De plaats van de Bijbel in jouw leven
Auteur: ds. W. Pieters
Om de Bijbel een plaats te kunnen geven, moeten wij weten wat de Bijbel is. Een heel belangrijk middel om tot een rechte bevatting van de Bijbel te komen is - en ik wens je toe dat dit ook voor jullie allemaal zo mag zijn - je eigen moeder en vader. Die hebben het begin gelegd van het eerbied hebben voor Gods Woord. Wanneer je tenminste opgevoed bent in een gezin dat eerbied heeft voor Gods Woord.
En dan zou het groot zijn als zij vanuit een persoonlijk, waar geloof die eerbied mogen hebben voor Gods Woord. Maar ook zonder dat: zij hebben toch op de een of andere manier, hoe gering en gebrekkig ook, jullie geleerd om de Bijbel te zien als het onfeilbare en gezaghebbende Woord van God. Wat een voorrecht!
Ik weet, als je opgroeit, ontgroei je misschien voor een deel, of zelfs helemaal, het milieu waarin je opgegroeid bent. Je ouders zijn misschien maar eenvoudige handwerkslieden. Je moeder heeft bijvoorbeeld nog nooit iets over politiek en maatschappij enzovoort gelezen en begrijpt jou niet, als je over de wereld om ons heen praat. Maar waardeer je moeder, wanneer zij je heeft geleerd om eenvoudig een gebedje te zeggen. Ik weet wel: dat alles is niet zaligmakend, maar het is toch ook niet onbelangrijk. Waardeer de juffrouw op de kleuterschool, die zo in alle gebrek en misschien zelfs wel met een stuk oppervlakkigheid, tóch de geschiedenis van de Bijbel begon te vertellen. En waardeer zo wat tóch als een middel in Gods hand is geweest om die Bijbel te leren lezen zoals ze gelezen moet worden.
Want voor zover het misschien deze of gene is overkomen dat hij of zij in een milieu is opgegroeid waar Schrift-kritiek gemeengoed is, dan zal je ook hebben gemerkt dat het een grote belemmering is om de Bijbel te lezen met de eerbied die de Bijbel van ons vraagt.
En wat is het een voorrecht, boven zoveel miljoenen, én in Nederland én daarbuiten, wanneer wij zo zijn opgevoed! Dan hebben wij tenminste enigszins begrip ervoor dat de Bijbel niet een mensenboek is en ook niet een boek, zoals door verschillende theologen (Kuitert, Berkhof) wordt aangeduid, `een boek over God', of als een boek waarin maar íets van God is ...; máár als de zelfopenbaring van de Drie-enige God. En wat is het een voorrecht als je het nu, mede door de opvoeding, maar toch niet alleen door de opvoeding persoonlijk mag beamen.
`God kan duizend vragen doen, waarop zij die met Hem twisten en Zijn handelingen afkeuren, geen antwoord kunnen geven. God kan ons duizend overtredingen ten laste leggen en wij kunnen Hem niet zo antwoorden, dat wij de beschuldigingen afwijzen als ongegrond, maar door ons stilzwijgen moeten wij de belijdenis afleggen dat die beschuldigingen waar zijn. Geen enkele ervan kunnen wij ontkennen en er ons onschuldig aan noemen.'
`U kunt van het begin der wereld tot op deze dag geen enkel voorbeeld aanhalen van een brutale zondaar, die zich tegen God verhard heeft en hardnekkig volhard heeft in zijn opstand tegen Hem, en die niet heeft bevonden dat God hem te sterk was en hem zijn dwaasheid duur heeft laten betalen. Zij hebben geen voorspoed of vrede gehad, geen vertroosting, geen geluk. Al de tegenstand, die tegen God geboden wordt, is slechts als het stellen van distelen en doornen voor een verterend vuur, zo dwaas, zo vruchteloos is deze poging. Goddeloze mensen verharden zich tegen God, betwisten Zijn wijsheid, zij zijn ongehoorzaam aan Zijn wetten, hebben geen berouw over hun zonden, zijn onverbeterlijk onder hun beproevingen; zij verwerpen de aanbiedingen van Zijn genade, weerstaan het twisten van Zijn Geest, geven niets om Zijn bedreigingen, en staan Zijn belangen tegen in de wereld ...; maar zijn zij voorspoedig geweest? Kunnen zij voorspoedig zijn? Neen, zij vergaderen zich slechts toorn in de dag des toorns. Het is de grootste waanzin om te denken dat wij tegen God kunnen strijden, tegen een God van oneindige wijsheid en macht, Die alles weet en alles kan, Die in verstand niet overtroffen kan worden en Die door kracht niet overwonnen kan worden.'
`God handelt met onbetwistbare vrijmacht. Hij ontneemt ons de dingen die aangenaam zijn voor het menselijk leven, alles waarop wij steunen, wanneer het Hem behaagt; ontneemt ons gezondheid en bezittingen, bloedverwanten en vrienden, ja zelfs het leven. De Heere neemt, wie zal Hem hinderen? Wie zal er Hem van afbrengen, wie zal Zijn raadsbesluit veranderen? Wie kan Hem weerstaan, of Zijn werkingen tegengaan? Wie kan er Hem in bedwingen, of er Hem ter verantwoording voor roepen? Wie zal tot Hem zeggen: Wat doet gij? Of waarom doet Gij zo? God is niet verplicht ons een reden te geven van hetgeen Hij doet. Wij kennen de bedoeling niet van Zijn handelingen; het zal vroeg genoeg wezen om die hiernamaals te kennen, wanneer het zal blijken, dat hetgeen nu door een koninklijk kroonrecht schijnt te geschieden, in oneindige wijsheid en ons ten goede is geschied.'
Voordat ik nu verder vanuit bepaalde Bijbelse gegevens daarover met jullie wil nadenken, eerst een vraag: weten wij iets van dat persoonlijke getuigenis? Is er iets van dat gezag van de Schrift in ons leven gekomen? Is er iets gekomen van het wonder waar Paulus over schrijft in II Thessalonicenzen 2 vers 10, dat daar is "de liefde voor de waarheid", dat daar is de liefde tot dat Woord dat niet Mozes tot schrijver heeft of Jesaja, Johannes of Paulus, maar God Zelf, door Zijn Heilige Geest, onfeilbaar?
Zeker, daar zijn veel vragen bij te stellen: hoe kan ik het zeker weten, dat wat ik als eerbied voor het Woord heb meegekregen via mijn opvoeding, nu ook niet los is van dat inwendige getuigenis van de Heilige Geest? Het is vaak zo in elkaar overgevloeid. Het is lang niet altijd helder te onderscheiden, het is niet altijd indrukwekkend of opzienbarend geweest. En toch, er is meer dan alleen van je ouders. Wanneer het alleen van je ouders is, alleen door de opvoeding, alleen door de dominee, dan is het zeker te kort en zal je ook ten diepste niets ervan verstaan wat in de Nederlandse Geloofsbelijdenis over de Bijbel wordt beleden en ook niet wat in de Drie Formulieren van Enigheid in totaal uit de Bijbel wordt beleden.
Daarom dus nu die vraag: ken jij, ken ik, dat inwendige getuigenis van de Heilige Geest in ons hart?
Van het allergrootste belang voor ons allen is, wat de dichter van Psalm 1 ons leert: Welgelukzalig, ècht gelukkig, echt een gezegend mens ben jij, ook in jouw leven, wanneer jouw lust is in des HEEREN wet. En dan niet zoals Saulus van Tarsen, die als farizeeër aan de voeten van Gamaliël op zijn manier ook lust had in des HEEREN wet (je mag zeker veronderstellen dat een mens van nature dat best wel kan hebben). Maar dat is een soort lust in des HEEREN wet die uiteindelijk bedoelt om onszelf omhoog te steken. Maar als het van God is, werkt het Woord vernedering, ootmoed.
Ben jij een ootmoedig mens geworden door het lezen van Gods Woord? Heb je lust in Gods wet? Niet om daarmee met de rijke jongeling te denken: wat goed van mij dat ik dat allemaal heb gedaan. Nee, het heeft ootmoed gewerkt, het heeft jou ontdekt aan wie je bent. Een goede plaats voor de Bijbel in je persoonlijke leven begint daar!