Catechismus vraag 17 uitleg: Waarom moet Hij tegelijk waarachtig God zijn?
Auteur: ds. W. Pieters
Weet jij wat de uitdrukking `geven en nemen' betekent? Vaak wordt ermee bedoeld (bijvoorbeeld als je een goede vriendschap hebt of als je getrouwd bent), dat je soms wat krijgt en soms wat moet laten. Soms krijg jij je zin en soms moet je die ander zijn / haar zin geven. Het is trouwens maar een vreemde uitdrukking, als dit ermee wordt bedoeld, want dan lijkt het warempel net of je in concurrentie tot elkaar staat. Maar nu wil ik voor de twee catechisatielessen over vraag en antwoord 17 toch deze twee woorden gebruiken. Ik heb ze trouwens niet zelf verzonnen, maar gevonden in een catechismusverklaring. Waarover gaat het in vraag en antwoord 17? Er staat het volgende:
Vraag: Waarom moet Hij tegelijk waarachtig God zijn?
Antwoord: Opdat Hij uit kracht van Zijn Godheid, de last van Gods toorn aan Zijn mensheid zou kunnen dragen, en ons de gerechtigheid en het leven zou kunnen verwerven en wedergeven.
Het gaat in deze aflevering om het woordje `nemen' en in de volgende om het woordje `geven'. Wie heeft genomen en Wie heeft gegeven? Beide keren Dezelfde Persoon: Christus, Gods Zoon. Hij heeft genomen, op Zich geladen de last van Gods toorn en Hij heeft ons gegeven, zo belijdt de Catechismus, de gerechtigheid en het leven. Laten we nadenken over Zijn nemen. De toorn van God droeg Hij. Dat hebben we al eerder gezien, maar nu komt het nog een keer aan de orde. En het is in onze Heidelbergse Catechismus ook niet de laatste keer, dat het wordt beleden en overdacht. Dat is ook niet erg, want Paulus zei al: dezelfde dingen aan u te schrijven is voor mij niet verdrietig en het is voor u extra zeker. Trouwens dit onderwerp is onze herhaalde aandacht meer dan waard. Probeer je maar eens in te denken hoe de situatie zou zijn, wanneer Hij dat niet zou hebben gedaan ... Het gaat over de Godheid van onze Zaligmaker. Moet Hij wel waarachtig God zijn of is het voldoende als Hij een soort halfgod, een soort tussengod is, zoals de valse godsdienst der jehova's getuigen ons leert? Hij moet waarachtig God zijn. De Catechismus geeft de volgende reden: Hij zou anders nooit de last van de toorn Gods hebben kunnen dragen. Als Jezus alleen maar mens was geweest - of zoals allerlei dwaalleraren nog wel willen belijden: een soort supermens of allersterkste engel of halfgod - dan zou Hij zeker zijn bezweken onder de last van Gods toorn.
Hoe weten we dat? Omdat de Bijbel het ons leert. En ik wens je toe, dat je er ook enigszins iets van hebt beleefd. Wat beleefd? De last van Gods toorn! Moeten wij die dan beleven? Om te beseffen, dat onze Zaligmaker waarachtig God moet zijn om ons te kunnen verlossen, is het nodig om te ervaren hoe groot de ellende dan wel is, waarvan Hij ons verlost. Hij verlost ons van de toorn Gods. Als wij van deze heilige en vreselijke toorn Gods geen andere bevatting hebben, dan dat het nog wel meevalt, o, dan maakt het ons niet zoveel uit, of Jezus waarachtig God is geweest, of niet. Maar als we van Gods Woord en in eigen bevinding mogen verstaan, dat deze toorn en grimmigheid van God ondraaglijk zwaar is, dan krijgen we er enige notie van dat onze Middelaar ook God moet zijn, en niet alleen mens. Ook God om die zware vracht van onze schuld mèt Gods eeuwigdurende toorn te dragen!
De Bijbel verkondigt ons ook, dat Hij niet alleen waarachtig God móet zijn, maar dat Hij het ook ís. We hoeven ons wat dat betreft niet bezorgd te maken. God heeft voor alles gezorgd. De vraag is nu maar: hebben wij Hem nodig? Begeren wij van Zijn diensten gebruik te maken? Verlangen wij ernaar, dat Hij Zijn almacht ook aan ons bewijst? Ja, Zijn almacht. Want er is in heel de mensheidsgeschiedenis geen groter bewijs van Gods almacht dan aan het kruis van Golgotha. Wij denken bij Gods almacht vaak aan de schepping en misschien aan de voorzienige besturing en onderhouding. Maar de Bijbel tekent ons de eigenlijke ontplooiing van Gods kracht in de verzoening. Daarom wordt de ark in de tabernakel ook genoemd: Gods sterkte. Daarin openbaart God méér Zijn kracht, dan in de schepping van de wereld. Hoezo? Wel, om de laaiende vlam van Gods eeuwigdurende en rechtvaardige toorn te blussen is een groter werk en vereist meer macht, dan de schepping van de wereld. En om de last der zonde te dragen en de hemelhoge schuld van al Zijn schapen te verzoenen, moest de Goede Herder wel de almachtige Zoon van de almachtige God zijn.
Toch werd Hij een klein, zwak Kindeke. En Hij liet Zich vastspijkeren aan het vloekhout van Golgotha. Alles een vertoning van machteloosheid. Maar in deze vertoning van het tegenovergestelde, ziet het geloof de grootste heerlijkheid en majesteit en macht en kracht van God openbaar komen. Dat zag het verstand niet, dat zag alleen het geloof. Verlene de Heere jou en mij dat geloof. Jesaja, de Evangelist van het Oude Verbond roept uit, dat Hij Die komen zal als de beloofde slangen-Doder, als het beloofde Zaad der vrouw, waarachtig God is; en hij getuigt (Jesaja 9 vers 5):
"Want een Kind is ons geboren, een Zoon is ons gegeven en de heerschappij is op Zijn schouder; en men noemt Zijn Naam: Wonderlijk, Raad, S t e r k e G o d , Vader der eeuwigheid, Vredevorst."
O, dat jij Hem gelovig zo mag noemen! Dan zal bij jouw sterven het uur der minne aanbreken in volle heerlijkheid, wanneer je nu deze Sterke God leert omhelzen in het uur van liefde en geloof:
Het uur der minne
O zalig uur van zoete minne,
waar al zolang het hart naar haakt;
om van het wereldse van binnen
door Hem te worden losgemaakt;
van zonden die ons kwellen mochten,
door ons van harte zo beweend!
Hoe zalig nu reeds, moede zielen,
als hier des Heeren dierbaar kind
aan Jezus' voeten neer mag knielen,
waar het de eeuw'ge vrede vindt.
Maar straks zal Hij uw tranen drogen
getroost na worsteling en strijd.
Als wij tezaâm met Die wij zochten
in eeuw'ge liefde zijn vereend ...
Met Die gij liefhebt steeds voor ogen ...
o ziel, is dat geen zaligheid?
Geven en nemen zijn de twee kernwoorden, die we in zondag 6 vraag en antwoord 17 de vorige keer zagen. Christus heeft iets op Zich genomen, namelijk de toorn van God op de zonde; en Hij geeft ook iets aan Zijn verarmde discipelen, namelijk de gerechtigheid en het leven. Zo staat het in vraag en antwoord 17:
Vraag: Waarom moet Hij tegelijk waarachtig God zijn?
Antwoord: Opdat Hij uit kracht van Zijn Godheid, de last van de toorn Gods aan Zijn mensheid zou kunnen dragen, en ons de gerechtigheid en het leven zou kunnen verwerven en wedergeven.
Wat wordt met die twee woorden `gerechtigheid' en `leven' bedoeld? Is het de moeite waard om daarover na te denken? Of kun je net zo gelukkig zijn, zonder dat je deze twee zaken ontvangt? Als je miljonair bent en iemand brengt je €25,= dan hoeft het niet zo nodig. Maar ben je zo arm, dat je je kinderen heel de dag geen eten kunt geven en iemand vertelt dan hoe je €25,= kunt krijgen, dan is dat de moeite dubbel waard. Dan luister je er graag naar, dan span je je er graag voor in. Nu zo is het ook ten aanzien van de twee gaven, die Christus geeft: gerechtigheid en leven. Als je er geen belangstelling voor hebt, zul je deze bladzijde wellicht verder overslaan. Maar als je juist deze twee dingen mist en je daarom zo dood-ongelukkig voelt...; dan zul je deze catechismusvraag nauwkeurig willen bezien.
Caspar Olevianus en Zacharias Ursinus zijn bezig om de leerling te brengen tot de geloofsontmoeting met Jezus Christus. Daarom gaan ze zijn belangstelling opwekken. Ze vertellen Wie Hij is en waarom Hij zo is. Ze vertellen, dat Hij een echt mens is, een zondeloos mens (zie vraag en antwoord 16). Ze vertellen ook, dat Hij echt God is. En het gevolg daarvan is nu, dat Hij ons de gerechtigheid kon verwerven en wedergeven. Verwerven betekent: verdienen of aanbrengen. Iets wat er niet is, heeft Hij er gebracht. Hij heeft gezorgd dat het er kwam. En Hij deed dit door Zijn zwaar lijden en sterven, waarover we in deze maand weer mogen preken en naar luisteren. Het woord `gerechtigheid' betekent nu: wetsgehoorzaamheid. Misschien denk je: dit zegt mij nog niets! Wat interesseert mij nu de gehoorzaamheid aan Gods Wet? Goed, het kan zijn, dat je dit nog niet belangrijk vindt, maar Jezus Christus vond het blijkbaar heel belangrijk, want Hij had het er wel voor over om in de grootste benauwdheid en angst der hel te verzinken om deze wetsgehoorzaamheid voor ons te kunnen verwerven/verdienen. Het gaat dan ook werkelijk niet over een onbetekenende zaak. Wie de gehoorzaamheid der Wet mist, kan niet zalig worden. Daarentegen: wie de gehoorzaamheid der Wet heeft, kan niet verloren gaan!
Hoe komen we aan die gehoorzaamheid? Heel eenvoudig door metterdaad de geboden van God op te volgen, te gehoorzamen, ernaar te luisteren. Als je precies doet, wat God van je vraagt, dan heb je wetsgehoorzaamheid. De rijke jongeling van Marcus 10 dacht dat hij de Wet helemaal had gedaan, dat hij dus wetsgehoorzaamheid of gerechtigheid had. Maar dat was een kapitale vergissing. Als er één ding aan ontbreekt, ontbreekt er alles aan. Net als een schip, dat maar een heel klein beetje lek is, toch lek is. Daarom moet je de Wet volkomen gehoorzamen. Wie lukt dit? Niemand! Alleen Christus heeft de Wet volkomen gehoorzaamd en Hij heeft de overtreding van Zijn volk gedragen en hun schuld betaald.
Nu heeft Christus door Zijn Godheid de macht om deze heerlijke gave ook uit te delen. Niet alleen heeft Hij door Zijn zwaar lijden en sterven deze heerlijke gave verdiend en ervoor gezorgd, dat ze er is, beschikbaar is; maar ook deelt Hij door Zijn opstanding uit de doden deze heerlijke gave uit. Hij geeft ze ons terug. Als we zeggen: terug..., dan veronderstelt dat, dat we ze eerder al gehad hebben. En dat is ook zo. Nee, niet bij onze geboorte, toen waren we ook al wetsovertreders. Ook toen hadden we geen wetsgehoorzaamheid, geen gerechtigheid. Maar wanneer dan wel? Toen we door God geschapen werden naar Zijn beeld en naar Zijn gelijkenis, dat is in ware gerechtigheid en heiligheid (zie antwoord 6). Toen hadden wij allen die volkomen wetsgehoorzaamheid. Nu zijn we die kwijt en Christus geeft die weer aan ons terug. Dat is ook zo met betrekking tot het leven. Christus wilde daarvoor de dood ingaan. Hij verwierf het leven, Hij verdiende het leven. Dat was niet nodig voor Zichzelf, maar dat was nodig voor Zijn volk. HijZelf had het leven al, Hij was de Vorst van het leven en kon dat leven nooit verliezen. Maar voor Zijn doodgevallen kinderen verdiende Hij het leven en Hij zorgde niet alleen dat het er weer kwam, maar als de Goede Herder deelt Hij dat eeuwige en heerlijke leven nu ook aan Zijn schapen mee. Zo staat het in Johannes 10 vers 10, waar Jezus zegt:
“Ik ben gekomen,
opdat zij het leven hebben
en overvloed hebben.”
Wat houdt dit leven in? De genieting van de volkomen liefde van God de Vader, van God de Zoon, van God de Heilige Geest. De volkomen liefde in de vergeving van al je zonden (zie bladzijde 14 van dit blad) en het herstel in Gods liefdevolle gunst en genade. Wil je een voorbeeld? De vader van die verloren zoon (Lucas 15) zegt: “Laat ons eten en vrolijk zijn,
want deze mijn zoon was dood
en is weder levend geworden;
hij was verloren
en is gevonden.”
Dat is pas echt leven: bij Vader Thuis komen, Vaders kus ontvangen, met Vader aan Tafel mogen zitten... Kijk, voor die tijd dacht die jongste zoon, dat het ware leven pas te vinden was in een ver land, los van zijn vader. Maar nu bemerkt hij, dat dit helemaal verkeerd is: het ware leven ligt in de nabijheid van zijn vader. Zo denken jongeren en ouderen steeds weer, dat de ware vreugde en het echt-blije leven gelegen is in het weglopen van God. Maar die opvatting blijkt een ontzettende vergissing te zijn: je krijgt hongersnood en gebrek (of nu, of eeuwig honger en gebrek in de buitenste duisternis en in het eeuwige vuur!) En het leven is alleen te vinden, waar Vader is, waar de vriendelijkheid en liefde van God in de vergeving van al je vuile zonden worden genoten... Heb jij er geen zin in? Dan wens ik je toe, dat je zo diep in de ellende komt, dat je tot jezelf komt (net als de verloren zoon bij de zwijnen) en dat je het niet langer kunt harden zonder je Vader, zonder het ware leven bij de Goede Herder, of: bij Vader aan Tafel!