De kerk, de dienst en de leer
Auteur: ds. W. Pieters
Van Overzee"
De Schrift
Samuel Bolton schrijft eerst over de Christelijke vrijheid naar aanleiding van Johannes 8 vers 36: "Indien dan de Zoon u vrijgemaakt zal hebben, zult gij waarlijk vrij zijn."
Nadat Christus de joden hun tegenwoordige zondige situatie had bekendgemaakt, gaat Hij hen verder vertellen wat hun toekomstige lot zal zijn: zij zullen uit het huis worden geworpen. Ook stelt Hij hen de weg voor om dit te voorkomen, namelijk zich te spannen om vrij te worden. Vervolgens stelt Hij het middel voor om deze vrijheid te verkrijgen, namelijk in de Zoon. Hoewel het een moeilijke zaak is, toch kan de Zoon het bewerken.
We zien dus dat er een ware en werkelijke vrijheid is, die Christus heeft verworven, en waarin Hij alle ware gelovigen heeft gebracht.
Deze vrijheid is niet politiek - verlossing van de Romeinen. Ook is ze niet zondig, waar de apostel over schrijft in Galaten 5 vers 13: "Gij zijt tot vrijheid geroepen, broeders, alleen gebruik de vrijheid niet tot een oorzaak voor het vlees." Dus niet als een gelegenheid om te zondigen. Het is een vreselijke zaak wanneer men Gods genade omdraait in losbandigheid. Over zulke mensen heeft Judas het in zijn brief, vers 4: "Er zijn sommige mensen ingeslopen, die eertijds tot dit oordeel te voren opgeschreven zijn, goddelozen, die de genade van onze God veranderen in ontuchtigheid." Misschien redeneerden zij als volgt: 'Laten wij overvloedig zijn in zonde, want God is overvloedig geweest in genade' (Romeinen 6). Dit is een vreselijke redenering, niet van een kind van God. Over dezelfde soort mensen heeft Petrus het in I Petrus 2 vers 16: "Als vrijen, en niet de vrijheid hebbende als een deksel der boosheid", dat is als een voorwendsel om te zondigen, "maar als dienstknechten van God."
Het is slecht te zondigen, maar slechter om het te bedekken, en nog veel slechter om het met de Christelijke vrijheid te bedekken. Dat is uiterst verdoemeniswaardig. Het is een vreselijke zonde om godsdienst / Gods waarheid / duurbetaalde Christelijke vrijheid als een voorwendsel te gebruiken om te zondigen.
Maar over deze zondige vrijheid heeft Christus het hier niet. Dit is juist slavernij, geen vrijheid.
Bedoeld is een geestelijke en hemelse vrijheid; een vrijheid die door Christus is verworven, in het Evangelie wordt geopenbaard en aan Gods heiligen wordt meegedeeld als de grote bruidsschat van Christus voor Zijn Kerk en Bruid. Twee grote zaken heeft Christus in de handen van Zijn Kerk toevertrouwd: Christelijk geloof en Christelijke vrijheid.
De Kerk
Aartsbisschop James Sharp is net zo geslepen als zijn naam betekent (Scherp). Lange tijd weet hij medestanders en tegenstanders te vriend te houden. Maar uiteindelijk wordt duidelijk wie hij is: hij verraadt zijn broeders en verkoopt de kerk van Christus in Schotland voor een bisschopstitel.
Zijn beste vriend, een godzalige predikant, die lang probeert te geloven dat James oprecht is, doorziet uiteindelijk zijn eigenlijke bedoeling: Sharp wil een voornaam mens zijn. Ze nemen afscheid, en bij de deur zegt dominee Douglas: 'Sharp, jij zult aartsbisschop van St. Andrews worden. Neem het met de vloek van God erbij!'
James Sharp verandert niet alleen van overtuiging, maar nu hij aartsbisschop is, doet hij - als een bloeddorstige wolf - meer dan achttien jaren lang er alles aan om zijn voormalige vrienden, de Covenanters te vervolgen. Hij behoort tot hun felste vervolgers ...! Hij richt een kerkelijke rechtbank op die werkt als de roomse inquisitie en waardoor het lijden van de vervolgde 'Slachtschaepkens Christi' aanmerkelijk wordt verzwaard: gevangenissen raken overvol, martelingen vinden aan de lopende band plaats, en veel brandstapels roken. Zelfs de lijken van terechtgestelde Covenanters kan hij niet met rust laten. En toch - toch breidt deze bloedig vervolgde kerk van Schotland zich gestaag uit.
Hoe loopt het met deze huichelaar en vervolger af? Hij sterft geen gewone dood. Het is hem jaren geleden al voorspeld; en nog zeer kort voor zijn dood hoort hij dat ook een andere predikant zegt dat zijn dood zeer plotseling, verbazend en bloedig zal zijn.
Twaalf Covenanters zijn bijeen in een onherbergzaam moerasgebied, waar de aartsbisschop langs moet op weg naar huis. Zij hebben hier geen weet van, maar wanneer onverwachts blijkt dat de bloeddorstige vervolger van Gods kerk in aantocht is, beramen ze het plan om hem te doden. Ze sommeren de koetsier van de aartsbisschoppelijke koets te stoppen en bevelen Sharp uit te stappen. Daar sterft de hoogmoedige verrader een gruwelijke dood; precies zoals twee knechten van God hem hebben gezegd!
De daders worden niet gepakt. Daarom worden - als wraak - willekeurig vijf onschuldige Covenanters op de plaats van de moord opgehangen. Ze gaan met een vreugdezang op hun lippen de dood in. De eerste die onschuldig ter dood wordt gebracht, schoenmaker Thomas Brown, getuigt op de ladder: als iedere haar van mijn hoofd een mens zou zijn en iedere druppel bloed een leven, zou ik ze alle hartelijk overgeven voor Christus en voor de zaak van 'The Covenant'.
De Leer
Het hoofdstuk dat we nu overdenken van het boek 'Merg der godgeleerdheid' van professor Amesius, gaat over het besluit en de raad van God.
1.Het besluit van God is Zijn vaste beslissing waardoor Hij alle dingen uitwerkt door Zijn almachtige kracht overeenkomstig Zijn raad (Efeziërs 1 vers 11: "Die alle dingen werkt naar de raad van Zijn wil").
2.Gods onveranderlijkheid, waarachtigheid en betrouwbaarheid worden in Zijn besluiten openbaar.
3.Onveranderlijkheid wordt hierin zichtbaar, dat Gods besluit altijd hetzelfde blijft (Numeri 23 vers 19 & Spreuken 19 vers 21: "God is geen man, dat Hij liegen zou, noch een mensenkind, dat het Hem berouwen zou"; "De raad des HEEREN, die zal bestaan").
4.Waarachtigheid wordt hierin getoond dat God alleen verklaart wat Hij heeft besloten (Jeremia 10 vers 10 & Romeinen 3 vers 4: "De HEERE God is de Waarheid"; "God zij waarachtig, maar alle mens leugenachtig"). Hoewel Zijn woorden bij sommige gelegenheden anders schijnen te luiden, stemt hun bedoeling toch altijd met Zijn besluit overeen.
5.Betrouwbaarheid wordt hierin getoond dat Hij alles volvoert wat Hij heeft besloten, en precies zoals Hij het heeft besloten (Jesaja 46 vers 10: "Mijn raad zal bestaan, en Ik zal al Mijn welbehagen doen").
6.Elk besluit van God is eeuwig (Handelingen 15 vers 18 & I Korinthiërs 2 vers 7: "Gode zijn al Zijn werken van eeuwigheid bekend"; "Wij spreken de wijsheid Gods, in verborgenheid, die bedekt was, welke God te voren verordineerd heeft tot heerlijkheid van ons, eer de wereld was").
7.Zijn besluiten veronderstellen beraadslaging (Handelingen 4 vers 28: "Om te doen al wat Uw hand en Uw raad te voren bepaald had, dat geschieden zou").
8.De raad van God is als het ware Zijn overleg over de beste manier om uit te voeren wat al door Zijn verstand en wil was goedgekeurd.
10.Raad wordt aan God toegeschreven vanwege Zijn volmaakte oordeel, waardoor Hij alle dingen weloverwogen doet; dat is: met wil en verstand, niet als een resultaat van onderzoek zoals mensen tot een oordeel komen. Want God ziet en wil alles direct. Zijn raad is dus Zijn overleg.
11.In de volmaaktheid van Zijn raad zijn het doel dat wordt voorgesteld, en de instemming van de wil.
12.Het doel van de beraadslaging is de glorie van God Zelf, dat is: de goedheid en volmaaktheid van God, openbaar komend in Zijn kracht en doorstralend in Zijn werken (Efeziërs 1 vers 6: "Tot lofprijs van de heerlijkheid van Zijn genade").
De Dienst
De ambtelijke dienst zelf levert bemoediging en nut op, ja loon, schrijft Charles Bridges.
Al zijn we slechts instrumenten in de hand van de almachtige God, toch is ons loon zo rijk alsof al de eer van het werk voor onszelf was. Hieruit blijkt dat het loon in de Christelijke dienst alleen uit genade is en niet uit verdienste; de gift van vrije and soevereine genade, geheel en al los van 's mensen waardigheid. Want die zou - als we daar iets op wilden gronden - ons niet tot Gods gunst verheffen, maar in plaats daarvan met schaamte en eeuwigdurende verachting overdekken!
Al is het dan waar dat wij worden geroepen tot een moeilijke en veeleisende dienst, toch hebben we overvloedig reden om tevreden te zijn met de ondersteunende hulp en troost die in elke nood beschikbaar is. Alles kan inderdaad worden ondergebracht in deze enkele belofte: "Zie, Ik ben met u al de dagen tot aan het einde der wereld." Een dienaar van het Woord merkte eens op: 'Zijn knechten hebben alle eeuwen recht op deze schat, niet alleen in de eerste eeuw. Houd uw geest', zo voegt hij ertoe, 'gelovig opmerkzaam op dit "al de dagen".'
"Zie, Ik ben met u" om u bekwaam en vruchtbaar te maken in alle werk waartoe Ik u roep. "Zie, Ik ben met u", om u te troosten door Mijn aanwezigheid en Geest, wanneer uw harten bedroefd zijn. "Zie, Ik ben met u", om u te verdedigen en te sterken in alle beproevingen, al laten alle mensen u in de steek.
Zolang Hij u bijstaat, kan er geen goede reden zijn tot vrees of bezwijken. U hebt geen andere bemoediging nodig. Deze zal u nooit ontbreken, als u trouw blijft. En op grond hiervan mag u concluderen: "De Heere zal mij verlossen van alle boos werk, en bewaren tot Zijn hemels Koninkrijk."
Zo bemoedigt elke beschouwing van ons ambt ons tot groeiende inspanning en toewijding, zodat wij in het midden van veel pijnlijke oefeningen van geloof en geduld, God kunnen danken en moed scheppen. Niemand van hen die zich eenvoudig hebben gewijd aan deze dienst, zal aarzelen om te onderschrijven: 'Ondanks al mijn ontmoediging en zondige moedeloosheid kan ik geen werk bedenken dat zo de moeite waard is om te worden gedaan, dan dit werk. Had ik duizend levens, ik zou ze gewillig hierin besteden; en had ik evenveel zonen, ik zou ze blij daaraan wijden.'