Des HEEREN Lof, Guido de Brès (1)
Auteur: ds. W. Pieters
De kerkgeschiedenis gaat verder. Ook in Nederland. Ten tijde van Johannes à Lasco woonde en werkte hier Guido de Brès. ‘Hier’ is niet in de Noordelijke Nederlanden, maar in wat tegenwoordig België heet, maar wat toen wel bij ons land hoorde. Over hem zal het nu gaan:
Ernstig bidt moeder De Brès tot de ‘heilige maagd’ Maria om bescherming. Er is tegenwoordig zoveel loos. Een monnik waarschuwde zo-even dringend tegen de dwaalleer van Maarten Luther. Diep is moeder De Brès onder de indruk. En niet alleen bidt ze om bescherming tegen zoveel dwalingen, maar ze bidt ook dat het kind dat ze nu onder haar hart draagt, later nét zo’n ernstige en trouwe prediker mag worden als de monnik van net. Je begrijpt dat moeder De Brès nog gevangen zit in het afgodische bijgeloof van de roomse kerk. Toch is er ook in de Zuidelijke Nederlanden al een gerucht gekomen van dwalingen en ‘ketterse’ ideeën van een monnik uit Wittenberg. Deze monnik heeft allerlei boekjes geschreven over de Bijbel en over de misstanden in de ‘heilige moederkerk’. Deze boekjes worden bij duizenden gedrukt en verspreid; en ook in het stadje Bergen (tegenwoordig Mons genoemd) worden ze gretig gelezen. Daarom waarschuwen monniken en priesters ertegen. Ze maken de mensen bang dat ze door de dwaalleer besmet kunnen worden en dan voor eeuwig verdoemd zullen worden. Wanneer moeder De Brès als trouwe dochter van de heilige ‘rooms-katholieke’ kerk zo bidt, kan ze niet vermoeden dat de Heere haar gebed heel anders verhoort, dan ze bedoelt. Ze krijgt een zoon, Guido, die een ernstige prediker zal worden en voor zeer velen in ons Vaderland tot zegen zal zijn. Maar het is niet tot opbouw van de roomse kerk. Nee, hij zal in Gods hand een breker van de roomse kerk zijn en een uitnemend middel om de hervormde kerk in Nederland te planten en te bouwen. Guido de Brès is eigenlijk een tamelijk onbekende predikant. Maar omdat hij de Nederlandse Geloofsbelijdenis heeft opgesteld, daarom is hij heel bekend, tot op deze dag toe.
Guido’s jeugd
In 1522 wordt Guido de Brès in Bergen geboren. Hij wordt glasschilder, in die tijd een aanzienlijk vak. Als jongen is hij ─ gehoorzaam aan zijn streng-godsdienstige moeder ─ een ‘trouwe zoon van de heilige moederkerk’. Maar door omstandigheden krijgt Guido het ware Evangelie onder ogen en zonder ophouden leest hij erin. Daardoor gaan zijn ogen open voor de dwalingen en het verderf van de roomse kerk. En zo ontwaakt in de jongen het verlangen om meer van de Reformatie te weten te komen. Al heel wat van deze boeken zijn gedrukt en ook in de woonplaats van Guido zijn ze te koop. Ook doet Guido zijn best om predikers van de ‘nije leer’ te gaan horen. Dat mag wel niet, maar in het geheim kan het toch: op vlieringen, in schuren, in kelders, in bossen. Ergens tussen zijn achttiende en 25ste levensjaar wordt hij gebracht tot de zaligmakende kennis van Gods Woord. Hij vertelt er verder niets over, maar uit zijn leven en geschriften kunnen wij de vrucht zien; een vrucht van de waarachtige bekering!
Guido wordt predikant
In 1548 vlucht hij naar Engeland. Waarom? Omdat keizer Karel V de leer der Heilige Schrift verbiedt. Hij laat allen vervolgen die de Bijbel lezen en die de dwalingen van de roomse kerk niet meer geloven. Vele duizenden worden er in Nederland en België gedood. Ze worden levend begraven, onthoofd of opgehangen. Daarom vluchten vele christenen naar het buitenland, onder andere naar Engeland, waar Edward VI koning is. Hij is godzalig. In Londen is een grote vluchtelingengemeente. Daar mag Guido onderwijs ontvangen, niet alleen voor zijn hart en ziel, maar ook voor zijn verstand. Hij wordt opgeleid tot predikant. Nu trekt zijn hart sterk naar zijn vaderland en binnen korte tijd keert hij dan ook terug. Soms spreekt hij een eenvoudig woord voor maar een klein groepje, in het verborgen. Soms mag hij ook voor vele honderden het Woord van God bedienen, diep in bijna ondoordringbare bossen bij de zuid-Belgische stad Rijssel / Lille. Ook dat is in het geheim. Om te preken trekt hij van plaats tot plaats, overal waar maar groepjes calvinisten zijn. Het gebed van zijn moeder, toen ze van hem in verwachting was, wordt verhoord. Hij is een vurig prediker tegen alle dwalingen en voor de Waarheid. Hij mag nu in Gods hand dienen als middel om de verdrukte Kerk des Heeren te bouwen. Voor velen van Gods kinderen is hij tot onderwijs en troost. Voor veel nieuwsgierigen is hij een middel tot zaligheid. Ook waarschuwt dominee De Brès tegen de sekte van de wederdopers. Met een moeilijk woord noemen wij ze ook wel ‘anabaptisten’. Deze mensen verwerpen de kinderdoop en zijn opstandig tegen het wettige gezag. Dominee De Brès ziet het grote gevaar van deze sekte en daarom waarschuwt hij ertegen. Later zal hij een dik boek tegen hen schrijven. Twee jaar voor zijn dood komt het uit. Daarin weerlegt hij alle dwalingen van de wederdopers, in het bijzonder wel de dwaling om tegen de kinderdoop te zijn.