Catechismus vraag 70 uitleg: Wat is dat, met het bloed en den Geest van Christus gewassen te zijn?
Auteur: ds. W. Pieters
We hebben vraag & antwoord 69 gehad en gaan verder met de volgende vraag (70): Wat is dat met het bloed en de Geest van Christus gewassen te zijn?
Deze vraag komt op omdat antwoord 69 deze uitdrukking – die uit twee beweringen bestaat – gebruikt, zonder ze uit te leggen. De eerste vraag luidt: wat is dat met het bloed van Christus gewassen te zijn? Hierover gaan we het nu hebben. En volgende maand, zo God het geeft, over de tweede vraag van vraag 70: wat is dat met de Geest van Christus gewassen te zijn? Gewassen worden heeft te maken met vuil zijn. Het beeld van vuil zijn in verband met zonden, zal niet door iedereen worden overgenomen. Vele mensen vinden zonden niet vuil, maar juist mooi of leuk. Wanneer dat bij jou nog zo is, zul je er wel niet zo naar verlangen om van die zonden gewassen te worden. Maar dan is het zaak om eens eerlijk in de spiegel te kijken om te ontdekken hoe vuil je toch bent – ook al zag je het zo niet. Waarmee moet je nu van de zonden gewassen worden? Niet met je eigen tranen, al zullen al Gods kinderen huilen over hun zonden. Ook niet met zelfgemaakte reinigings- of schoonheidsmiddelen. Door Jeremia zegt God tot ons (hoofdstuk 2, het 22ste vers):
Al waste u zich met salpeter, en al nam u veel zeep, toch is uw ongerechtigheid voor Mijn aangezicht getekend, spreekt de Heere HEERE.
Dat betekent dus in wezen: geen (geestelijke) zeep kan ons reinigen. We zijn zo vuil door onze zonden, dat we nooit meer schoon kunnen worden. De HEERE blijft het altijd zien. De Heere zegt dus als het ware: “Jullie schuld is nergens mee weg te wassen; voor Mij is die niet uit te wissen.” Dus blijft er wanhoop over! Maar niet bij God. Hij heeft een ‘wasmiddel’ dat krachtig genoeg is, namelijk het bloed van Zijn Zoon. Daarover ging het in antwoord 69 en daarover stelt de Catechismus nu een vraag: wat betekent het om met Christus’ bloed te worden of te zijn gewassen? We vatten wel dat we dit niet letterlijk of lichamelijk moeten nemen. Het is beeldspraak. Denk aan wat Ananias tegen Saulus zegt in Damascus (Handelingen 22 vers 16):
Laat uw zonden afwassen.
Ook in het laatste bijbelboek komen we deze beeldspraak tegen (hoofdstuk 1 vers 5 en hoofdstuk 7 vers 14):
Jezus Christus, Die ons heeft liefgehad, en ons van onze zonden gewassen heeft in Zijn bloed.
Dezen zijn het die uit de grote verdrukking komen; en zij hebben hun lange klederen gewassen, en hebben hun lange klederen wit gemaakt in het bloed van het Lam.
Als je goed oplet, zie je dat in de eerste tekst Jezus Christus de handelende Persoon is: Hij reinigt met Zijn bloed mensen van de zonden. In de tweede tekst lezen we dat de mensen zelf hun klederen in het bloed van Christus wassen en wit maken. Deze manier van spreken gebruikt de Catechismus nu dus ook in antwoord 69. En om geen misverstand te hebben, verklaart antwoord 70 wat dat nu betekent met het bloed van Christus te zijn gewassen:
Het is vergeving van zonden, van God uit genade, te hebben om het bloed van Christus,
dat Hij in Zijn offerande aan het kruis voor ons uitgestort heeft.
Het gaat bij het wassen om de vergeving van de zonden. En het gaat bij de vergeving om het bloed van de gekruisigde Heere Jezus. Het enige middel om onze vuile zonden te kunnen wegnemen is het offerbloed van Gods Zoon. Waarom kan een ander middel het niet doen? Omdat onze zonde zo’n hardnekkig vuil is; en omdat de schuld die wij door onze zonden hebben gemaakt bij God zo onzegbaar groot is. Eerst moest het Lam sterven... Eerst moest het bloed van de Messias vloeien… Maar nu dat is gebeurd, is er ook genoeg gedaan. Er is voldaan; alles is volbracht. Om reiniging of afwassing van onze zonden te krijgen hebben we geen ander middel nodig dan deze offerdood van Jezus.
Wanneer Saulus van Tarsen in Damascus drie dagen en drie nachten niet eet of drinkt, niet kan slapen en niet kan zien, worstelt hij om de vergeving van zijn vreselijke zonde dat hij Christus heeft vervolgd. Na drie dagen – waarin God hem laat worstelen en bidden – komt Ananias op bezoek, die hem zegt dat hij niet langer hoeft te wachten, maar dat hij op moet staan en zich moet laten dopen en zo zijn zonde moet laten afwassen. Wat een heerlijk wonder…! Dit hebben ook wij, na bijna tweeduizend jaren, nodig. Worstelen met God om de vergeving van al onze zonden. Smeken om genade die we niet verdiend hebben. En ook tegen ons zegt de Heilige Schrift dat er in het bloed van Jezus Christus vergeving is. Daarom zegt de Catechismus in antwoord 70 niet, dat de doop betekent dat we vergeving nodig hebben, ook niet dat we vergeving kunnen krijgen, maar dat we vergeving HEBBEN. Daarom zegt Ananias ook niet alleen maar:
Laat uw zonden afwassen.
Maar hij zegt:
Laat u dopen, en uw zonden afwassen, aanroepende de Naam des Heeren.
Christus belooft aan allen die zich laten dopen, de afwassing van de onreinheid van hun ziel, dat is van al hun zonden, door Zijn bloed; dat is: Hij belooft aan allen die zich laten dopen, de vergeving van de zonden uit genade, vanwege Zijn bloedig offer aan het kruis van Golgotha. De Catechismus zegt erbij dat deze vergeving van God komt. Want God heeft Zijn Zoon overgegeven aan dat kruis tot in de dood. Daarom weergalmt heel de Schrift ervan dat God graag vergeeft, of zoals Psalm 130 zegt
Maar bij U is vergeving.
Misschien zit jij ermee of er voor jou wel vergeving is. En begrijpelijk, wanneer je beseft hoe erg zonde is tegenover God en dat Hij de innigste afkeer heeft van alle zonden. Maar ook al weet je nog niet of er voor jóu wel vergeving is, toch hoef je er niet over in te zitten of er bij Gód wel vergeving is. Ook niet of Hij wel vergeving wil schenken. Vanuit het Woord dat God Zelf heeft gegeven en waarin Hij Zelf heeft bekendgemaakt hoe het er wat betreft de vergeving van de zonden in het algemeen bij Hem voor staat, mag jij je bij Hem vervoegen met de eenvoudige bede: bewijs ook mij deze genade. Wanneer jij met heel je verzondigde leven de toevlucht neemt tot die Fontein van Christus’ bloed, dan schenkt God GAARNE vergeving, zoals we lezen in Zacharia 13 vers 1:
Te dien dage zal er een Fontein geopend zijn voor het huis van David, en voor de inwoners van Jeruzalem, tegen de zonde en tegen de onreinheid.
Vraag & antwoord 70 bestaat uit twee vragen en twee antwoorden. De eerste vraag luidt:
Wat is dat met het bloed van Christus gewassen te zijn?
Het is vergeving van zonden, van God uit genade, te hebben om het bloed van Christus dat Hij in Zijn offerande aan het kruis voor ons uitgestort heeft.
Nu gaat het over de tweede vraag en het tweede antwoord:
Wat is dat met de Geest van Christus gewassen te zijn? Door de Heilige Geest te zijn vernieuwd en tot lidmaten van Christus te zijn geheiligd, opdat wij hoe langer hoe meer de zonden afsterven en in een godzalig, onberispelijk leven wandelen.
Wanneer het gaat over het gewassen worden met de Heilige Geest, voelen we wel dat het over beeldspraak gaat. De Catechismus legt deze beeldspraak uit: met de Geest van Christus gewassen te worden houdt in: door die Geest vernieuwd te worden. Zie Romeinen 6 vers 4, waar Paulus schrijft:
Wij zijn dan met Hem begraven door de doop in de dood, opdat – zoals Christus uit de doden opgewekt is tot de heerlijkheid van de Vader – zo ook wij in nieuwheid van leven zouden wandelen.
De doop wordt hier verbonden aan een nieuw leven. Om een nieuw leven te leiden moeten wij eerst een nieuwe mens zijn. Daar wijst de Catechismus op door te zeggen dat wij door de Heilige Geest vernieuwd moeten worden. Hoe gaat dat in zijn werk? Wanneer God werkt in het hart van Zijn volk, behandelt Hij ons niet als een stok of een blok, zodat wij vernieuwd worden zonder het te weten, of zonder het te willen, of zonder de inhoud ervan te beseffen. Maar Hij maakt in ons bewustzijn eerst plaats voor Zijn vernieuwende werk. Hij laat ons zien dat het oude niet voldoet. Met dat oude leven kunnen wij voor Hem niet bestaan. Wij krijgen meer en meer een walging van dat oude, dat vuile, dat zondige. De Heilige Geest werkt in ons hart een hunkering naar dat nieuwe leven, met een nieuw verlangen, een nieuwe wil, een nieuw inzicht. Ook laat Hij ons zien dat wij onszelf niet kunnen vernieuwen. Dit is geen theoretisch iets, zodat wij het alleen maar zeggen en het ondertussen heel niet beleven; maar het wordt beleefd: we gaan ons best doen, we spannen ons tot het uiterste in om dat oude, dat duivelse, dat zondige kwijt te raken. We willen het niet meer, we vechten ertegen. Maar, al ons proberen loopt dood! Meer en meer gaan we ons afhankelijk voelen van God. De Heilige Geest is hier ongemerkt bezig.
Hoe nieuw worden wij eigenlijk? Laten we het zondige leven van de oude Adam helemaal achter ons? Stoppen we met zondigen? Nee, tot onze grote spijt en bittere smart blijkt ons leven lang dat we zondaar zijn. Maar deze constatering maakt ons niet vals lijdelijk. We gaan niet daarom met de armen over elkaar zitten, zogenaamd omdat we toch het doel niet kunnen bereiken. Welnee! We blijven ons, vanuit de liefde tot God, in oprechte dankbaarheid voor de heerlijke reiniging door het bloed van Christus (waarover het in het april-nummer ging), inzetten voor een totale vernieuwing en een volmaakte gehoorzaamheid – terwijl we er God onophoudelijk om smeken. Maar al bereiken we het volmaakte niet, we beginnen wel metterdaad te breken met alle zonden. Om een voorbeeld te geven: de Dag des Heeren wordt je lief. Ging je vroeger naar de voetbal, naar het strand, een eindje wandelen, bracht je de dag in ledigheid of luiheid door? Dat alles is nu radicaal en definitief voorbij. Je heiligt nu in liefde de dag aan God en Zijn dienst, je besteedt de dag om op de ‘markt van vrije genade’ geestelijke goederen te kopen tot eeuwige winst van je ziel. Of een ander voorbeeld: stond jij bekend als een roddelaar? Nu schaam jij je voor die zonde, en vecht je ertegen. Je wilt geen kwaad meer over een ander spreken, al val je nog wel eens, tegen je wil, in die zonde… Nieuw is mooi. Een nieuwe lente is aantrekkelijk, nieuw leven is bevallig. Ook deze nieuwheid is prachtig, aanbevelenswaardig!
De Catechismus gaat verder met te zeggen dat wij dus hoe langer hoe meer de zonde afsterven. Dit houdt onder andere in, dat je een voorbeeldig leven krijgt. Niet om over jezelf tevreden te zijn, en je heimelijk een pluim op de hoed te zetten of door een ander te laten zetten. Welnee! Je weet maar al te goed, hoeveel rottigheid er nog van binnen is. Maar het bederf van binnen, waarover je treurt en klaagt tegenover God, neemt niet weg dat toch je zichtbare praktijk een voorbeeldig leven wordt.
Denk aan de volgende twee uitspraken van Paulus. Aan de ene kant lezen wij over hem, in Romeinen 7 de verzen 14,15,18,24, dat hij klaagt:
- Ik ben vleselijk, verkocht onder de zonde.
- Wat ik wil, dat doe ik niet, maar wat ik haat, dat doe ik.
- Ik weet, dat in mij, dat is, in mijn vlees, geen goed woont; want het willen is wel bij mij, maar het goede te doen, dat vind ik niet.
- Ik ellendig mens, wie zal mij verlossen uit het lichaam van deze dood?
Aan de andere kant nodigt hij de lezers van zijn brieven uit (Filippenzen 3 vers 17 & 4 vers 8-9):
Weest mede mijn navolgers, broeders, en merkt op degenen die zo wandelen, zoals gij ons tot een voorbeeld hebt.
Voorts, broeders,
- al wat waar is
- al wat eerlijk is
- al wat rechtvaardig is
- al wat rein is
- al wat liefelijk is
- al wat welluidend is
Als er enige deugd is en als er enige lof is, bedenk dat. Wat gij ook geleerd, en ontvangen, en gehoord, en in mij gezien hebt, doet dat.
Aan Paulus was het dus te zien hoe de vernieuwende kracht van de Heilige Geest hem had getransformeerd tot een voorbeeldig leven, waarin alles wat waar, eerlijk, rechtvaardig, rein, liefelijk en welluidend was, te zíen was! Dan pas zijn wij echte christenen. Nog één uitdrukking staat er in antwoord 70: tot lidmaten van Christus te worden geheiligd. Dit betekent dat wij door de Geest met Christus worden verbonden en dat heel ons leven aan Hem wordt toegewijd. Ik kan je uit mijn eigen levenspraktijk verzekeren dat er geen gelukkiger leven is dan dit – hoeveel strijd en aanvechting er van satans kant ook tegen op komt; en hoeveel reden ik ook heb om dagelijks over mijn zondige hart te klagen…!