienen omdat we een dingetje helemaal zelfstandig en los van Gods beïnvloeding en kracht hebben gewild en gedaan..., wát zouden wij dan verdienen? Hoe groot zou dat loon dan moeten zijn? Dan moet het loon evenredig zijn aan de prestatie. Dus? Nou, dan verdienen we misschien een 'zegentje' voor het hier en nu, maar..., zouden we ook de gave van het EEUWIGE leven in de EINDELOZE Godsnabijheid verdienen? Wat denk je? Is dat loon in overeenstemming met het geleverde goede werk? De vraag stellen is hem beantwoorden. De prestatie staat niet in het minste in evenwichtsrelatie tot de gratie.
Toch, God beloont de goede werken. De Catechismus leert het ons ondubbelzinnig (vraag & antwoord 63):
Vraag: Wat? Verdienen onze goede werken niet, die God nochtans in dit en in het toekomende leven wil belonen?
Antwoord: Deze beloning geschiedt, niet uit verdienste, maar uit genade.
Welk loon zou jij van de Heere willen krijgen? Ben jij pas tevreden met het loon van God voor Abraham, toen hij te horen kreeg "Vrees niet, Ik ben u een Schild, uw Loon zeer groot." Als God Zelf ons Loon is, staat onze (zogenaamde) prestatie in geen enkel verband tot dit loon. Toch staat het loon, de beloning, in verband met goede werken die we doen. Wat is dan dat verband? Niet een verband van evenredigheid, maar van goedwillendheid. Denk aan een jongetje van een jaar of drie dat vader helpt in de tuin. Vader sjouwt achter een kruiwagen. Zijn zoontje heeft er ook eentje. Alles wat vader doet, doet zoonlief hem na. Het kereltje zweet ervan en helpt zo dapper mee, dat hij aan het eind van de middag als BELONING iets moois of lekkers krijgt. Hoeveel daadwerkelijke hulp kreeg vader van zijn zoon? 0,0 %. Niettemin wordt hij echt en gul en graag beloond.
Een ander voorbeeld. Vader is jarig. Moeder koopt wat cadeautjes. Dochtertje van vier mag aan papa een prachtig boek geven. Als vader het uitpakt, bedankt hij zijn lief dochtertje: wat mooi! Hartelijk bedankt, hoor! Je krijgt een dikke kus! Wat heeft vader van zijn dochter gekregen? Een cadeau dat moeder heeft gekocht en vader heeft betaald. Toch is een stevige pakkerd het LOON van vader voor het glunderende meisje... Beeldspraak schiet altijd tekort; ook deze. Maar duidelijk is, dacht ik, dat in beide gevallen de beloning voor de prestatie in geen enkel verband van verdienste staat, maar alleen van liefde.
Zo is het ook wanneer de Bijbel over loon en vergelding spreekt. Tenminste als het gaat over kinderen van Vader. Gaat het over slaven, lijfeigenen, knechten, dan kan loon alleen worden gegeven overeenkomstig prestaties. Zoals in onze dagen een LOONbedrijf loon ontvangt naar mate er goed werk is geleverd. Maar het kind van God ontvangt op heel het leven van dienen en toewijden de liefde en het leven en de vreugde van God als genadeloon. Jezus vertelt in dit verband een gelijkenis: de arbeiders in de wijngaard. Sommigen werken heel de dag, verdienen een dagloon (een penning) en krijgen die ook. Anderen komen wanneer het gereedschap ongeveer opgeruimd zal worden en krijgen wat ze niet verdienen, een dagloon (een penning), uit goedheid van de eigenaar van de wijngaard! Zo doet God. Als jij jezelf ook maar enigszins kent, en als jij je daden ook maar enigszins juist kunt beoordelen, weet je wel dat het loon een genadeloon is. Daar hoef ik geen woorden meer aan te wijden. Wat ik nu alleen nog doe, is artikel 24 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis voor je overnemen, omdat goede werken wél belangrijk zijn!!!
Wij geloven dat het ware geloof, in de mens gewerkt door het gehoor van Gods Woord en de werking van de Heilige Geest, ons wederbaart en maakt tot een nieuwe mens, en ons doet leven in een nieuw leven, en ons vrij maakt van de slavernij der zonde.
Daarom is het echt niet zo dat dit rechtvaardigend geloof mensen zou doen verkillen in een vroom en heilig leven, dat zij daarentegen zonder dit geloof nooit iets zouden doen uit liefde tot God, maar alleen uit liefde tot zichzelf, en uit vrees om verdoemd te worden.
Zo is het dan onmogelijk, dat dit heilig geloof leeg is in de mens; omdat wij niet spreken over een leeg geloof, maar over een geloof dat de Schrift noemt: een geloof dat door de liefde werkt, dat de mens beweegt om zich te oefenen in de werken die God in Zijn Woord geboden heeft; welke werken, wanneer zij voortkomen uit de goede wortel van het geloof, goed en bij God aangenaam zijn, omdat zij door Gods genade geheiligd zijn.
Intussen komen zij niet in rekening om ons te rechtvaardigen; want het is door het geloof in Christus, dat wij gerechtvaardigd / vrijgesproken worden, ook eer wij goede werken doen; anders zouden zij niet goed kunnen zijn, evenmin als de vrucht van een boom goed kan zijn, eer de boom goed is.
Zo doen wij dus goede werken; maar niet om te verdienen, (want wat zouden wij verdienen?); ja, wij zijn aan God verplicht voor de goede werken die wij doen, en niet Hij aan ons, omdat Hij het is, Die in ons werkt zowel het willen als het werken, naar Zijn welbehagen.
Laat ons dan letten op wat er geschreven staat: wanneer gij gedaan zult hebben al wat u bevolen is, zegt dan: wij zijn onnuttige dienstknechten, want wij hebben maar gedaan wat wij verplicht waren te doen.
Intussen willen wij niet ontkennen dat God de goede werken beloont; maar het is door Zijn genade dat Hij Zijn gaven kroont.
Voorts, al is het dat wij goede werken doen, toch gronden wij onze zaligheid daar niet op; want wij kunnen geen werk doen, of het is besmet door ons vlees en ook strafwaardig; en al konden wij er één voortbrengen, zo is toch de herinnering van één zonde genoeg dat het door God verworpen zou worden.
Zo zouden wij dan altijd in twijfel staan, her en der drijvend, zonder enige zekerheid, en onze arme gewetens zouden altijd gekweld worden, als zij niet steunden op de verdiensten van het lijden en sterven van onze Zaligmaker.
Goede werken heten hier Gods gaven. Beloning van onze goede werken heet hier: God kroont Zijn eigen gaven. En zo is het!